Verslag Circulaire ambities zijn er volop, maar waar staan we precies en hoe nu verder? Tijdens het Symposium Circulaire Gebiedsontwikkeling op 7 februari kwam behoorlijk wat wilskracht bij elkaar en bleek ook in de praktijk al veel te gebeuren én nog mogelijk. “De strijd om de ruimte zal verder intensiveren op weg naar een circulaire economie.”
Karel van den Berghe, onderzoeker aan de TU Delft, zegt aan het begin van het dagsymposium over circulaire gebiedsontwikkeling meteen maar even waar het op staat: van de vele circulaire ambities komt tot op heden nog maar weinig terecht. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) bracht een week vóór aanvang van de nationale ‘Week van de Circulaire Economie’ een rapport naar buiten. De conclusies daarvan maken het niet bepaald makkelijk om nog te durven dromen over een circulaire wereld.
Schril contrast
Zo stelt het PBL onder andere dat de hoeveelheden verbrand en gestort afval in Nederland de afgelopen jaren zijn toegenomen, evenals de hoeveelheid plastic verpakkingen. De gebruiksduur van meubels en kledingstukken is afgenomen. Dit staat in schril contrast met de ambities voor een circulaire economie die juist gericht zijn op substantieel minder en radicaal efficiënter grondstoffengebruik.
Desondanks somt Van den Berghe de plannen op die er al liggen. Want waar een wil is, moet een weg zijn. Immers, vanuit de Europese Green Deal wordt de circulaire economie gestimuleerd. In 2016 presenteerde Nederland haar eigen circulaire agenda en bijna iedere gemeente heeft wel circulaire plannen.
Gemaakt in Europa
Bovendien is er politieke urgentie. Europarlementariër Tom Berendsen (CDA) benadrukt tijdens het symposium de Europese afhankelijkheid van grootmachten als China en Rusland voor de aanvoer van energie, batterijen en zonnepanelen. “Die afhankelijkheden zetten ons onder druk en daar moeten we vanaf”, zegt Berendsen.
‘Tom Berendsen’ door Sander van Wettum (bron: Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling)
“Als je kijkt naar de economie van de toekomst zijn die afhankelijkheden nog veel groter, met name van China”, zo vervolgt de politicus. We moeten naar meer Made in Europe dus. Maar ook: kennis delen, samenwerking en strategischer nadenken over welke klussen de Europese Unie binnen de lidstaten uitdeelt, en welke daarbuiten. Berendsen: “De circulaire economie raakt de geopolitiek. Hoe circulairder Europe wordt, hoe minder we die materialen uit andere landen hoeven te halen.”
Waarom komt er dan nog zo weinig terecht van de circulaire plannen? Een gebrek aan kennis, wellicht. Daar kan deze dag verandering in brengen. Er komen met name beleidsmakers en onderzoekers binnen het domein van gebiedsontwikkeling af op het symposium. Zij hebben behoefte aan concrete handvatten en voorbeelden uit de praktijk.
En gelukkig zijn die er genoeg. Zoals het meerjarig interuniversitair onderzoeksprogramma dat zich richtte op de circulariteit van de gebiedsontwikkeling van de Binckhorst in Den Haag. Het voormalige industrieterrein wordt getransformeerd naar een woon- en werkgebied. De focus in onderzoek naar circulaire gebiedsontwikkeling ligt vaak op de totstandkoming van circulaire gebouwen, maar de onderzoekers richtten zich nu met name op de kringlopen en de schaal waarop het gebied al dan niet circulair ontwikkeld wordt (pdf).
Vloeibaar beton
Een van de manieren om circulariteit te onderzoeken, is door te kijken naar de materiaalstromen. Een voorbeeld op de Binckhorst is de betoncentrale die plaats moet maken voor woningen. Dat klinkt logisch – vanwege de grote vraag naar woningen en de geluidscontouren rond een betoncentrale die daarmee de bouw van woningen in de directe omgeving beperkt – maar de centrale kan juist bijdragen aan het lokaal sluiten van de betonkringloop in het gebied.
Vloeibaar beton kan namelijk maar 25 kilometer getransporteerd worden voor het te hard wordt. Circulaire woningbouw gaat daarmee weer ten koste van een andere circulaire kringloop, namelijk die van beton. “Er is geen goede of slechte circulaire gebiedsontwikkeling”, zo concludeert Van den Berghe dan ook.
‘Symposium_circulaire gebiedsontwikkeling’ door Sander van Wettum (bron: Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling)
Maar ook waardecreatie en de rol van gemeenschappen in circulaire gebiedsontwikkeling werden onderzocht. Zo is een van vraagstukken in het onderzoeksprogramma: van wie is circulariteit? Van de overheid, de burgers, of juist van iedereen? “We moeten veel meer denken in termen van commons”, aldus hoogleraar Lucas Meijs, verbonden aan de Rotterdam School of Management. Dat betekent dat materialen of goederen die een wijk binnenkomen niet meer allemaal op een afvalhoop gegooid worden, maar binnen de wijk worden hergebruikt. Dat vraagt om participatie van bewoners en het benaderen van wijken als plekken waar meerdere gemeenschappen op één plek samenleven – die allemaal in meer of mindere mate kennis en expertise hebben en verantwoordelijkheid kunnen of willen dragen voor de circulaire transitie.
Het is slechts een greep uit de talloze onderzoeksbevindingen in de Binckhorst. Daarom staat voorop dat er vooral méér kennis gedeeld moet worden om het op de juiste plek te krijgen, vindt Judith Schueler. Zij zet zich met het initiatief ACCEZ in om de circulaire transitie in Zuid-Holland te versnellen.
Gevangenisdeur
Van Den Haag naar Amsterdam: in het Bajeskwartier zijn er ambitieuze circulaire plannen met het zeven hectare grote gebied iets ten zuiden van station Amsterdam Amstel. Gebiedsontwikkelaar AM realiseert op het voormalige gevangenisterrein 1.300 woningen. Waarbij 98 procent van de materialen van het oude gevangeniscomplex wordt hergebruikt. Bovendien moet het gebied gasloos, energieneutraal en regenbestendig worden.
Vanuit de uitvraag bij de tender was op het punt van circulariteit niet veel voorgeschreven. Dat vormde volgens Johan Snel, stedenbouwkundige bij AM, een interessante uitdaging, die echter niet bij iedereen past: “Als je niet houdt van vaagheid moet je wat anders gaan doen. Wij konden hier onze eigen context creëren.” Dat vergt wel nieuwe manieren van werken, zoals ‘adaptief ontwerpen’: iets bedenken, het uittesten in het gebied en vervolgens daar het ontwerp op aanpassen. Want het klinkt zo leuk, om bijvoorbeeld de oude gevangenisdeuren hergebruiken als hekwerk langs een brug. Maar is het nog wel zo circulair als er asbest en giftige verf in die deuren blijkt te zitten?
“Als we aan de ene kant moesten terugschakelen, keken we aan de andere kant wat we wél kunnen doen”, zo legt AM-ontwikkelaar Edwin Greuter enthousiast uit. Met minder hergebruikte deuren, maar met een groenstrook in het midden wordt de brug daarom alsnog circulair. In zo’n intensief project is met name de persoonlijke motivatie van betrokkenen en de samenwerking van het team cruciaal, aldus de ontwikkelaars.
Logische ketens
Waar de een circulaire plannen al volop in de praktijk brengt, staat het op andere plekken nog wat meer in de kinderschoenen. Zoals in de provincie Zuid-Holland, waar inmiddels wel volop onderzoek gedaan wordt naar de ruimtelijke implicaties van een circulaire economie.
Hoogleraar Gebiedsontwikkeling Co Verdaas blikt terug op de deelsessie die in het teken stond van het verkennend onderzoek naar een circulair Zuid-Holland: “Het werd duidelijk dat een circulaire economie en gebiedsontwikkeling zal leiden tot indringende ruimtelijke keuzes.”
‘Symposium Circulaire Gebiedsontwikkeling’ door Sander van Wettum (bron: Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling)
Verdaas vervolgt: “Waar produceren we biomassa of zetten we afval om in grondstoffen? Hoe organiseren we logische ketens? Wat doen we lokaal, regionaal of (inter)nationaal? We zitten nog in de zoekende fase en zien veel mooie initiatieven.”
Ook worden de nodige praktische instrumenten op het symposium aangereikt. Een van de deelsessies stond volledig in het teken van de juridische instrumenten die beleidsmakers kunnen inzetten om het gedrag van private partijen te sturen. Zo kunnen via omgevings – en bestemmingsplannen circulaire eisen gesteld worden aan gebiedsontwikkelingen. Ook kunnen gemeenten eisen stellen aan de materiaalstromen die voortkomen uit sloopwerkzaamheden, met het oog op hergebruik. Het gaat om richting geven, reguleren, stimuleren en faciliteren, zo maken Marlon Boeve en Fred Hobma van de TU Delft duidelijk.
Ruimtestrijd
Tot slot inspireert het PBL met toekomstscenario’s waarin de ruimtelijke effecten van een circulaire economie onderzocht worden. Buurthubs, deelauto’s, grootschalige reparatie en lokaal produceren: het passeert allemaal de revue. De scenario’s zijn opgesteld vanuit verschillende wereldbeelden. In elk scenario worden daarom zes strategieën voor een circulaire economie op een andere manier ingezet, waaronder minder materiaalconsumptie, verduurzaming, het gebruik van hernieuwbare grondstoffen en verlaging van het schaalniveau van productieketens en kringlopen.
In elk scenario is de circulaire toekomst net weer even anders ingericht. Zo is er, met de focus op globalisering en consumptisme, het mondiaal ondernemende toekomstbeeld. Of neem de snelle wereld, waarin digitalisering en ecomodernisme centraal staan. Daartegenover staat dan weer het groene land, met een grote rol voor de overheid om milieu en natuur te behouden.
‘Symposium Circulaire Gebiedsontwikkeling’ door Sander van Wettum (bron: Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling)
Elk scenario betekent in ieder geval nog meer uitdagingen voor regionaal ruimtelijk beleid om de ruimte te geven aan de activiteiten die nodig zijn voor de circulaire transitie. Co Verdaas: “Naar verwachting zal de strijd om de ruimte verder intensiveren op weg naar een circulaire economie.”
Van den Bergh ziet het symposium als een eerste stap in het vinden van antwoorden op urgente vragen: “Circulaire gebiedsontwikkeling staat op een belangrijk keerpunt. Enerzijds bouwt het verder op zijn positieve bijklank en is er grote wil bij publieke en private actoren om dit te realiseren. Anderzijds, de naïviteit die er vaak rondom hangt, moeten we van ons af schudden. Er is nood aan echte beleidskeuzes die een antwoord geven op waarom, wanneer, voor wie, en met wie we circulaire gebiedsontwikkeling realiseren.”
Het symposium ‘Circulaire Gebiedsontwikkeling. Waar staan we en hoe gaan we verder?’ werd georganiseerd door de Leerstoel Gebiedsontwikkeling van de TU Delft en Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling (SKG) in samenwerking met Resilient Delta.
Cover: ‘Symposium Circulaire Gebiedsontwikkeling’ door Sander van Wettum (bron: Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling)