Nieuws Legitimatie- en toelatingsplanologie. In Nederland is de Woningwet uit 1901 de eerste landelijke wet die iets zegt over inrichting van de ruimte.
Tot die tijd was het bouwen van woningen en bedrijfsgebouwen een organisch proces op gemeentelijk niveau. Bij gebleken behoefte werd vergunning verleend om te bouwen. Of dat gebeurde was vooral afhankelijk van financiële mogelijkheden van de initiërende partij. In de loop van de 20ste eeuw is het aantal regels en wetten met betrekking tot ruimtelijke ontwikkeling exponentieel toegenomen. Met vermindering van de volgzaamheid van particulieren, nam de wens tot maakbaarheid bij overheden toe. Waar aanvankelijk sprake was van pragmatische legitimatieplanologie, waarbij ontwikkelingen achteraf op de kaart een formele plek kregen, ontstond circa dertig jaar geleden de wens van toelatingsplanologie.
In deze gedachte geven overheden vooraf op kaarten aan waar welke functies wenselijk zijn. Een initiatiefnemer kon op basis hiervan ideeën ontwikkelen en die ter beoordeling voorleggen aan de eerstverantwoordelijke overheid, veelal gemeenten. Was het idee passend binnen de eerdere planologische visie, kon een ontwikkeling - onder in de tijd steeds stringentere - voorwaarden worden toegestaan. In de praktijk is zo gewerkt maar op grotere schaal is gebruik gemaakt van een afwijkingsartikel binnen de Wet ruimtelijke ordening. Met artikel 19 konden ontwikkelingen een stuk eenvoudiger worden gerealiseerd. Daarnaast is er voor infrastructuur een Tracéwet die ruimtelijk voorrang verleent aan rijksinfrastructurele projecten, zoals snelwegen, spoorwegen en waterwegen.
Ontwikkelings- en uitnodigingsplanologie
In 1998 brak de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) een lans voor ontwikkelingsplanologie. Eén van de argumenten was de publieke dominantie binnen de ruimtelijke ontwikkeling en inherent het aanbodgestuurde karakter van woningbouw. De boodschap van de WRR is vooral opgepakt door projectontwikkelaars. Zij wierpen zich richting overheden op als goede verstaanders van particuliere wensen. In deze gedachte zou een publiekprivate samenwerking indirect ook een publiekparticuliere samenwerking zijn. Projectontwikkelaars noemden zich in ras tempo gebiedsontwikkelaars en zetten en masse in op een roemrijk vervolg van de VINEX, als grootschalig woningbouwprogramma uit de jaren negentig van de vorige eeuw. Vooral ontwikkelaars hebben in dat kader in twintig jaar tijd 650.000 woningen gebouwd. Rijkswaterstaat als wegautoriteit anticipeerde en volgde met uitbreiding van bestaande wegen en aanleg van nieuwe wegen. De ronkende motor begon te haperen in 2008. Nu drie jaar later, ligt in Nederland de productie van nieuwbouwwoningen onder 10.000 op jaarbasis, staan een kwart miljoen woningen te koop, staan 13.000 winkels en 1.000 monumenten leeg, is zeven miljoen vierkante meter kantoorruimte onbenut en is onder particulieren sprake van een totale kopersstaking.
Zie voor de volledige publicatie:
Cover: ‘Huis op boeken’ door Sensay (bron: Shutterstock)