Interview Private ondernemingen proberen meer te doen aan duurzaamheid in brede zin, ook in sociaal opzicht, mede door nieuwe wetgeving. Steden bezinnen zich echter evenzeer op deze opgave en kunnen een katalyserende rol vervullen, vindt Caroline Nevejan. De Chief Science Officer van de gemeente Amsterdam, vertelt over het verbinden van wetenschap en stadsontwikkeling om zo duurzaamheid de zo noodzakelijke push te geven.
Caroline Nevejan is vanuit meerdere functies betrokken bij de manier waarop onderzoek, wetenschap en kennisontwikkeling invloed kunnen uitoefenen op de stedelijke ontwikkeling. Vanuit haar rol als Chief Science Officer werkt zij aan vernieuwende aanpakken en methodes voor de Metropoolregio Amsterdam, die een plek krijgen in het onderzoeksprogramma ‘Designing Urban Experience’. In het kader van dat programma heeft de gemeente ook een leerstoel ingesteld aan de Universiteit van Amsterdam, die Nevejan sinds 2018 vervult.
Nevejan stond onder meer aan de wieg van openresearch.amsterdam, een digitaal platform voor onderzoek, kennis en innovatie over en voor Amsterdam en omstreken. Ze zoekt daarbij nadrukkelijk ook de internationale samenwerking tussen steden op. “Tussen januari 2019 en juli 2020 hebben meer dan 35 Europese steden het City Science Initiative (CSI) gevormd. Inzet is het versterken van de relatie van de band tussen wetenschap en beleid, in het licht van de grote en complexe uitdagingen waar de steden voor staan. En waarbij bewoners, ondernemers en bezoekers nadrukkelijk betrokken worden.”
Gericht onderzoek
Nevejan karakteriseert het CSI als een ‘reflectieruimte’: “Veel steden hebben, net als Amsterdam, een Chief Science Officer aangesteld. Wij zijn niet zozeer agendabepalend maar kijken vooral wat er in onze steden aan de hand is. Daar komt onder meer heel gericht onderzoek uit voort. Dat onderzoek is niet zozeer bestemd voor bestuurders en het management – zij zeggen vooral: ‘los het op’, dat is hun belang – maar vooral voor de mensen die in de praktijk werkzaam zijn. Fundamentele vraagstukken zoals obesitas dat in veel landen echt een epidemie is geworden. Maar ook bijvoorbeeld de luchtvervuiling omdat er te weinig groen is om alle fijnstof op te vangen. Of de deplorabele staat van onze kades en bruggen.”
Een recent voorbeeld van een CSI-studie betrof de invloed van klimaatverandering: “Als steden zochten we gezamenlijk naar manieren om de klimaatadaptatie te versnellen. Een van de uitkomsten was het project ‘ESG for Cities’, waarmee steden zoeken naar nieuwe samenwerkingen tussen de overheid en de markt, voortbouwend op de ESG- en CSRD-systematiek. ”
Ik hoop dat de CRSD binnen vijf à tien jaar echte zeggingskracht gaat krijgen
Daar zijn de afkortingen dan, die inmiddels volop rondzingen in de wereld van stads- en gebiedsontwikkeling: ESG dat staat voor Environment (milieu), Social (mens en maatschappij) en Governance (behoorlijk bestuur). En CSRD staat voor ‘Corporate Sustainability Reporting Directive’. Deze wetgeving werd vanuit Brussel op 1 januari 2024 van kracht; steeds meer bedrijven worden hiermee verplicht te rapporteren over hun impact op de mens, de aarde en het klimaat. Waarbij ESG oorspronkelijk door World Economic Forum in 2019 werd gelanceerd als handreiking voor de financiële sector, heeft CSRD een wettelijke status.
En dat is maar goed ook, geeft Nevejan aan: “Met het aantreden van Trump worden het turbulente tijden, zoveel is duidelijk. Ik hoop dat de CRSD binnen vijf à tien jaar echte zeggingskracht gaat krijgen – op voorwaarde uiteraard dat Europa sterk blijft en niet buigt voor de VS. We moeten als mensheid veel meer verantwoordelijk worden voor wat we doen. CRSD brengt onze impact op tal van terreinen in beeld. Van hoe bedrijven met de werknemers omgaan tot en met de ecologische footprint en de maatschappelijke impact. Het mooie is: dat moet je doen waar je gevestigd bent. Je kunt dus niet zeggen als bedrijf ‘ik plant wel even wat bomen in India en dan ben ik klaar’. Je moet betekenis hebben voor de mensen hier.”
Meeste kennis in de stad
Het nieuwe ‘verantwoordingsparadigma’ dat zo ontstaat, kan volgens Nevejan een gamechanger zijn voor steden over de hele wereld. Doordat bedrijven meer moeten presteren op duurzaamheidsgebied, kunnen steden daar ook hun voordeel mee doen – en zo hun eigen duurzaamheidsambities realiseren. “De meeste mensen wonen in de stad, over een paar jaar zal dat al 70 procent zijn. Daar bevindt zich de economische activiteit en daarmee een grote innovatiecapaciteit. De diversiteit aan mensen en daarmee kennis is er groot. Tegelijkertijd hebben de steden ook de grootste problemen. De vraag is dan: hoe krijgen steden daar greep op? Ze bevinden zich namelijk niet aan de nationale en internationale onderhandelingstafels. Maar de mensen wonen wel hier en niet in Den Haag, waar de wetten gemaakt worden.”
![Tiny house kraaiennest door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)](/images/7xFpCJoyN0OvPJ60CN_IEA6bbdw=/15437/width-639/download_1_ad2oJdI.png)
‘Tiny house kraaiennest’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
Over hoe dat het beste kan, heeft Nevejan zelf wel de nodige ideeën. Bijvoorbeeld door publieke, private en maatschappelijke partijen te verbinden. Ze laat op haar computer de demo-website van citiesDAO.org zien, een instrument dat het mogelijk maakt om op lokaal niveau (stad en buurt) impact te maken in CSRD/ESG-termen. Aan de basis daarvan staat de samenwerking tussen publieke, private en maatschappelijke partijen. De aanpak om tot een project te komen dat lokaal het verschil maakt, verloopt in zeven stappen: van het maken van een verbindende ‘ESG Hub’, via het verzamelen van verhalen bij ondernemingen en bewoners tot het proces van ‘matchmaking’. Bij dat laatste worden bedrijven gekoppeld aan sociale en culturele initiatieven, op basis van de ideeën (‘stories’) die zij aandragen voor hun eigen gebied; zij leggen hun samenwerking vast in een overeenkomst. Gezamenlijk wordt dan bepaald hoe de bijdrage aan de lokale samenleving vorm krijgt.
Nevejan: “We hebben daarvoor stadsdeel Amsterdam Zuidoost als pilot genoemd. Voor dit gebied is een Masterplan 2035 opgesteld, waarmee Zuidoost op vijf terreinen vooruit wil komen. Wij hebben er drie daarvan uitgekozen: jeugd, veiligheid en leefbaarheid. Dat is de policy benchmark waartegen de toegevoegde waarde van lokale initiatieven wordt afgemeten.”
Containerdorp
De samenwerking tussen de partijen wordt gevolgd en de deelnemers kunnen online aangeven hoe zij vinden dat de samenwerking verloopt. Als de samenwerking goed verloopt, rolt er een concreet project uit. En daarmee een nieuw narratief dat weer anderen kan inspireren, zo legt Nevejan uit: “Kijk, hier zie je een voorbeeld van een idee dat in Zuidoost is ontwikkeld. In de K-buurt is het concept ontstaan voor een Wijktransitiehub. De bewonersvereniging ‘Hart voor de K-buurt’ wilde de omgeving van het metrostation Kraaiennest verbeteren en daar een containerdorp realiseren dat meer levendigheid op de plek kan brengen. De ruimtes worden tegen lage prijzen aangeboden aan lokale ondernemers.” Het eerste gebouwtje dat in het voorjaar van 2024 is neergezet en feestelijk werd geopend, is afkomstig uit Almere: een niet-verkocht tiny house van de toenmalige Floriade.
Buurtbewoners worden bewust gemaakt van de kansen van verduurzaming
Aan de hand van een zogenaamde Impact Template wordt een initiatief als dit vervolgens beoordeeld op vier aspecten: wat dragen de participanten bij, wat gaat er gebeuren, wat gaat er veranderen en wat wordt er geleerd? Nevejan: “Dit project scoort daar heel goed op. Buurtbewoners worden bewust gemaakt van de kansen van verduurzaming en hoe zij zelf deel kunnen worden van de energietransitie. Diverse bewoners zijn opgeleid tot energiecoaches door Stichting !WOON, om hun medebewoners te helpen door het delen van energiebesparende tips voor in huis. Het leidt inmiddels tot tal van nieuwe ideeën, zoals het ontwikkelen van ie de energietransitie als hoofdthema heeft. Ook wordt er gewerkt aan het opzetten van een energiecoöperatie met de buurt vanuit de Hub. En de eerste concepten voor de volgende invullingen bij de metrohalte zijn er ook al, zoals een innovatieve dependance van de Openbare Bibliotheek Amsterdam.”
Gemeentelijk inkoopbeleid
Op deze manier kunnen steden met het aanreiken van nieuwe tools ervoor zorgen dat partijen uit verschillende hoeken elkaar vinden rond het thema van lokale duurzaamheid. Andere mogelijkheden die zij ziet, bevinden zich op het uitvragen van duurzaamheid via het gemeentelijke inkoop- en tenderbeleid. Ze noemt als voorbeeld het bureau Social Return van de gemeente Amsterdam: “Dat is een afdeling van de gemeente die opdrachtnemers koppelt aan sociale opgaven in de stad, een soort sociale makelaar. Het is een expertisecentrum op het gebied van sociaal aanbesteden dat opdrachtnemers helpt bij het vormgeven van hun sociale bijdrage.” En niet in de laatste plaats kunnen gemeenten sturing proberen te geven op de gebiedsontwikkelingen waar zij zelf bij zijn betrokken. Goed voorbeeld wat haar betreft is het project Behrens Ufer in Berlijn: “Innovatielabs zijn hier ingesteld om op vier thema’s het verschil te maken voor de gebruikers van het gebied: energie, voedsel, innovatie en kunst en cultuur.”
Caroline Nevejan werkte voordat ze naar de gemeente Amsterdam ging een kleine acht jaar als associate professor bij de TU Delft. Met Alessandro Bozzon, faculteit TUD Industrial Design, leidde ze tussen 2019 en 2024 het NWO-onderzoek ‘Desiging Rhythms for Social Resilience’. Een eerder interview met haar over ESG in relatie tot stadsontwikkeling verscheen op de website van gebiedsontwikkelaar BPD.
De website van openresearch.amsterdam bundelt allerlei onderzoekskennis en vormt ook voor studenten die bezig zijn met architectuur, stedenbouw en gebiedsontwikkeling een interessante leeromgeving.
Cover: ‘Tiny house kraaiennest’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)