Persoonlijk Het succes van gebiedsontwikkelingen waar water een belangrijke rol speelt staat of valt als aan tenminste twee voorwaarden is voldaan, stelt Joost Schrijnen, voormalig programmadirecteur van de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta. Ten eerste moet een regio een visie hebben op de toekomst van het gebied. Daarnaast moet er een verbinding gemaakt kunnen worden van eigen geld met investeringen van andere partijen, zoals het Rijk of private initiatieven. ‘Bij gebiedsontwikkeling is voortdurend aan de orde wat men in de regio wil met het gebied en aan de andere kant wat er gebeurt bij andere partijen. Bij gebiedsontwikkeling gaat het altijd om die interactie. Dat is het spel dat gespeeld wordt.’
Joost Schrijnen, voormalig Programmadirecteur Zuidwestelijke Delta, over kansen voor water en gebiedsontwikkeling
‘Toekomstvisie als vehikel voor investeringskansen - Afbeelding 1’
De aanleiding van het spel kan steeds weer anders zijn. Soms begint het bij waterveiligheid, maar dat hoeft niet de eerste aanleiding te zijn. Een aantal voorbeelden uit het recente verleden onderstreept de visie van Schrijnen. Ten eerste de Afsluitdijk. Die was toe aan groot onderhoud. Schrijnen: ‘Toen is de vraag heel breed in de samenleving neergelegd: wat doen we hier mee? Daaruit is een inspirerend proces vol ideëen over de toekomst van de Afsluitdijk en het IJsselmeer voortgekomen. Er was een momentum; een urgentie en de wil om werk met werk te maken.’ Toen kwam de crisis en waren de plannen niet meer haalbaar. Ondanks die tegenslag is toen een pijnlijk, maar ‘wijs besluit’ genomen, zegt Schrijnen. ‘Er is gezegd, we gaan de Afsluitdijk verbeteren maar met beperkt vizier met daarnaast ruimte voor gebiedsontwikkeling in de toekomst. Daarmee is een way out gevonden die mogelijkheden voor de toekomst open laat.’
Innovatieve wetgeving
Ruimte voor de Rivier is een programma dat een groter succes is geworden, maar, daar was dan ook wel een ruimhartig budget voor handen, van destijds staatssecretaris Schultz. Maar het was niet alleen het geld dat de doorslag gaf, maar ook de gekozen procedure. ‘Het omwisselbesluit, onderdeel van de PKB, is bijzonder geweest en van groot belang voor het succes van RvR. De procedure betekent dat het Rijk een uitspraak neerlegt waar zij ruimte ziet voor water en de manier waarop dat kan. Tegelijkertijd is er de ruimte voor de regio om met een alternatief voorstel te komen. Als het anders, beter kan voor hetzelfde geld en dat aantoonbaar is te maken dan heeft de regio die vrijheid. Uiteraard kan de regio ook zelf middelen bij leggen. Er hoeft dan niet weer een wetsaanpassing te komen. Zo wordt de regio uitgedaagd om met een integraal, beter voorstel te komen. Dat vind ik echt een enorme innovatie.’
Het derde voorbeeld van innovatie komt vanuit het programma voor de kusten, de zogenoemde zwakke schakels. De opgave is hier om de kusten veiliger te maken door ze ‘zacht’ te maken en fors te verbreden met zand. Het Rijk heeft hiervoor budget beschikbaar gesteld. Schrijnen: ‘Tegelijkertijd zegt het Rijk tegen de regio, als je ruimtelijke kwaliteit wilt, moet je daaraan mee betalen. Zo ontstaan hele eenvoudige maar geniale oplossingen, zoals de Zandmotor. De resultaten zijn fenomenaal. Op de soms wel tot 60 of 100 meter verbreedde kusten is ruimte voor fietspaden, paviljoens, noem maar op.’
Ondanks ‘de tragiek’ van de Afsluitdijk zijn dit de successen tot nu toe als het gaat over gebiedsontwikkeling waar water een grote rol speelt, zegt Schrijnen. ‘Via slimme wetgeving zoals het Omwisselbesluit en handige afspraken is er vanuit een aanleiding, zoals waterveiligheid of ecologie, ruimte voor veel breder-reikende kwaliteit. Dat is in essentie ook waar gebiedsontwikkeling om draait natuurlijk. Het verknopen van agenda’s, budgetten en functies.’ De zwakke schakels in dit proces zijn wat Schrijnen betreft op dit moment de regio’s zelf. ‘De kansen die er zijn moeten ingebed worden in een langetermijnvisie. Als er geen verhaal is kunnen kansen niet worden benut en vervliegt het momentum.’ Een ander zwak punt is het geld, want niet alle regio’s hebben dat in even ruime mate. Financieel sterke provincies zoals Gelderland en Noord-Brabant kunnen het zich permitteren, maar voor Zeeland en Zuid-Holland is dat al een ander verhaal.
Gezonde delta
Het zijn naast het rijk de provincies en waterschappen waar Schrijnen mee te maken had bij zijn werk in de zuidwestelijke delta. De opgave voor Schrijnen als programmadirecteur was een onderzoek naar de mogelijkheden voor een deltawerken 2.0, met als aanleiding de grote ecologische problematiek in de delta als gevolg van de deltawerken. Daarmee is weliswaar de waterveiligheid op orde gebracht, maar de ecologie is een groot probleem gebleken. Het getij moet weer terug worden gebracht en de delta moet in ecologisch opzicht worden geoptimaliseerd. Grootse plannen zijn gemaakt en geformaliseerd in het Nationaal Waterplan (NWP). Maar ook hier kwam de tragiek van de crisis tussen goede intenties en uitvoering. Bovendien verdween ecologie uit het rijtje topprioriteiten van het Rijk. Schrijnen: ‘De regio is toen zelf met een Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta gekomen, met bijbehorende uitvoeringsstrategie, die uitgaat van het nemen van kleine stapjes. En bij de eerste projecten leggen regio en Rijk nu ook geld. Daarmee is het perspectief van een gezonde delta overeind gebleven.’
Schrijnen noemt als eerste stap het voorbeeld van de gemeente Moerdijk. De aanleiding voor een gehele herziening van de binnenstad van de kern Zevenbergen (gemeente Moerdijk) was het terugbrengen van een ooit dichtgegooide vaart. ‘Het ging oorspronkelijk om een PPS-initiatief dat door de crisis nooit meer uit zou kunnen. Door botje bij botje te leggen, met de provincies, het rijk, de gemeente, private partijen, wordt dit project nu wel mogelijk gemaakt. Het is namelijk niet alleen een gewenste stedenbouwkundige reconstructie in Zevenbergen. Het is ook een zoetwaterkanaal dat voorwaardelijk is om elders in de delta zout water en getij terug te krijgen. Er is heel slim een integrale strategie met langetermijn-stappenplan opgesteld, voor Volkerak Zoommeer en Grevelingen, die ook nog eens heel adaptief is, waarbij in de toekomst nog allerlei keuzes mogelijk zijn. Vanuit het idee: als het niet linksom lukt, dan wellicht rechtsom. Zo is die strategie een vehikel geworden voor investeringskansen. Zodra er een voorstel is voor een investering wordt dat getoetst aan de langetermijnstrategie. Binnen een andere context kan nu toch gewerkt worden aan de uitvoering van de oorspronkelijke plannen voor de herontwikkeling van de binnenstad. Door innovatieve financiering, maar ook door het momentum te pakken en te denken in meervoudige doelen.’
Rijksstructuurvisie
Schrijnen is bovendien opgetogen over een ander succes in de delta. Het Rijk gaat een structuurvisie Grevelingen-Volkerak opstellen, ‘dwars door de crisis heen’. ‘Hiermee laat je kansen zien als Rijk. Ze zegt daarmee dat ze bereid is haar eigen kader in de structuurvisie vast te leggen voor de langetermijntoekomst, zodat daarbinnen de regio haar uitvoeringsstrategie kan realiseren. De richting wordt vastgelegd, er is een punt op de horizon, dat is geweldig! Het Rijk gaat dit doen en rijk en regio leggen er stap voor stap geld bij. Nee, niet morgen al, dit kun je niet in een keer maken, maar wel over een horizon van 30 jaar. Het is heel belangrijk voor de regio, de wateren en de gronden in de delta zijn immers van de staat.’ Aan Schrijnen als programmadirecteur was de taak om de regio, die in dit geval bestaat uit 3 provincies, 3 waterschappen en talloze gemeenten, parlementariers, vele ngo’s en private partijen achter ‘het verhaal’ te krijgen, tot in alle gelederen van de organisaties. Hij deed dat door middel van een Stuurgroep en heel breed participatief en creatief proces. ‘Iedereen moet zich kunnen verplaatsen in het verhaal.’
Voor Schrijnen is dit proces van nieuwe gebiedsontwikkeling feitelijk ruimtelijke ordening bedrijven in haar traditionele rol. ‘Je ontwikkelt een visie op het gebied. Dat is wat wij doen als ruimtelijkeordenaars. In die visie komen de domeinen van het ruimtelijk-economische, de veiligheid en de ecologie samen. Van het begin af aan heb ik gezegd, ik ben stedenbouwkundige, van mij krijg je een ruimtelijke visie waarin waterveiligheid een meekoppelend belang is in plaats van andersom. We beginnen met een ruimtelijke strategie voor dit gebied.’ Wat er voor de verbinding van water en ruimte naast de verbinding van de agenda’s, functies en geld nu nodig is, is het vastleggen van stappenplannen, zegt Schrijnen. ‘Die plannen moeten zodanig worden vastgelegd (bijvoorbeeld in uitvoeringsparagrafen van structuurvisies) dat zodra zich een initiatief zich aandient, je gelijk kunt handelen. Daarbij moet je niet in eindbeelden denken, maar wél ambitie hebben. In de delta leidt dat tot adaptief deltamanagement, waarbij de factor tijd is geïntroduceerd in het planningsproces. Het spelmateriaal zelf blijft gelijk, maar de factor tijd speelt nu een essentiële rol. Alles op elkaar stampen en in een keer ontwikkelen, dat gaat niet meer. Met name in het deltaprogramma zul je zien dat tijd een grote rol gaat spelen.’
Cover: ‘Vergadering’ door Ground Picture (bron: Shutterstock)