Onderzoek Sturing op de samenstelling van de wijkbevolking is de afgelopen jaren complexer geworden. Dat concludeert Platform31 in een voor de gemeente Rotterdam uitgevoerde verkenning ‘Bijsturen op de compositie van wijken’ naar instrumenten om de sociale compositie van wijken te beïnvloeden. Bij het streven naar menging gaat het niet alleen om de sociaaleconomische samenstelling, maar ook om het evenwichtig spreiden van kwetsbare zorgcategorieën over de wijken van de stad. Deze conclusie trekt Platform31 op basis van zestien gesprekken met vertegenwoordigers van woningcorporaties, zorginstellingen en gemeentelijke diensten.
De behoefte om te sturen op de compositie van de stad en op de sociaal-economische en etnisch-culturele samenstelling van wijken gaat ver terug in de naoorlogse Rotterdamse beleidsgeschiedenis. Aanvankelijk was het de naoorlogse woningnood die een hoge mate van overheidssturing legitimeerde. In de jaren zeventig zorgden de stadsvernieuwing en de instroom van ‘gastarbeiders’ en ‘landgenoten van overzee’ voor nieuwe beleidsactiviteit op dit terrein, terwijl begin deze eeuw de opkomst van Leefbaar Rotterdam een nieuwe wind in het sturingsbeleid opleverde. Het leidde in 2005 tot invoering van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, ofwel de Rotterdamwet. Sindsdien moeten vestigers in een aantal aangewezen gebieden in de stad beschikken over inkomen uit werk om in aanmerking te komen voor een huisvestingsvergunning.
‘Stad in balans’
De pogingen tot sturing van de achterliggende decennia hebben Rotterdam niet de ‘stad in balans’ opgeleverd waarnaar het huidige college streeft. Rotterdam ontbeert al decennialang een ruggengraat van zelfredzame middengroepen. Dit heeft rechtstreeks te maken met de geschiedenis en economische structuur van de stad en is daarom niet zo gemakkelijk te corrigeren. Meer middengroepen, is de analyse van de gemeente, is meer balans. Deze analyse wordt door de belangrijkste stadsmakers en politieke partijen gedeeld. Het is ook de dominante visie geweest van opeenvolgende colleges in de afgelopen twintig jaar.
Het huidige College beschikt echter niet over de rigoureuze instrumenten waarover het in de periode van wederopbouw of in de stadsvernieuwing kon beschikken. Zo konden woningen na de oorlog op grond van de Woonruimtewet 1947 gevorderd worden en verdeeld. Het systeem van woningdistributie functioneerde tot begin jaren tachtig van de vorige eeuw. In de periode van de stadsvernieuwing zijn 10.000 woningen gesloopt en 60.000 woningen aangekocht. Interventies op die schaal zijn vandaag de dag echter ver weg. De versmalde functie van woningcorporaties na de Woningwet van 2015 zorgt ervoor dat het sturingsdomein van de gemeente verder is gekrompen. Ook bij de spreiding van kwetsbare groepen (uit de maatschappelijke opvang, ggz-cliënten) stuit het beleid op sociale grenzen. In de praktijk laten deze groepen zich maar tot op zekere hoogte ‘eerlijk’ over de stad verdelen.
Sturing
Tegen deze achtergrond is sturing complexer geworden, maar niet onmogelijk. De gesprekspartners wijzen op realisme: het gaat eerder om ‘bijsturen’ dan om ‘sturen’. Het gaat dan o.a. om narratieve sturing, het binden en verleiden van mensen om naar Rotterdam te komen met een aansprekend verhaal over de stad, om subtiele sturing op wijkniveau, bijvoorbeeld via goede maatschappelijke voorzieningen zoals excellente scholen. Ook de samenwerking tussen de centrale actoren (gemeente, woningcorporaties, zorginstellingen) kan beter. Het is belangrijk dat aan hetzelfde stuur gedraaid worden en een gedeelde koers gevaren wordt. Én bijsturing vraagt om een heel goed inzicht – tot op straat- en portiekniveau – van de verschillende Rotterdamse wijken. Zonder fijnmazige, precieze kennis, en samenwerking op strategisch en operationeel niveau, is sturing op een stad in balans niet of nauwelijks mogelijk.
In dit artikel wordt verwezen naar de publicatie 'Bijsturen op de compositie van wijken', uitgegeven door Platform31.
Dit artikel verscheen eerder op platform31.nl.
Cover: ‘Rotterdam Marconiplein’