Recensie Eind 2017 verscheen van de hand van de Italiaanse architect en hoogleraar Matteo Robiglio het boek RE-USA 20 American stories of adaptive reuse, a toolkit for postindustrial cities (1) . Het boek is in de eerste plaats een toegankelijk geschreven en rijk geïllustreerd reisverslag van zijn bezoek aan 20 herbestemmingsprojecten in Amerikaanse steden als Pittsburgh, Chicago, Detroit en Philadelphia. Voor de liefhebbers van industrieel erfgoed aanbevelenswaardige ‘must sees’. Voor degenen die niet op reis gaan is het boek vooral interessant omdat het een goed overzicht biedt van de complexe praktijk van herontwikkelen en herbestemmen. Daarbij voegt met name het derde deel van het boek, waarin de auteur reflecteert op de rol van de architect in herbestemming, een extra dimensie toe aan de groeiende reeks publicaties over dit thema.
Herontwikkeling van industrieel erfgoed als sociale ontwerppraktijk
Veranderende economie als aanjager van hergebruik
De auteur definieert ‘adaptive reuse’ als het proces van hergebruiken van een bestaande locatie, gebouw of infrastructuur, dat de oorspronkelijke functie verloren heeft, door het aan te passen aan nieuwe eisen en gebruik met minimale doch transformationele middelen. Die middelen kunnen fysieke ingrepen zijn maar behelzen ook het proces van het – met respect voor het verleden- construeren van een nieuwe identiteit voor toekomstig gebruik, het betrekken van stakeholders, het opzetten van een adequate procesbegeleiding en het rondkrijgen van de financiering. Toekomstig gebruik sluit daarbij vaak aan bij onze veranderende behoeftes ten aanzien van werkomgevingen. Waar het industriële tijdperk zich kenmerkte door fysieke functiescheiding, is in het huidig economisch tijdgewricht, waarin digitalisering, data, kennis en creativiteit de belangrijkste grondstoffen zijn, steeds meer behoefte aan werkomgevingen met identiteit, die uitwisseling, ontmoeting en ontspanning en soms ook de mix met wonen faciliteren. De veelal excentrische ligging, de grootsheid en de historie van industriële gebouwen geven daarbij ruimte voor flexibiliteit, experiment, gemengd ruimtegebruik en interactie met de omgeving. Daarnaast sluit hergebruik potentieel goed aan, mits verankerd in ontwerp en ontwikkeling, bij maatschappelijke trends als duurzaamheid, inclusiviteit en circulaire economie.
Technologie en duurzame productie in Pittsburgh en Chicago
Carnegie Robotics en Bakery Square in Pittsburgh zijn goede voorbeelden van nieuwe economie in oude gebouwen. De economie van Pittsburgh, bijgenaamd Steel City,werd jarenlang gedomineerd door de zware staalindustrie. Het vertrek van deze industrie in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw heeft diepe sporen nagelaten in de ontwikkeling van de stad. Mede dankzij gericht innovatiebeleid en de aanwezigheid van toonaangevende universiteiten is de stad er echter in geslaagd de transformatie naar dienstverlening en high tech te maken.
Een voormalige staalfabriek aan de Monongahela rivier is met minimale middelen getransformeerd tot het roboticacentrum van Carnegie Mellon Universiteit (CMU). In de bestaande iconische schil is door de lokale Desmone Architects een box in box constructie gerealiseerd waarin functies als clean rooms, research labs, een makerspace voor prototyping en conferentieruimtes gecombineerd zijn. Deze ontwikkeling is mogelijk gemaakt door een investering van de Regional Industrial Development Corporation (RIDC). RIDC kocht de site en investeerde in het casco en de bodemsanering. CMU als hoofdhuurder investeerde in de inbouw. De ontwikkeling leverde ruim 3000 nieuwe banen op voor het gebied.
Bakery Square huisvest tegenwoordig de Google Pittsburgh Campus en technologische research labs in en om de voormalige koekfabriek van Nabisco. Het gebouw is duurzaam herontwikkeld en LEED gecertificeerd. Deze ontwikkeling vormde mede een katalysator voor de transformatie van de omliggende woonwijk. Door het betrekken van lokale ontwikkelaars en de aanwezige bewoners is men er in geslaagd een gemengde woonwijk te realiseren met een substantieel deel woningen voor lagere en middeninkomens.
‘The Plant’
The Plant. Copyright: Matteo Robiglio
The Plant is een voorbeeld van een meer bottom up gerichte ontwikkeling waarbij een industrieel gebouw in het meatpacking district in Chicago een nieuwe bestemming krijgt als centrum voor lokale voedselproductie. De initiatiefnemer van het project, John Edel, is de eigenaar en ontwikkelaar van het Chicago Sustainable Manufacturing Center (CSMC) en de sociale onderneming Bubbly Dynamics LLC. Hij kocht het gebouw van 8500m2 voor een “strip and rip” prijs van 525.000 dollar (de verkoopwaarde van het aanwezige metaal), maar in plaats van slopen zette hij in op een geleidelijke transformatie met het ultieme doel om duurzaam lokaal voedsel te produceren en groene banen te creëren voor de omliggende achterstandswijk. Het gebouw, volledig off grid door innovatieve energievoorzieningen, huisvest tegenwoordig onder meer kwekerijen voor tilapia, champignons, aquaponics, hydroponics en een brouwerij. In de buitenruimte zijn community gardens voor de bewoners gerealiseerd en vanuit The Plant worden markten, events en trainingen georganiseerd. Inmiddels werken er 85 mensen en dat aantal moet groeien tot 125 in 2019. De middelen voor herontwikkeling en innovatie komen uit een mix van huurinkomsten, een subsidie van de staat, belastingvoordelen en crowdfunding via Kickstarter.(2)
Toolkit en rol van de ontwerper
Los van lokale verschillen in cultuur en financiering zijn er veel overeenkomsten tussen de beschreven Amerikaanse projecten en hun evenknieën in Nederland en Europa. Het tweede deel van het boek waar de lessen uit de 20 projecten samengevat worden in een toolkit heeft daarom een tamelijk generiek karakter en gaat in op herkenbare aspecten die een rol spelen in alle herbestemmingsprojecten aan weerszijde van de oceaan. Het bestaande is het uitgangspunt en dat vergt een ander proces van ontwikkelen, ontwerpen, financieren en legitimatie dan bij nieuwbouw. Herontwikkelingsprojecten kenmerken zich door een complexe interactie tussen infrastructuur, plaats en community. Succesvolle herbestemming vergt tijd en een lange termijnperspectief, terwijl tegelijkertijd gestart kan worden met placemaking en kleinschalige interventies. Het zichtbaar maken van een nieuwe toekomst, het verkrijgen van draagvlak en financiering, het inbouwen van flexibiliteit voor nieuwe ontwikkelingen en toetreden van nieuwe partners, het slechten van barrières rond vervuiling, energievraagstukken, bestemmingsplannen en vergunningen vergt strategische sturingskunst die essentieel is voor het welslagen van herbestemmingsprojecten.
Volgens
Robiglio is de rol van lange termijn strategische sturing en het verbinden van
alle betrokken en potentiële stakeholders belangrijker voor het welslagen van
een herbestemmingsproject dan de rol van design. Een opmerkelijke uitspraak
voor een architect. Voor Robiglio is herbestemming eerst en vooral
een sociale praktijk die conflicteert met de modernistische traditie waarin
veel van de hedendaagse architecten zijn opgeleid. In het industriële tijdperk
stond maakbaarheid, efficiëntie en de professionele autonomie van architecten
en ingenieurs voorop. Originaliteit en autonomie werd een belangrijk adagium in
de opleiding van architecten. Aan de andere kant van het spectrum is het
conserveren van erfgoed een specialisatie geworden waarbij behoud van het
oorspronkelijke ‘in de originele staat’ centraal is komen te staan. Beide
benaderingen kenmerken zich door exclusiviteit en uitsluiting. Evenals het
recente advies van de RLI en de Raad voor Cultuur[1]
pleit Robiglio voor een ontwikkelingsgerichte omgang met erfgoed, waarin niet
het conserveren van het bestaande maar de transformatie naar toekomstig gebruik
centraal staat. Ontwerpkracht is daarbij onontbeerlijk. De essentie van de rol
van de ontwerper ligt daarbij in analyse, innovatie en verbeelding van de
mogelijkheden, waarbij het produceren van collectieve ideeën, die voorbij gaan
aan de grens van het mogelijke, een van de kernkwaliteiten van de sociale rol
van architectuur is. Dit uitgangspunt wordt in dit deel verder onderbouwd en
gekoppeld aan de traditie van architectuur en stedenbouw enerzijds en aan
recente maatschappelijke en technologische ontwikkelingen anderzijds. In die
zin is het derde deel van het boek te beschouwen als een inspiratiebron en mentale
toolkit voor architecten en
ontwerpers om herbestemming als sociale ontwerppraktijk vorm te geven.
[1] Zie: https://www.jovis.de/en/books/product/reusa.html
[2] Zie http://efc.web.unc.edu/2014/03/28/financing-urban-agriculture-growing-field-possibilities/
[3] Zie http://www.rli.nl/publicaties/2017/advies/brede-blik-op-erfgoed
[4] Zie https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/rdm-campus-rotterdam-waardecreatie-door-herontwikkeling/
Cover: ‘RE-USA boekrecensie’