Verslag Ter gelegenheid van het verschijnen van het laatste nummer van Stadscahier ‘Stedenbouw als strategie, de transformatie van de bestaande stad’, is op 10 juni in Rotterdam een gelijknamige studiedag georganiseerd, waar ook de meeste auteurs van deze publicatie acte de présence gaven.
Van crisis naar herijking van het vakgebied
Olof van de Wal (KEI) refereert in zijn introductie aan de crisis in het vak stedenbouw en de zoektocht naar de positie van de stedenbouwer in de nieuwe ruimtelijke en economische ordening. Niet langer voorschrijven en kader stellen is het uitgangspunt, maar voorspellen waar en hoe aanpassingen zullen plaatsvinden en uitvinden hoe daar toch sturing aan te geven is. Hij constateert dat twee bewegingen nodig zijn om te komen tot een ‘duurzame verstedelijking’. De eerste ‘in de richting van een nieuwe, zelfbewuste en ambachtelijke bescheidenheid, waarin het maken van een stad plaatsmaakt voor het sleutelen aan en beheren van een stad’. Een tweede beweging ‘voert naar een herpositionering van het vak in het publieke en private domein’. Geconstateerd wordt een tweedeling in het vakgebied, met aan de ene kant de publieke taak (juridisch-reactief van aard) versus de private stedenbouw (een gevolg van de privatisering van het vak van stedenbouw) aan de andere kant.
De voordracht van Wouter Veldhuis (MUST) ‘De heremiet en de handelsreiziger’ geeft treffend weer waar het bij deze tweedeling om draait. Zijn afsluitende aanbeveling is een pleidooi voor goede, solide stedenbouwkundige diensten bij gemeenten, die als ruimtelijk geheugen en geweten van de stad functioneren. Op die manier komen ook de ‘handelsreizigers’, de commerciële stedenbouwbureaus, het best tot z'n recht wanneer ze - trekkend van stad naar stad - werken aan diverse opgaven in verschillende steden. Terugkijkend constateert Veldhuis dat sinds de verschuiving van het opdrachtgeverschap van overheid naar markt, de behoefte ontstond aan onafhankelijke stedenbouwkundige ontwerpers die opereren tussen markt en overheid. Tijdens de jaren 80 en daarna, tijdens de Vinex-operatie, had die stedenbouwkundige de rol van charismatisch ontwerper.
De innerlijke verbeeldingskracht van de auteur is in die periode aan de macht, met een overmatige aandacht voor de vormgeving en belevingswaarde. Stedelijke vernieuwing vraagt echter om een ander type stedenbouwer. Bestaande stadswijken hebben allemaal een eigen verhaal en kennen een eigen problematiek. Dat vraagt om participatief onderzoek. Door zelf de wijk in te gaan en te observeren hoe mensen hun leven in de wijk vormgeven. De persoonlijke fascinatie van de ontwerper is niet langer leidend, aldus Veldhuis. Franz Ziegler (Franz Ziegler architectuur en stedenbouw) heeft een aantal naoorlogse wijken nauwkeurig geanalyseerd als vertrekpunt voor vernieuwing. Hij noemt analyseren ‘omgekeerd ontwerpen’ en toont voorbeelden van zijn werkwijze. Jeroen Ruitenbeek (Palmbout) reageert door te stellen dat ontwerpen meer is dan omgekeerd analyseren. Hij stelt dat uit de analyse ook kan blijken waar je in moet grijpen in het oorspronkelijke plan. Of dat je misschien in de doos met oorspronkelijke schetsen moet zoeken naar eerdere varianten die niet zijn uitgevoerd, maar nu alsnog hele goede kansen bieden. Enno Zuidema (Enno Zuidema stedebouw) ziet zijn werk als het begeleiden van veranderingen. Niet langer de stad als ‘grand design’, maar verkennen en richting geven is de opgave.
Stedenbouw is in zijn ogen ‘veranderkunde’. Stedenbouw als strategie is een houding. Zuidema doet dat door het organiseren van betrokkenheid, het zoeken naar de splijtende kwesties in de opgave en een werkwijze met scenario’s. Want goede plannen maak je samen, betrokkenheid moet je organiseren. Je moet samen op zoek naar de drijvende krachten achter de opgave en vervolgens verschillende scenario’s ontwikkelen. De stedenbouwer is dan niet langer de auteur van een eindbeeld, maar de strateeg op de achtergrond. Annius Hoornstra (OGA) valt met de deur in huis. Er is sprake van een structurele recessie en die situatie is niet zomaar opgelost. In Amsterdam is de productie van woningen flink in elkaar gezakt. De vernieuwing van de Bijlmermeer bijvoorbeeld heeft de sloop afgerond, maar veel van de geplande nieuwbouw ligt stil. Hij voorziet voor de toekomst geen verdere waardestijging van vastgoed zoals we die jaren gekend hebben en verwacht een verschuiving van het initiatief van projectontwikkelaars naar initiatieven van particuliere opdrachtgevers, al dan niet collectief. Zijn verwachting is dat de kosten van grondstoffen en bouwkosten sterk zullen stijgen. Het milieuvraagstuk vraagt om een omslag van besparen naar veranderen, wat zou kunnen leiden tot nieuwe allianties tussen bijvoorbeeld particulieren en energiebedrijven. Deze nieuwe situatie vraagt om een langzame stedenbouw, met ruimte voor eigen initiatief en de mogelijkheid om naar wens en behoefte van gebruiker en bewoner te bouwen. Niet langer werken vanuit een eindbeeld, maar via een proces met flexibele planvormen en een inspirerend perspectief. Nu de wereld op zijn kop staat, zou ook het vak van stedenbouw een nieuwe koers moeten varen. Zowel de bijeenkomst als de publicatie biedt een kijkje in de keuken van actoren die nauw betrokken zijn bij het groot onderhoud van de stad. Allemaal zijn ze nog op zoek naar een nieuwe invulling van het stedenbouwkundige vak. Voor zover er al een eenduidig antwoord bestaat, is dat nog niet gevonden.
ir. Jeroen Mensink is projectleider Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft en architect bij JAM* architecten bv.
Cover: ‘Thumb_ontwerp en proces_0_1000px’