Analyse We kennen het Right to Challenge vooral uit de gemeentelijke hoek: bewoners die denken het zelf beter te kunnen doen en taken van de lokale overheid overnemen. Maar volgens adviseur Thijs Harmsen biedt het instrument ook kansen bij een gebiedsgerichte aanpak van stikstof en natuur.
Er is behoefte aan integrale gebiedsprocessen, waarin boeren zelf keuzes kunnen maken. Aldus Johan Remkes op 5 oktober bij de presentatie van het rapport ‘Wat wel kan’, naar aanleiding van de stikstofcrisis in het landelijk gebied. Hij wil daarbij dat gebieden meer de kans krijgen hun eigen toekomst zelf integraal in te vullen. Niet alleen op agrarisch gebied en bij de oplossing van de stikstofproblematiek maar ook in relatie tot de leefbaarheid en voorzieningen in dorpen.
Zelf invulling geven
Het Uitdaagrecht (ook wel Right to Challenge genoemd) is een relatief nieuw instrument om bewoners, boeren en maatschappelijke organisaties meer invloed te geven in de gebiedsontwikkeling – en dus ook bij de stikstofcrisis. Dit recht geeft betrokkenen de kans om zelf invulling te geven aan de toekomst van een gebied, en daarmee ook aan de manier waarop de stikstofreductie en de transitie van het landelijk gebied kan plaatsvinden.
Met het Uitdaagrecht nemen bewoners en maatschappelijke organisaties in algemene zin taken van overheden over, als zij denken dit beter, slimmer, goedkoper en/of met meer maatschappelijk draagvlak te kunnen doen. Op deze manier kunnen betrokkenen nieuwe ideeën en inzichten inbrengen. Bij het Uitdaagrecht geeft de overheid aan binnen welke beleidskaders het Uitdaagrecht toegepast kan worden. Het Kabinet Rutte IV gaat dit recht opnemen in de Gemeentewet, Provinciewet en Waterschapswet.
Voor de stikstofproblematiek heeft de Tweede Kamer recent nadrukkelijk aangegeven dat het Uitdaagrecht toegepast moet worden in de gebiedsgerichte aanpak van het Nationaal Programma voor het Landelijk Gebied (NPLG):neem het Uitdaagrecht op zodat per gebied betrokkenen zelf voorstellen kunnen maken voor de omschakeling naar agrarisch natuurbeheer.
Beter groen
Het Uitdaagrecht is zeker niet helemaal nieuw; het wordt op lokale en provinciale schaal al toegepast in de openbare ruimte, zowel bij planvorming als bij concrete uitvoering. In steden maken bewoners en deskundigen samen plannen voor verbetering van groenvoorzieningen, zoals voor het Spoorpark in Tilburg of het Balklandpark in Harlingen. Hetzelfde geldt voor het verbeteren van maatschappelijke voorzieningen in buurten en wijken. Hiervoor krijgen bewonersinitiatieven via het Uitdaagrecht een budget toegekend. Zodra de plannen gereed zijn, vindt de besluitvorming formeel plaats door de gemeente, maar met betrokkenheid van bewoners (via enquêtes, bewonersbijeenkomsten, et cetera). Vervolgens worden de plannen uitgevoerd door en met betrokkenen.
‘Spoorpark, Tilburg’ door marineke thissen (bron: Shutterstock)
In het landelijk gebied gaat het bij het Uitdaagrecht soms om zeer grote projecten, zoals meer dan 1.000 hectare natuurontwikkeling in Friesland. Onder de titel ‘Natuer mei de Mienskip’ (natuur met de samenleving) is de provincie Friesland uitgedaagd door landbouworganisaties (zoals LTO-Noord), milieuorganisaties, grondeigenaren en natuurorganisaties als Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. De 10 maatschappelijke organisaties vinden dat de ontwikkeling van natuur gezamenlijk moet worden ingevuld door agrariërs, landgoedeigenaren en maatschappelijke initiatieven (in plaats van dat dit vooral door de provincie gebeurt).
Taken overnemen
Daarbij moet ook meer worden gekeken naar de koppeling met agrarische structuurversterking en het oplossen van de waterproblematiek. Een dergelijke integrale werkwijze staat het Rijk inmiddels voor en Johan Remkes benadrukt dit ook bij zijnaanpak van de stikstofproblematiek.
De nieuwe aanpak ‘Natuer mei de Mienskip’ van en door maatschappelijke organisaties is twee jaar getest. Daarbij is ook een leertraject voor de maatschappelijke organisaties en de provincie ingericht. Want de maatschappelijke organisaties moesten leren hoe zij de taken van de overheid kunnen overnemen. Verder is de provincie niet meer de uitvoerende partij, maar stelt zij de kaders waarbinnen het maatschappelijk initiatief de natuurontwikkeling kan gaan uitvoeren.
Agrariërs helpen
Een interessant resultaat van Natuer mei de Mienskip is een loket om agrariërs sneller te helpen die een bijdrage willen leveren aan natuurontwikkeling. Zodra een agrariër met een idee binnenkomt, kijken de organisaties gezamenlijk naar de mogelijkheden of het initiatief kansrijk is. Zij helpen de boer met een snelle en integrale analyse en onderzoeken hoe zij samen voortvarend verder kunnen komen. Op deze manier zijn binnen een half jaar initiatieven van agrariërs onderzocht voor de aanleg van in totaal circa 120 hectare natuur. Agrariërs krijgen zo de kans om ook aan natuurbeheer te gaan doen binnen het natuurnetwerk in de provincie.
Het ‘Kennisnetwerk voor participatie en uitdaagrecht’ heeft de partijen ondersteund in de pilot-periode en tevens gezorgd voor een evaluatie in samenwerking met de WUR (Wageningen University&Research). Uit deze evaluatie komt naar voren dat de aanpak met het Uitdaagrecht kansrijk is en doorgezet kan worden. Zoals de onderzoekers van de WUR stellen over Natuer mei de Mienskip: “Het vernieuwende van de aanpak is dat het instrument uitdaagrecht wordt ingezet en dat een brede groep van maatschappelijke partijen en overheden met elkaar willen samen werken op provinciale schaal. Landbouw en natuur & milieu proberen elkaar te vinden en gebruiken hiervoor het uitdaagrecht.”
De onderzoekers hopen dat met het Uitdaagrecht meer maatschappelijk draagvlak ontstaat en de samenleving meer betrokken wordt bij de landbouwtransitie, de natuurontwikkeling en de oplossing van de waterproblematiek. Zo kan “een minder ‘technocratische’ aanpak ontstaan, maar met meer zeggenschap vanuit de samenleving”.
Extra financiën
Op basis van de evaluatie en de voorstellen van de partners in ‘Natuer mei de Mienskip’, hebben Provinciale Staten van Friesland ingestemd met een vervolg voor een mogelijke versnelling van de natuurontwikkeling. Waarschijnlijk komt er in de komende vijf jaar meer natuur, met een gelijkblijvend provinciaal budget. Er komen namelijk extra financiën beschikbaar doordat maatschappelijke organisaties aan de bal zijn en zij fondsen kunnen aanboren die door overheden niet benut kunnen worden. Met het uitdaagrecht krijgt de provinciale natuurontwikkeling dus een zet in de rug, door meer inzet en sturing vanuit de agrarische sector en natuur- en milieuorganisaties gezamenlijk.
Vier lessen uit Fryslân
Wat kunnen we leren van ‘Natuer mei de Mienskip’ voor de transitie van het landelijk gebied en de stikstofaanpak?
In de eerste plaats moet de provincie – samen met de andere overheden – heldere kaders aangeven als maatschappelijke initiatieven en boeren zelf aan de slag willen in hun gebied. Wat zijn de randvoorwaarden en de tijdsperiode voor de transitie? Welke resultaten moeten er – minimaal – worden bereikt? Zoals Remkes schrijft: “De agrarische ondernemer moet weten welke kansen en restricties op hem afkomen. Hij moet weten welke mogelijkheden en onmogelijkheden er in en buiten zijn gebied zijn”[1]. Daarna kan de agrarisch ondernemer samen met betrokkenen uit de omgeving een afweging maken wat te doen.
Ten tweede moeten de initiatiefnemers zorgen voor voldoende maatschappelijk draagvlak voor hun Uitdaagrecht-initiatief. Alleen met steun bij bewoners, agrariërs, recreatieve ondernemers en anderen kunnen zij gezamenlijk werken aan een betere toekomst. Ook zullen de initiatiefnemers moeten aangeven waarom hun voorstellen ‘beter, slimmer, goedkoper zijn en/of meer maatschappelijk draagvlak hebben’ dan een reguliere aanpak. Het gesprek tussen initiatiefnemers en overheid blijkt zeer leerzaam te zijn en vaak nieuwe mogelijkheden op te leveren.
Het provinciaal bestuur moet – in de derde plaats – het Uitdaagrecht-voorstel beoordelen en kijken of dit past binnen de hoofdlijnen van het provinciale beleid. Daarmee hebben de gekozen volksvertegenwoordigers een doorslaggevende stem en bepalen zij uiteindelijk of de vernieuwende aanpak in een gebied kan doorgaan. Met daarbij oog voor een goede afstemming met gemeenten en waterschappen.
Tot slot: een gebiedsgerichte aanpak vraagt een lange adem. Daarom is het gewenst dat er steeds evaluatiemomenten zijn om te zien of de initiatiefnemers met hun traject op koers zitten. Maar vooral: of zij voldoende draagvlak hebben vanuit de samenleving en met betrokkenen samen blijven werken. Om in de woorden van Remkes te spreken: “Gezamenlijk optrekken is cruciaal”.
[1] “Wat wel kan”, p. 51, J. Remkes, 5 september 2022
Cover: ‘Noord-Veluwe schapen’ door R. de Bruijn_Photography (bron: Shutterstock)