sloop bijlmerflat | wikimedia commons door Maurits90 (bron: Wikimedia Commons)

Kies voor organische aanpak bij 'herexamen' stedelijke vernieuwing

16 maart 2020

6 minuten

Analyse Veel gemeenten halen sinds de crisis oude masterplannen van stal. Waarom niet een gedeeld eigenaarschap in wijk en stad organiseren en een meer ontspannen organische aanpak kiezen, stelt Frans Soeterbroek, specialist 'Samen stad maken'.

Een van de leukere opdrachten die ik momenteel doe is het zijn van ‘kritische vriend’ van de stedelijke vernieuwing in Almere. Een blik van buiten bieden op de aanpak van de stedelijke vernieuwing zonder zelf daarin een actieve rol te hebben. Dapper van de gemeente om zich daarin kwetsbaar op te stellen. Ik denk met 2 andere kritische vrienden mee met de verantwoordelijke wethouder en haar ambtenaren over de aanpak in Almere Haven en Buiten. Naast het reageren op dingen die me opvallen en het geven van praktische adviezen vat ik mijn rol ook zo op dat ik zoek naar blinde vlekken in de onderliggende vernieuwingsfilosofie. Het geeft me ook de kans om mijn eigen benadering van maatschappelijke gebiedsontwikkeling te testen aan de praktijk aldaar en dat af te zetten tegen wat ik elders tegenkom. 

Hoewel in alle steden iedereen roept dat elke situatie uniek is en maatwerk vereist zie ik een logica in de Nederlandse herstructureringspraktijk die zo dominant is dat die overal de toon zet en alternatieve benaderingen wegdrukt. Ik wil daarom even een vergrootglas zetten op wat ik als blinde vlek in de stedelijke vernieuwing zie. Dit om lokaal een betere mix van benaderingen te vinden. Een belangrijke zaak omdat dit is waar we in de steden het meeste mee te maken hebben en krijgen: een permanent proces van vernieuwing en herstructurering in de bestaande wijken.

Het gangbare verhaal van stedelijke vernieuwing

Ik ga het nu even niet specifiek over Almere hebben (bij een goede vriend past ook discretie), maar wel over wat me in Nederlandse steden opvalt aan het dominante paradigma voor stedelijke vernieuwing. Ik zie een duidelijke rode lijn in de meeste verhalen die een variant zijn op de volgende tekst:

“De wijk is aan een revitalisering toe. Een eenzijdige woningvoorraad, achterstallig onderhoud, winkelleegstand, te weinig groen en te sterke gerichtheid op automobiliteit zetten de leefbaarheid van de wijk onder druk. We combineren de herstructurering met een aantal grote opgaven waar voor staan : woningbouw en verdichting, gezond leven, klimaatadaptatie en verduurzaming. We zetten er op in meer bewoners en bezoekers met een koopkrachtige vraag naar de wijk trekken. Dat is nodig omdat de draagkracht onder voorzieningen in de wijk onder druk staat: winkelleegstand, te weinig leerlingen voor scholen en tegenvallende exploitatie van de sporthal en culturele instellingen. Met het vergroten van de aantrekkingskracht voor die groep realiseren we ook een betere mix van leefstijlen in de wijk. Door verdichting, beperkte sloop en bouwen van koop en middeldure huur gaan we deze opgave realiseren. De verduurzaming van de woningvoorraad en een klimaatbestendige openbare ruimte koppelen we daaraan.Voor deze grote opgaven gaan we een partnerschap aan met corporaties en met de grond- en vastgoedeigenaren en betrekken we ook de grote instellingen (onderwijs, zorg, welzijn, cultuur) in de wijk. Bewoners krijgen de kans om hierbij ook hun inbreng te hebben en met hen zullen we ook plannen ontwikkelen voor de inrichting van de openbare ruimte.”

Herkenbaar? Vast wel, en de conclusie kan dan al snel getrokken worden dat veel steden voor vergelijkbare opgaven staan. Maar er zijn ook twee andere conclusies mogelijk: er valt nog wel wat te winnen aan maatwerk in dialoog met direct belanghebbenden waardoor plannen meer een lokale inkleuring krijgen. En er lijkt sprake van een bepaald paradigma van stedelijke vernieuwing dat zo dominant is dat het overal zijn stempel drukt. Dat paradigma is in 3 principes te vatten: planmatig of programmatisch denken en handelen (‘het integrale gebiedsprogramma’), een sterke focus op investeringen in fysieke ingrepen bekeken door een financieel-economische bril (‘de businesscases’, ‘de grondexploitatie’, ‘woningen voor de koopkrachtige bewoner’) en een top-down benadering van de leefbare wijk (‘door de strategische partners voor de bewoners’). Ik noem dat voor het gemak stedelijke vernieuwing als investeringsprogramma.  

Maatschappelijke gebiedsontwikkeling als alternatief 

Het contrast hiervan is organisch denken en handelen (‘open proces’, ‘de geleidelijke ontwikkeling’), een sterke focus op het realiseren van publieke/maatschappelijke waarde(n)  (‘meervoudige waardecreatie’) en een participatief-democratische blik op het vernieuwingsproces (‘met en door de bewoners’).  Ik vat dit trio samen onder de naam maatschappelijke gebiedsontwikkeling. 

Een organische aanpak past bij het meebewegen met de dynamiek van wijk en stad: er wordt waarde gecreëerd door te bouwen op de kracht die er al is

Voor mij hangen de 3 bouwstenen van beide benaderingen ook zo samen dat ik ze zie als verschillende paradigma’s. De programmatische aanpak maakt de planvorming onverbiddelijk een terrein van strategische partners met investeringskracht, steunt vooral op een proces van rekenen en tekenen en doet vooral dromen over een ideaal waar wijk en stad niet aan beantwoorden (‘een betere mix van bewoners’, ‘de gerevitaliseerde wijk’). Daarentegen past een organische aanpak bij het meebewegen met de dynamiek van wijk en stad: er wordt waarde gecreëerd door te bouwen op de kracht die er al en is en dan kom je al snel uit bij zeggenschap voor bewoners hierover.

Een aantal jaren heeft lector gebiedsontwikkeling Gert-Joost Peek beide paradigma’s uitgewerkt als twee volwaardige tegenhangers onder de noemer veranderstad. Het verbaast me dat eigenlijk nooit die tweede benadering van maatschappelijke gebiedsontwikkeling (Peek noemt het collectieve gebiedsontwikkeling) serieus als alternatief voor de programmatische wordt onderzocht. Ze verschijnt in de praktijk vooral als bescheiden en pragmatische aanvulling op de eerste onder noemers als ‘ruimte voor bewonersinitiatief’, laaghangend fruit’, ‘we timmeren niet alles dicht’ en ‘tijdelijk gebruik’.

Wat hebben we geleerd van de crisis?

En dat terwijl er wel degelijk op veel plekken goed nagedacht is over, en ervaring opgedaan is met deze meer organische en democratische benadering. Ik kom het tegen onder noemers als incrementele, bottom-up, collectieve of open stadsontwikkeling. Internationaal is het in opkomst onder noemers als  ‘collaborative city’, ‘urban governance’, ‘community wealth building’  , slow urbanism en ‘the massive small’ (grote omslagen bereiken via veel kleine ingrepen). Een illustratie van het feit dat hier nog veel te weinig mee wordt gedaan in onze steden: een consortium van onderzoeks- en onderwijsinstellingen onderzoekt al jaren hoe de open organische aanpak met veel ruimte voor bewonersinitiatief die in de crisisjaren opgeld deed doordringt in de filosofie van stedelijke ontwikkeling. Deze tussenrapportage maakt helder dat dat eigenlijk niet gebeurt en de logica van de klassieke stadsontwikkeling het weer genadeloos overneemt. Reden temeer om scherp te stellen op de kansen die die alternatieve benadering biedt. Voor de overzichtelijkheid zet ik beide benaderingen even in een schema.

soeterbroek schema vernieuwing

‘soeterbroek schema vernieuwing’


Stedelijke vernieuwing als herexamen

Mijn advies aan gemeenten die aan de slag gaan met stedelijke vernieuwing: denk goed na over de planningsfilosofie onder je aanpak, neem daarbij het rechter rijtje volwaardig mee en bekijk in dialoog met inwoners welke mix van links en rechts lokaal past. En durf ook gewoon zwaarder op die rechter aanpak te leunen. Dat levert niet alleen betere en beter gedragen plannen op maar helpt ook de geloofwaardigheid van het geheel te vergroten. 

Want dat valt me vooral op, dat de huidige aanpak van stedelijke vernieuwing in veel gemeenten een herkansing is van de gestrande masterplannen van voor de crisis en dat daarbij veelal dezelfde logica weer wordt gevolgd: een groot plan dat zomaar weer kan omvallen of gaan slepen. Gemeenten doen op deze wijze herexamen bij de eigen inwoners (‘dan moeten we nog maar zien of de beloften dit keer wel worden waargemaakt’) in plaats van iets van een gedeeld eigenaarschap in wijk en stad ervoor te organiseren en een meer ontspannen organische aanpak te kiezen. Ik dacht dat we toch van de crisis en de intensivering van de wijkaanpak in die periode hadden geleerd dat het laatste te prefereren valt. Reden temeer om er eens goed bij stil te staan en de koers wat radicaler te verleggen. Wanneer we toch met ons allen herexamen doen, laten we het dan gelijk goed doen. Dat wenst deze kritische vriend onze steden.

Cover: wikimedia commons

Dit pleidooi verscheen eerder op de ruimtemaker


Cover: ‘sloop bijlmerflat | wikimedia commons’ door Maurits90 (bron: Wikimedia Commons) onder CC0 1.0, uitsnede van origineel


Portret - Frans Soeterbroek

Door Frans Soeterbroek

Adviseur maatschappelijke gebiedsontwikkeling


Meest recent

Kantoren rondom tuin in Warschau, Polen door Grand Warszawski (bron: Shutterstock)

Hittestress en de Europese stad: maak meer gebruik van innovatie en co-creatie

In Europese steden wordt veel te weinig gedaan om hittestress te beperken. Dat concludeert adviesbureau Sweco. De onderzoekers bevelen aan de nadelige effecten van hitte in steden te verzachten door onder meer innovatie en co-creatie.

Onderzoek

15 juli 2024

Typische Nederlandse polder door Wut_Moppie (bron: shutterstock)

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied, deze bouwstenen helpen op weg

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied is kansrijk maar dan moet er wel aan verschillende randvoorwaarden worden voldaan. Marijn van Asseldonk van Het PON & Telos zet er zes op een rij.

Analyse

15 juli 2024

Eerste woning in Sidhadorp, Lelystad door Rob Bogaerts / Anefo (bron: Wikimedia Commons)

Van de groeikernen via Vinex naar de Novex, Michelle Provoost zoekt naar lessen

Vinex blijft de gemoederen bezig houden, nu ook in een historisch perspectief en een vergelijking met de groeikernen. INTI-directeur Michelle Provoost pleitte in de PBL-Academielezing voor meer continuïteit in beleid.

Verslag

12 juli 2024