Verslag Hoe kan ontwerpend onderzoek bijdragen aan samenhangende duurzaamheidsopgaven? Die vraag stond centraal tijdens de workshop ‘Hoe maak je gebruik van ontwerpkracht’ op de Rli-werkconferentie ‘Regio 2050, werken aan een duurzame toekomst’.
“De transitieopgaven zijn bijna de nieuwe sectorale kokers geworden”, stelde Co Verdaas, praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling en lid van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), aan het begin van de werkconferentie. In ‘De som der delen: verkenning samenvallende opgaven in de regio’ kijkt de Rli hoe verschillende duurzaamheidsopgaven samenvallen in de regio en hoe je kunt organiseren dat ze in samenhang worden aangepakt.
Tijdens de workshop over ontwerpkracht gaan Joost Schrijnen, emeritus-hoogleraar stedenbouw TU Delft, en Hedwig van der Linden, onderzoeker bij de Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft, op zoek naar de toegevoegde waarde van ontwerpend onderzoek. Dat is iets anders dan ‘ontwerpen’ ofwel het realiseren van een toekomstbeeld. Ontwerpend onderzoek is het denken in ‘mogelijke toekomsten’. Daarmee biedt het iets extra’s ten opzichte van politiek (denken in wenselijke toekomsten) en wetenschap (denken in waarschijnlijke toekomsten). Ontwerpend onderzoek is dus niet het uitwerken van een wenselijke of waarschijnlijke toekomst, maar het verkennen van mogelijkheden om daarmee keuzes te maken tussen wat we wel of niet willen. Het kan de wenselijke toekomsten oprekken door te laten zien wat je ook zou kunnen willen.
Ontwerpend onderzoek helpt om het gesprek open te voeren met stakeholders. Tekeningen en beelden geven een taal om concreet over aanpak van grote en complexe opgaven te praten. Het maakt de opgaven en gevolgen tastbaar en herkenbaar. Deze eigenschap ontbreekt in beleidstaal. Bovendien maakt ontwerpend onderzoek de relaties tussen opgaven en tussen belanghebbenden zichtbaar door de koppeling te maken met ruimtelijke kwaliteit; de ruimte wordt het integratiekader.
Aanvulling op beleidsontwikkeling
Ontwerpend onderzoek is niet het visualiseren van beleid en zeker geen vervanging van de beleidsontwikkeling, het is een aanvulling op en hulp voor beleidsontwikkeling. Idealiter vinden beide gelijktijdig plaats. Dat betekent in de praktijk dat ontwerpend onderzoek veel eerder ingezet moet worden dan nu meestal gebeurt: vooraan in de beleidsontwikkeling. Voor de NOVI werd de ontwerpstudie Stad van de Toekomst bijvoorbeeld grotendeels gezien als illustratie van reeds voorgesteld beleid, niet als een hulpmiddel om beleid te ontwikkelen.
Bij de Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft onderzoekt Hedwig van der Linden de verhouding tussen ontwerpend onderzoek en gebiedsontwikkeling. Een handelingsperspectief om van een voorstelbare naar een realiseerbare toekomst voor een stedelijk gebied te komen. Hiertoe blijkt gepaste afstand tussen ontwerper en politiek een vereiste om vrije ontwerpruimte te creëren; een zogenaamde ‘beleidsluwe’ omgeving, ook wel ‘vrijplaats’ genoemd. In deze omgeving hebben ontwerpers de vrijheid om mogelijke toekomsten te bedenken zonder de kaders van politiek wenselijke toekomsten.
Desondanks moet er wel een verbinding blijven met beleid en politiek, zodat het ontwerpend onderzoek impact kan hebben op de praktijk en beleidsontwikkeling. Het onderzoek moet geen doel op zichzelf worden. Als de afstand te groot is tussen ontwerpend onderzoek en de realiteit ontdek je niet waar het schuurt en juist dat is het kritieke punt dat je met ontwerpend onderzoek kunt ontdekken. Het helpt als deze verbinding formeel geregeld is bij het opzetten van het onderzoek.
Voor de impact van ontwerpend onderzoek is het van belang dat het kan landen in een ‘beleidsrijke’ omgeving. Sterker nog, uit de voorbeelden van de deelnemers aan de workshop blijkt dat dit in de praktijk gebeurt omdat het onderzoek gaandeweg de opgaven tastbaar maakt met beelden, mensen met elkaar verbindt in coalities en de opdrachtgever van de opgave naar voren kan brengen.
Werken met scenario’s
De eerste stap in een
ontwerpend onderzoek blijkt in de praktijk lastig. Waar begin je met het
verkennen van de toekomstige mogelijkheden? Een onderzoek begint met een
startvraag die voortkomt uit een gat in kennis. ‘Er komt veel meer water, wat
kunnen we hieraan doen?’ vormde bijvoorbeeld de startvraag bij het
Deltaprogramma. Met die vraag in de hand kunnen de opgaven en doelen in kaart
worden gebracht. In deze eerste stap kan ontwerpend onderzoek al van
toegevoegde waarde zijn, omdat het doen van onderzoek aanmoedigt om de opgave
op te rekken en daarna de vraagstelling aan te scherpen of het probleem (beter)
bloot te leggen. Door te ontwerpen krijg je een beter begrip van “de vraag
achter de vraag”.
Bij het uiteindelijk ontwerpen van realiseerbare toekomsten is het van belang te onderstrepen dat ontwerpend onderzoek met mogelijke toekomsten kan helpen door kennis, verbeelding en draagvlak te creëren. Een ontwerp kan snel als bedreigend worden ervaren, omdat een tekening of beeld gezien wordt als de toekomst. Werken in scenario’s is daarom van belang. Geen van de scenario’s is het uiteindelijke toekomstbeeld, maar het gesprek over de scenario’s kan inzichtelijk maken wat we wel of niet kúnnen willen.
Cover: Joost Schrijnen en Hedwig van der Linden (beeld: Fred Ernst)
Cover: ‘Verslag sessie Ontwerpkracht - RLI conferentie (bron: Fred Ernst)’