Nieuws De positie en rol van steden binnen institutionele verhoudingen verschuiven. In mei publiceerde het kenniscentrum LSE Cities (London School of Economics) twee essays over het besturen van grootstedelijke gebieden. Jon Pierre verkent drie trends die van invloed zijn op de sturing van en besluitvorming over steden in de EU. Mee Kam Ng plaatst de grootschalige verstedelijking van China in historisch perspectief.
De strikte scheiding tussen centrale en decentrale overheden in EU-landen maakt langzaam maar zeker plaats voor institutionele afspraken die het resultaat zijn van overleg op verschillende niveaus en die door de context zijn bepaald, schrijft Pierre in Urban Governance in Europe: Competition, Self-reliance, and Innovation. Juridische kaders en landsgrenzen worden van minder groot belang.
Jon Pierre onderscheidt drie krachten die de sturing van en besluitvorming over steden in hoge mate bepalen: onderlinge concurrentie, toenemende economische zelfredzaamheid en innovatie binnen de domeinen bestuur en dienstverlening.
EU-steden doen het zelf
De inzet van nationale overheden in de jaren ’80 en ’90 op stedelijk concurrentievermogen en economische onafhankelijkheid, en de toename van internationale concurrentie hebben geleid tot een ongelijke ontwikkeling onder steden. Als gevolg van het doorschuiven van financiële verantwoordelijkheid voor openbare diensten van nationaal belang naar het lokaal bestuur, zonder bijgaande compensatie door de nationale overheid, zijn sommige grotere steden en grootstedelijke regio’s gaan innoveren en internationaliseren. Er zijn nieuwe vormen van samenwerking ontstaan tussen de lokale overheid en maatschappelijke partners en het bedrijfsleven om de openbare dienstverlening op peil te houden.
Lokale overheden en hun partners zijn over de grens gaan zoeken naar vruchtbare samenwerking. Steden zijn zich internationaal gaan oriënteren en profileren. De EU biedt steden mogelijkheden om fondsen te generen en kennis uit te wisselen. Of zij hier gebruik van maken is aan hen. Moderne grote steden in de EU zijn door deze ontwikkelingen sterker naar buiten gericht, werken samen op alle maatschappelijke niveaus en stellen zich ondernemend op. Tegelijkertijd zijn er grote verschillen tussen steden onderling; er zijn er ook die hier niet in slagen. Op regionaal niveau zijn steden partners in programmatisch gedreven samenwerkingsverbanden met een breed speelveld; dit maakt besluitvorming over een specifiek thema op verschillende niveaus mogelijk. Niet de institutionele positie of de nationaliteit maar de gedeelde belangen zijn tegenwoordig relevant, schrijft Pierre.
Verstedelijkt China uit balans
In Governing China’s ‘Urban Revolution’ herleidt Mee Kam Ng het zich in China ontvouwend stedelijk drama tot een aantal bestuurlijke-economische omwentelingen. De symbiotische relatie tussen een grotendeels zelfvoorzienende agrarische economie en de steden is al gedurende twee eeuwen aan desintegratie onderhevig. De 20ste-eeuwse door de Communistische Partij gevoerde planeconomie creëerde tot 1978 in feite twee China’s: een stedelijk China met basisvoorzieningen van staatswege en een gecollectiviseerd ruraal China dat ontwikkeling ondersteunde maar ook aan zijn lot werd overgelaten. In 1978 zette Deng Xiaoping de deur open voor buitenlandse bedrijven en investeringen om een vastgelopen economie vlot te trekken. Gezag werd naar lokaal bestuur overgeheveld, tegelijkertijd bleven partijkaders op de verschillende bestuurslagen politiek bepalend.
In de jaren ‘80 werd ingezet op verstedelijking, migratie van het platteland naar de stad en stedelijke hervormingen om economische groei te stimuleren. Woningbouw werd onderwerp van (internationale) marktwerking. Lokaal bestuur werd eigenaar van stedelijke grond en verantwoordelijk voor de ontwikkeling ervan en kreeg zeggenschap over het gebruik van landelijk gebieden. Stadsbesturen vormden dientengevolge hun eigen economische agenda’s en werden onderling concurrerend. Landbouwgronden werden in hoog tempo geürbaniseerd, zonder centrale planning. Om ongebreidelde industriële en stedelijke ontwikkeling in te tomen, werd landbeheer in 1998 weer deels gecentraliseerd. Niettemin zette de verstedelijking rücksichtslos door, ten koste van agrarische gemeenschappen. Om de gevolgen hiervan en van ongezonde stedelijke concurrentie te keren, zoals structurele onteigeningsproblematiek, verslechtering van het milieu en hoge druk op grondstoffen, werd in het afgelopen decennium een bestuurlijke hervorming doorgevoerd waardoor steden bij provinciale besturen moeten aankloppen en werd nationaal beleid voor ruimtelijke ontwikkeling gevormd. De stedelijke gemeenschap kan intussen niet meer rekenen op voorzieningen van wieg tot graf en is, mede door migratie, sociaal gedifferentieerder geworden. Stedelijk groei komt niet ten bate van de gehele stedelijke gemeenschap, waardoor veel steden kampen met armoede en sociale tegenstellingen. In ecologisch opzicht is verstedelijkend China een ramp. Een en ander heeft geleid tot een enorme aanwas van NGO’s, die op allerlei aspecten maatschappelijke diensten verlenen. De hoge mate van differentiatie van de huidige stadsbevolking, besluit Mee Kam Ng, maakt planning en duurzame gemeenschapsvorming lastig zo niet onmogelijk. Er valt dus een lange weg te gaan voordat stedelijk China ruimtelijk maatschappelijk en sociaaleconomisch in balans is.
Foto bovenaan: Ragnhild Pedersen Foss
Lees verder:
Cover: ‘2015.06.11_Stedelijke governance in de EU en China: zelf sturen en bijsturen_cover en thumbnail’