5 maart 2017
4 minuten
Onderzoek De afgelopen jaren is er al veel gedaan om Nederland klimaatbestendig in te richten, maar er moet een ‘tandje bij’. Dat constateren de onderzoekers die de deltabeslissing ruimtelijke adaptatie hebben geëvalueerd in opdracht van de stuurgroep ruimtelijke adaptatie. De onderzoekers constateren dat er veel is gebeurd, maar adviseren tegelijk om een nieuwe fase in te gaan met een aanpak die meer prikkelt en uitdaagt. De stuurgroep ruimtelijke adaptatie onderschrijft dit en benut de evaluatie voor het uitzetten van lijnen naar de toekomst in het deltaplan ruimtelijke adaptatie. Dit deltaplan zal in september dit jaar verschijnen als onderdeel van het Deltaprogramma 2018.
Het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) heeft als doel het bevorderen van klimaatbestendig en waterrobuust handelen door overheden, bedrijfsleven, burgers en maatschappelijke partijen. Om dit doel te bereiken werd de DBRA geformuleerd en aangenomen. De DBRA wil de gevolgen van overstromingen, wateroverlast, droogte en hitte beperken door maatregelen te nemen in het ruimtelijke domein. De doelen van de DBRA staan in de DBRA zelf. Om deze doelen te bereiken zijn verschillende instrumenten ingezet op diverse terreinen (communicatief, economisch, juridisch): de website ruimtelijkeadaptatie.nl, het Stimuleringsprogramma ruimtelijke adaptatie, landelijke, regionale en lokale intentieverklaringen, pilots VenK, etc.
Er zijn twee aanleidingen om de DBRA nu tussentijds te evalueren. De regering is voornemens in september 2017 een ‘Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie’ aan het parlement aan te bieden waarin lijnen worden uitgezet voor ruimtelijke adaptatie in Nederland in de komende jaren. Aan de hand van de tussentijdse evaluatie kan het nieuwe kabinet dat na de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2017 zal aantreden bepalen wat in dat Deltaplan komt te staan. De evaluatie levert ook bouwstenen voor het programma van de nieuwe colleges van burgemeester en wethouders na gemeenteraadsverkiezingen in 2018. Daarnaast is in de DBRA aangekondigd dat in 2017 een evaluatie plaatsvindt. Evaluatie van de nationale aanpak voor vitale & kwetsbare functies maakt hier deel van uit.
In samenspraak met de Stuurgroep Ruimtelijke Adaptatie (SgRA) heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM)voor deze tussentijdse kwalitatieve, maar vooral ook 'lerende' evaluatie opdracht verleend aan een consortium dat bestaat uit ORG-ID (hoofdaannemer), de Universiteit van Amsterdam, Sterk Consulting, Ambient, Deltares, de Erasmus Universiteit Rotterdam en DeWijdeBlik.
Beschrijving van de evaluatievraag
Deze tussentijdse kwalitatieve evaluatie moet de SgRA inzicht en duiding geven op de vraag of we op de goede koers zijn om de in de DBRA gestelde doelen te halen. Tegelijk moet de evaluatie zorgen voor inspiratie en leerervaringen die overheden (gemeenten, provincies, waterschappen, rijk) en niet-overheden (ondernemingen, maatschappelijke organisaties, onderwijs- en kennisinstellingen, groepen in de maatschappij) die bezig (willen) zijn met ruimtelijke adaptatie in staat stellen te doen wat nodig is ('empowerment'). De deelvragen hierbij zijn:
1. Werken de huidige instrumenten, maatregelen en werkwijzen om de doelstelling van 2020 te halen gezien de ervaringen van de afgelopen twee jaar, of is bijstelling of aanvulling nodig? Voldoen deze middelen aan de uitdaging van de partijen die klimaatadaptatie moeten of willen realiseren in de uitvoeringspraktijk? Maak daarbij onderscheid naar middelen die:
- gemeenten, waterschappen, provincies en rijk hebben om de afgesproken
doelstellingen te realiseren;
- genoemd zijn in de deltabeslissing ruimtelijke adaptatie, te weten: - Handreiking Ruimtelijke Adaptatie/Kennisportaal; - Stimuleringsprogramma ruimtelijke adaptatie; - Watertoets; - Aanpak nationale vitale en kwetsbare functies;
- onderdeel zijn van het Stimuleringsprogramma ruimtelijke adaptatie zoals
themabijeenkomsten, voorbeeldprojecten en het faciliteren van netwerken.
2. Wat zijn succes -en faalfactoren bij de uitvoering van de DBRA? Hoe loopt het nu in de regio en wat betekent dit voor het beleid en de sturing? Bij het etaleren en duiden gaat het niet om volledigheid maar om veelzijdigheid door te kijken naar:
- de vier dreigingen (overstroming, wateroverlast, droogte en hitte) en de
gevolgen voor de ruimtelijke en sociale aanpak;
- projecten op verschillende schaalniveaus in diverse gebieden in Nederland;
- de verantwoordelijkheden en de wijze waarop de uitvoering is georganiseerd;
- kansen die er zijn met andere programma’s. Denk aan Agenda Stad,
Omgevingsvisie en andere onderdelen van het Deltaprogramma zoals de
nationale aanpak zoetwater.
3. Geven de geformuleerde doelen van de DBRA, het stimuleringsprogramma en de doelen en afspraken van de Aanpak nationale vitale en kwetsbare functies voldoende houvast om partijen in beweging te krijgen (ook bij de deelprogramma's van het Deltaprogramma) en de transitie naar waterrobuust en klimaatbestendig handelen door publieke en private partijen snel genoeg tot stand te brengen?
- is de ambitie – stip op de horizon – helder?
- zijn de doelen helder genoeg of moeten er (operationele) tussendoelen komen?
- zijn de verantwoordelijkheden duidelijk en is de wijze waarop de uitvoering is
georganiseerd werkbaar?
Download het gehele rapport hier (PDF 3MB)
Cover: ‘tussentijdse evaluatie RA’