Recensie Recensent Jaap Modder las ‘The symbiotic city, voices of nature in urban transformations’. De publicatie waarin Marian Stuiver de relatie tussen stad en natuur in beeld brengt. Zijn conclusie: een hands-on praktijkboek is het niet. Toch kunnen gebiedsontwikkelaars er het nodige aan hebben. Zeker wanneer zij water en bodem leidend willen laten zijn in hun werk.
De ondertitel ziet er veelbelovend uit: ‘voices of nature in urban transformations’. Ik kijk vanuit mijn woning (resultaat van een urban transformation) uit op de uiterwaarden bij de Rijn en ’s avonds en ’s nachts hoor ik het: natuurgeluiden. ‘The symbiotic city’, ik maak er meteen maar ‘symbiocity’ van. Het gaat om een ‘benificial relationship’ tussen natuur en stad. Mijn uitzicht aan de voorkant bestaat uit natuur en aan de achterkant is de stad, een bijkans perfecte combinatie. Maar maakt dat een symbiotische stad? Doen die twee, natuur en stad iets met elkaar? Wat geeft de stad aan de natuur? Bescherming? En wat geeft de natuur aan de stad? Een hele grote tuin. Zijn we er dan uit? Is dat de belangrijkste vraag die ik moet beantwoorden?
Niet alleen. Mijn missie is het antwoord op de vraag wat gebiedsontwikkelaars hebben aan dit boek. Maar dan moet ik toch ook een beetje zicht krijgen op die eerste kwestie, de symbiose.
Voor de punten
Erg leesbaar lijkt dit boek op het eerste gezicht niet. Het heeft ongetwijfeld te maken met de wereld van de wetenschap, waar het vooral gaat het om publiceren. Een cv met honderden publicaties, daar krijg je credits voor. Wie schrijft die blijft. Kunnen wetenschappers goed schrijven? In ieder geval struikelen ze in hun teksten vaak over de enorme hoeveelheid referenties (‘namedropping’ ja). Ze citeren en verwijzen zich helemaal dol, zo ook in deze publicatie. Dat komt de leesbaarheid niet erg ten goede. Ik krijg een beetje de indruk, inderdaad nog steeds het boek a prima vista doorbladerend, dat deze publicatie er vooral is voor ‘de punten’ en voor elkaar, voor wetenschappers onderling dus. Het boek komt uit de stal van de WUR, van Wageningen Universiteit en Research. Het is samengesteld door Marian Stuiver en ze heeft 25 collega’s gevraagd om aan het boek bij te dragen. We leven – aldus de hoofdredacteur – in de eeuw van het reflexieve Anthropocene en we zijn ‘learning human beings’. Okay…
De wat formelere vraagstelling spreekt me meer aan: we onderzoeken de mogelijkheden van toekomstige stedelijke landschappen. Klinkt iets afstandelijker, iets neutraler. In het eerste hoofdstuk wordt de modernistische stedenbouw meteen afgeserveerd (maar was de Bijlmer in concept niet een beetje symbiotisch?). De compacte stad benadering scoort wel wat beter maar willen we echt naar symbiose (‘nature perceived as partner’) dan zullen we moeten erkennen dat dat enorm complex is. Complex, maar hoe complex en hoe ermee om te gaan in de stad? Ik ga nu echt lezen.
Bekende benadering
De opbouw van het boek is helder: een deel over de natuur in de symbiocity, opgedeeld in hoofdstukken over biodiversiteit, water en klimaatweerbaarheid. Dan een deel over voedsel en tenslotte de burgers. De lagenbenadering staat centraal. Die kent de lezer wel: bodem, netwerken en (in dit geval) ‘symbiotic practices’. Waar het om gaat is om de bodem weer leidend te maken (‘re enter’) in de wereld van de netwerken en de praktijk. Er komt hier een veelheid aan voorbeelden langs: Heineken die zijn omgeving verder vergroende, ruimte voor de rivier en de wolf en de bever terug in het landschap. Geen verrassende zaken maar ze laten zien dat het kan, dat er een begin is. Hier trouwens ook een pleidooi voor een betere kennisuitrusting voor de praktijk. Ook het advies om uiteenlopende belangen met elkaar te verbinden. Bekende kost.
Het hoofdstuk over water biedt het bekende procedé: vasthouden, ‘reduce’ en ‘re use’. Wel interessant zijn de casestudies uit Oslo, Ho Chin Minh City en New Delhi. Dan een hoofdstuk over ‘climate resilience’. Lissabon en Nijmegen, ooit groene hoofdsteden, passeren de revue. Het is al 30 geleden dat hij ontwikkeld werd maar de (ruimtelijke) ‘strategie van twee netwerken’ is nog steeds een mooi voorbeeld voor een symbiotische aanpak. In Nijmegen werd ermee gewerkt maar inmiddels ook in vele andere steden. Twee netwerken: water en verkeer. Onderscheid ze en zorg dat het waternetwerk vrij is van vervuiling en zo duurzaam wordt.
‘Daktuin’ door YuRi Photolife (bron: Shutterstock)
Maar hoe ziet de symbiocity er nu concreet uit? Dat komt eerder in het boek aan de orde met onder andere een visie op Midden-Nederland in 2050. Belangrijke elementen zijn community engagement en het inpassen van al aanwezige kleine initiatieven. Men werkt hier met ‘story lines’ waar natuur wordt gewaardeerd in verschillende domeinen: groene wijken, stadsbos, lifestyle etc. De auteurs zien de ‘hyperlocal initiatives’ als startpunt voor de (lange) weg. Duidelijk, ook de symbiotische stad begint niet op de tekentafel.
Een derde deel gaat over voedsel. Uitvoerige teksten maar ook redelijk vaag. Alles blijkt met alles samen te hangen. Je verlangt naar een iets scherpere samenvatting die handvatten biedt voor actie. En inderdaad, er is een groot gat tussen theorie en praktijk. En ja, fundamentele veranderingen zijn nodig. Beetje voorspelbaar allemaal. In een volgend hoofdstuk lezen we een nieuwe kijk op economie, in de voetsporen van de bekende activiste Kate Raworth. Is dit wetenschap of politiek?
Leerprocessen stimuleren
Het laatste deel is optimistisch. Groen is gezond, een groene omgeving maakt gezond. Maar er zijn een kleine 100 ‘namedroppings’ voor nodig en een tekst die geen detail mist en al helemaal geen heldere conclusies. Maar het boek gaat hier wel de goede kant op, engagement hebben we nodig, geen verandering zonder betrokkenheid van mensen. Dat is iets wat gebiedsontwikkelaars maar al te goed weten. Steenbreek Foundation, ooit van gehoord? Die willen leerprocessen stimuleren bij het vergroenen van de onze omgeving. Of de Kaskantine in Amsterdam? Een urban farm café. Ik knap ervan op, het bestaat. Maar ondanks deze praktijkvoorbeelden blijft ‘Symbiotic city’ een veel te dichtgetimmerd en moeilijk leesbaar boek. In ieder geval voor de profi’s in de praktijk van stedelijke gebiedsontwikkeling die de natuur graag meer in de stad zouden willen brengen.
De kloof tussen wetenschap en praktijk is groot, dat laat deze publicatie wel zien. Maar misschien is dit boek wel helemaal niet voor de praktijk bedoeld maar veel meer voor de collega’s. Deze zin trof me in het laatste hoofdstuk: “The transformation process needed to achieve the symbiotic city requires a whole subset of transformative changes in cities.” Dat had ik inmiddels begrepen.
Geen nieuwe inzichten
Ten besluite worden de uitdagingen voor de verschillende actoren getoond (‘starting from tomorrow’, jawel). Tientallen adviezen volgen: ‘crucial to involve citizens’, et cetera et cetera. Ik vond geen nieuwe inzichten. Wat ik vooral aan deze publicatie overhoud, is het pleidooi om bodem en water leidend te laten zijn in gebiedsontwikkeling. Fun fact: dat staat ook in het huidige regeerakkoord. Maar dat uitgangspunt kan de komende tijden weleens onder grote druk komen nu er weer een boerenpartij is opgestaan. Herstel van bodem en water, dat lijkt mij het meest wezenlijke voor het herstel van de andere lagen. En zonder dat in ieder geval geen symbiotische stad. Hoe dit centraal te stellen bij gebiedsontwikkeling? Dat vraagt om een praktijkhandboek. Erg nuttig en nodig. Dit boek is dat zeker niet maar het kan wel dienen als achtergrond, als encyclopedie. In ieder geval is de enorme boekenkast over alle aspecten van de symbiotic city hier te vinden.
The symbiotic city, voices of nature in urban transformations, edited by Marian Stuiver. Wageningen Academic Publishers, 2022
Cover: ‘A Road in Seoul Forest Park’ door catcher_3.3 (bron: Shutterstock)