Verslag ESSAY Dit jaar bestaat de Nieuwe Haagse School 100 jaar. Deze stroming heeft niet alleen tot een aantal karakteristieke bakstenen gebouwen geleid, maar resulteerde ook in een reeks evenwichtige stadsbeelden en stedenbouwkundige ensembles van hoge kwaliteit.
Honderd jaar geleden leek de maakbaarheid van de stad binnen handbereik. De beeldbepalende eenheid tussen architectuur en stedenbouw in deze buurten kon ontstaan doordat wethouder, stadsarchitect en directeur stadsontwikkeling elkaar wisten te vinden en samen een aantal strakke spelregels hadden opgesteld. Deze eenduidige aanpak is tegenwoordig niet meer realistisch en zal ook niet meer als democratisch worden ervaren.
In de huidige dagelijkse praktijk zien we grote verschillen in opvatting tussen professionals (dienst stadontwikkeling, architecten), marktpartijen en bewoners. De ene groep pleit voor verdichting van de stad, de andere voor bouwen in het open landschap. Duurzaamheid en energietransitie is voor de één heel belangrijk, de ander vindt dit fake news en wil vooral veel en goedkope woonruimte. Hoe gaan we met deze verschillen en belangen om. Hoe definieer je in deze tijd het gemeenschappelijke in een cultuur die steeds gefragmenteerder wordt, waar bewoners zich genegeerd voelen door de bestuurders en waar de bestuurders en professionals zich onbegrepen voelen door bewoners.
Steden zijn te omschrijven als “emergente, complexe en adaptieve systemen”. Dat wil zeggen, onder invloed van maatschappelijke processen, technologische en economische ontwikkelingen en ecologie verandert de stad voortdurend en is door haar onvoorspelbaarheid moeilijk te plannen. Steden worden enerzijds bepaald door fysieke componenten (landschappelijke situering, gebouwen, infrastructuur) en anderzijds door het interacteren van mensen. “Wat is de stad anders dan haar mensen” schreef Shakespeare 400 jaar terug. Een ander groot dichter, Jules Deelder, formuleerde het zo: “de omgeving van de mens is de medemens”.
In de stad vindt een uitwisseling van grondstoffen, energie en informatie plaats en de fysieke structuur moet dit faciliteren. Omslagpunten in de technische ontwikkelingen zoals de industriële revolutie en de introductie van de auto hebben een grote impact gehad op de ontwikkeling van steden.
Nu staan we aan de vooravond van de ‘the next big things’, zoals the internet of everything, de combinatie van big data met kunstmatige intelligentie, 3d/4d printing, robotica en zelfrijdende auto’s (zie o.a het veel aangehaalde rapport: Disruptive Technologies van McKinsey Global Institute). Deze ontwikkelingen zullen naar verwachting een vergaande invloed hebben op de manier hoe mensen interacteren in de wereld.
Vanuit evolutionair perspectief is het interacteren en organiseren van mensen datgene waarin ze zich onderscheiden van dieren en waarmee het menselijk bewustzijn tot ontwikkeling kwam. Dit interacteren zal door technische innovaties de komende decennia veranderen. De vraag wordt dan relevant wat dit voor consequenties heeft voor onze samenleving en daarmee voor onze steden.
De nieuwe technologische ontwikkeling verandert ook de ‘maakindustrie’, deze zal minder vervuilend, minder grootschalig en minder locatiegebonden worden. Hiermee wordt de functionele opsplitsing van de stad in wonen, werken en recreëren niet meer relevant en zelfs ongewenst.
De omvang van steden wordt op zekere hoogte bepaald door de efficiëntie van transportmiddelen. Hoe gaan we met mobiliteit om in de toekomst? Als wonen, werken en recreëren in hetzelfde gebouw kunnen plaatsvinden hebben we die auto niet meer nodig. Kiezen we voor een Smart City of voor Smart Urbanism? Dit is ook een keuze over wie de data beheert en daarmee de regie kan aansturen. De versnelling van onze technologie gaat razendsnel. In 1 seconde gebruiken we nu evenveel data als 20 jaar geleden in een jaar. Echter, alle informatieverstrekking en dienstverlening die hieraan ten grondslag liggen, worden gedomineerd door een handvol grote technologiebedrijven. Het aanbieden van ‘gratis’ diensten door deze bedrijven is een onderdeel van een verdienmodel, een digitaal panopticum, waar je als gebruikende bewoner, al dan niet ondersteunt door buurtcomité of gemeente, niet snel uitkomt.
Daarnaast leven we ook in een financieel en juridisch bouwwerk. Het onderscheid tussen woonplek en werkplek is door de smartphone en laptop vloeibaar geworden, maar in de vergunning is er nog een duidelijk onderscheid. In ons belastingstelsel valt kantoorruimte onder de BTW en is de woning niet BTW plichtig. Deze zaken lopen qua besluitvoering per definitie achter op de snelle ontwikkelingen in de technologie.
Als we onze wereld en dus onze steden moeten verduurzamen en CO2 neutraal moeten maken, wat voor invloed heeft dat op onze steden? Uit onderzoek blijkt dat door schaalvoordelen grote steden een kleinere CO2 footprint hebben dan kleinere steden of dorpen. De komende technologische omwentelingen hebben de potentie om een segregatie in de maatschappij te veroorzaken. Kan een stad in dit mondiaal gestuurde krachtenspel een invloed hierop uitoefenen?
De stad is een afdruk van het verleden, het wordt bewoond in het heden en dit interacteren (dit wonen) produceert een afdruk voor de toekomst. Kortom, wat zullen we nalaten en wie voert hierover de regie?
Tijdens het symposium ‘Een kleine Haagse geschiedenis van een toekomst’ op 26 september hebben we over het verleden, heden en toekomst van Den Haag. Hoe maken we de stad? Kan je lessen trekken uit het verleden of zijn toekomstverkenningen niet meer dan extrapolaties van het heden? Aan de andere kant, het unieke van mensen is dat zij zich iets kunnen voorstellen wat ze nog nooit eerder hebben gezien. Dat gegeven vormt het vertrekpunt voor deze middag in de Aula van het Gemeentemuseum.
Cover: ‘gemeentemuseum’