The Economics of Beauty - Afbeelding 1

The Economics of Beauty

30 oktober 2011

7 minuten

Verslag Een versterkte focus op de Rotterdamse binnenstad, het meer betrekken van (potentiële) bewoners en marktpartijen en het hanteren van innovatieve financieringsconstructies. Dit betreffen enkele aanbevelingen van de EDBR vooruitlopend op hun advies aan het Rotterdamse college van B&W eind dit jaar. Op een bijeenkomst onder de titel Economics of Beauty tijdens het Architectuur Film Festival Rotterdam (AFFR), nodigde de EDBR op 7 oktober jl. de deelnemers uit om een kritische reactie te geven op haar voorlopige aanbevelingen aan het college.

Conferentie georganiseerd door de Economic Development Board Rotterdam (EDBR)

De ambitie: versnellen, verdichten en vergroenen

Leendert Bikker (voorzitter EDBR) lichtte toe waarom de EDBR het verhogen van de attractiviteit van Rotterdam, en in het bijzonder die van de binnenstad, hoog op de agenda zet. Door de wereldwijde verstedelijking, neemt het economisch belang van steden steeds verder toe. In 2050 woont naar verwachting 70% van wereldbevolking in steden. Rotterdam lift echter niet vanzelfsprekend mee: in de afgelopen vijftien jaar bleef het bevolkingsaantal van de stad stabiel, terwijl in Amsterdam, Den Haag en Utrecht sprake was van groei. Bikker vindt het een urgente opgave voor Rotterdam om een versnelling in te zetten, gericht op een verdichting van de binnenstad van 30.000 naar 60.000 inwoners. “Met de huidige ambitie van het college, vijf procent bevolkingstoename in de periode tot en met 2014, zijn we pas in 2066 waar we willen zijn.” Aan de hand van de Monocle-ranking van meest leefbare steden, ging Bikker vervolgens in op de kwalitatieve opgave. Het liefst ziet hij Rotterdam in 2023 hoog in deze lijst staan, immers: “Veel van wat Stockholm zo aantrekkelijk maakt, is er ook in Rotterdam.” De quality of life is van groot belang voor de internationale concurrentiepositie van Rotterdam, omdat bedrijven in hun vestigingsplaatskeuze de voorkeur van werknemers meewegen. De EDBR adviseert om op vier gebieden in te zetten om de quality of life te verhogen: ‘iconische’ architectuur, met name bij het binnenkomen van de stad, vergroening van de openbare ruimte, en tenslotte opwaardering van het voorzieningenniveau en verdichting de binnenstad. Bikker stelde dat gericht investeren in binnenstad zich terugbetaalt. Echter, waardecreatie is een zaak van de lange termijn. Daarom is het ook belangrijk, stelt Bikker, om zuinig te zijn op culturele voorzieningen. De huidige bezuiniging daarop zijn het gevolg van korte termijn denken, terwijl het veel langer duurt om dit culturele kapitaal weer op te bouwen. Het EDBR adviseert een gezamenlijke aanpak met de particuliere sector. Een succesvol voorbeeld is de Meent. Ook het Hart van Zuid, dat onlangs is aanbesteed, noemt Bikker veelbelovend, het college heeft daarmee lef getoond.

The Economics of Beauty - Afbeelding 1

Foto: Rick Keus

‘The Economics of Beauty - Afbeelding 1’


De visie van een expert van buitenaf helpt om de kern van de opgave te zien. Expert stedelijke planning Larry Beasley (lid van de International Advisory Board Rotterdam1) benoemde in zijn videoboodschap net als Bikker kwaliteiten en potenties van Rotterdam, als inzet voor een living first strategy. Volgens Beasley zijn deze assets de strategische ligging van de stad, de levendige sfeer, de ligging aan de rivier en de grote voorraad naoorlogse architectuur, die volgens hem ondergewaardeerd is. Beasley is het ook met Bikker eens dat de quality of life verbetering behoeft, om als stad internationaal aantrekkelijk te zijn als vestigingsplaats. Beasley schetste de ingrediënten voor een living first strategy in Rotterdam. In de eerste plaats noemde hij het belang van geplande in plaats van incidentele stadsontwikkeling. Een voorbeeld is zorgen voor continuïteit van de groenstructuur. In de tweede plaats moet, ook in de binnenstad, worden ingezet op gezinnen. Dit is een doelgroep gezien de relatief jonge bevolking van Rotterdam. Dit vraagt om kwaliteitsrichtlijnen voor gebouwen, die gericht zijn op het creëren van een voor gezinnen aantrekkelijke woning en woonomgeving. Wat betreft de woonomgeving zijn samenhangende woonbuurten van belang. Hoewel het vaak op weerstand stuit, is verdichting, in combinatie met een hoge kwaliteitsstandaard voor de leefomgeving, volgens Beasley een krachtig middel om waarde toe te voegen aan de stad. Verdichting creëert immers draagvlak voor een hoge kwaliteit voorzieningen. Basisvoorzieningen en parken moeten op loopafstand van de woning liggen, wat weer resulteert in hogere opbrengsten uit het gebied, zoals ook Bikker stelde. De verdichting moet volgens Beasley samengaan met het toevoegen van minstens 50.000 bomen in de stad.

Reacties: kijken met je hart

Van Egeraat (architect en eigenaar van Designed by Erick van Egeraat) kan zich vinden in een verdichtingsstrategie, hij is een fervent voorstander van meervoudig ruimtegebruik op toplocaties. Na de aanbevelingen van Bikker en Beasley hield Van Egeraat een betoog over het centrale onderwerp van de middag: schoonheid. Zijn keynote‐lezing had de veelzeggende titel "Mijn gebouwen kunnen niet duur genoeg zijn". Van Egeraat stelde dat schoonheid de waarde van gebouwen op lange termijn bepaalt en daarmee de duurzaamheid van een project. Het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving is een streven dat iedereen kent. Toch spreken we in Nederland liever in doelen als eenvoud en doelmatigheid. Volgens Van Egeraat hechten we te weinig waarde aan schoonheid en zorgvuldig met onze omgeving omgaan. En dat terwijl Europese steden zich onderscheiden in hun uitzonderlijke diversiteit en complexiteit, tegenover de Amerikaanse ‘cities of numbers’. Deze kwaliteit moeten we koesteren. “Alle investeringen zijn zinloos zonder schoonheid. Goedkoop werkt nooit op lange termijn.” Hoge investeringskosten moeten dan ook in een langer perspectief worden gezien, stelde Van Egeraat. Deze zijn relatief als het leidt tot een grote gebruikerswaardering en lange gebruiksduur van gebouwen. De gebruikswaarde wordt verder vergroot door ervoor te zorgen dat er voor zoveel mogelijk mensen iets te vinden is op een plek. De Kuip moet bijvoorbeeld meer zijn dan een stadion, en niet alleen iets betekenen voor liefhebbers van voetbal. Een plek genereert waarde als deze niemand uitsluit.

Dit thema, de inclusieve stad, kwam terug in de discussie. De gemeente Rotterdam kan het zich niet permitteren om alleen in te zetten op de binnenstad, aldus één van de deelnemers. Wethouder Alexandra van Huffelen (duurzaamheid, binnenstad en buitenruimte) bevestigde dat de gemeente ook inzet op Zuid en Stadshavens. Deze inzet is urgent gezien de sociaaleconomische problematiek van de stad: terwijl Rotterdam de stad is waar het meeste geld wordt omgezet in Nederland, is het tevens de armste stad.
Daarnaast werd gepleit voor ruimtelijke en beleidsmatige continuïteit. Een verbeterpunt in Rotterdam is de samenhang in de inrichting van de openbare ruimte. Deze kan worden versterkt door het creëren van uitnodigende entrees en herkenbare lijnen in de stad, bijvoorbeeld de route station‐centrum‐waterfront. Hierin kan veel geleerd worden van anchor projects, zoals Hamburg Hafencity, Keulen en Lyon: voorbeelden in het versterken van de relatie tussen stad en rivier.

Een gebrek aan continuïteit en besef van cultuurhistorische waarde is volgens de makers van een (cynisch) filmpje datgene waar het in Rotterdam aan schort wat betreft schoonheid. Er is volgens de makers decennialang ‘rücksichtsloos gesloopt’ en plekken kregen niet de tijd om zich te ontwikkelen, doordat de aandacht alweer naar iets anders ging voordat de ontwikkeling werd afgemaakt. In reactie op de door Bikker beoogde icoon‐architectuur, pleiten deelnemers er dan ook voor om eerst op orde te maken wat er al is. Tenslotte zien zowel de EDBR als de deelnemers een sleutel tot het verhogen van omgevingskwaliteit in een gezamenlijke aanpak met de private sector. Hierdoor kan de relatie van het gebouw met de omgeving worden versterkt, aangezien de verantwoordelijkheid bij het ontwikkelen van een gebouw bij de gevel ophoudt, aldus Coen Van Oostrom (OVG). Het is volgens hem dus zaak om te zorgen voor meerwaarde op gebiedsniveau, door middel van een ontwikkelstrategie waarbij de plekken die de meeste gebiedskwaliteit geven, het eerst worden ontwikkeld. Als voorbeeld noemt Van Oostrom Hamburg Hafencity. Van Egeraat sluit zich hierbij aan, zeker in het geval van een verdichtingsstrategie: “Hoe hoger je bouwt, hoe belangrijker de grond er omheen wordt.” Meer overlaten aan de markt en particulieren betekent voor de gemeente overigens harder werken, aldus Ries van der Wouden (Planbureau voor de Leefomgeving). Immers: de randvoorwaarden moeten vooraf precies worden gedefinieerd.

Een valkuil van deze discussie is om in de probleemanalyse (en zelfs in de heimwee naar vroeger tijden) te blijven hangen. Maar of dat de stad nou helpt om gezinnen en hoogopgeleiden te behouden en aan te trekken? De afsluitende boodschap van Bikker vatte de terugkerende roep van deze middag, om zuinig te zijn op datgene wat er is, op een constructieve manier samen. Met het beroemde citaat uit De kleine prins, deed hij een oproep om met ons hart naar Rotterdam te kijken: "On ne voit bien qu'avec le cœur. L'essentiel est invisible pour les yeux." (Alleen met je hart kan je scherp zien. Wat werkelijk belangrijk is, kan je met je ogen niet zien.)


Cover: ‘The Economics of Beauty - Afbeelding 1’


Portret - Arienne Mak

Door Arienne Mak

Projectmedewerker bij Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft


Meest recent

Zaandammerplein in Amsterdam door TasfotoNL (bron: Shutterstock)

Waardegedreven gebiedsontwikkeling zet baathouder centraal

Ferry Renne, procesmanager bij Brink, pleit voor een verandering in het vakgebied en stelt dat moderne gebiedsontwikkeling dwingt om op een andere manier naar ‘baten’ te kijken. “Zo creëren we kansen voor duurzame oplossingen in de toekomst.”

Analyse

21 november 2024

Wolkenkrabber in Londen in aanbouw door WD Stock Photos (bron: Shutterstock)

Circulaire gebiedsontwikkeling vraagt om meer dan alleen kringlopen sluiten

Circulair beleid richt zich binnen gebiedsontwikkeling nu nog vooral op het hergebruik van materialen. Dat kan en moet anders, blijkt uit een beleidsanalyse van TU Delft-onderzoekers. “Nu blijft het bouwprogramma onaangepast.”

Onderzoek

20 november 2024

Overstroming in Valkenburg door MyStockVideo (bron: Shutterstock)

Waterproblematiek vergroot de druk op ruimtelijke plannen in Limburg

Na de overstromingen van 2021 staat de verhouding tussen woningbouw en waterveiligheid in Limburg op scherp. Het Limburgse Waterschap wil geen nieuwbouw in gebieden met een hoog overstromingsrisico. De Provincie wil dit niet vooraf uitsluiten.

Onderzoek

19 november 2024