Verslag Steden staan voor grote, complexe opgaven. Trek naar de stad, maar ook leegstand in het stedelijk gebied, klimaatverandering en de energieopgave moeten opgelost worden met beperkte middelen. Deze kunnen veel beter in samenhang worden opgepakt. Afstemmen met en gebruik maken van de ondergrond loont en biedt kansen voor een veerkrachtige stad. Maar hoe doen de vier grote steden in Nederland en koplopers uit de wereld van duurzaamheid en ruimtelijke ontwikkeling dit? Deze vraag staat centraal op het congres ‘Veerkrachtige stad, hoe doe jij dat?’, georganiseerd op 10 april 2013 door Platform31, in het Provinciehuis van Zuid-Holland te Den Haag.
Congres over slimme ruimtelijke planning met boven- en ondergrond
De andere helft van Rotterdam. Visie op het gebruik van de ondergrondse ruimte.
Gemeente Rotterdam
Illustrator: Michiel Moormann
Dagvoorzitter Adriaan Visser (algemeen directeur van Platform31) en Alex Veldhof (afdelingshoofd Ruimte, Wonen en Bodem bij de Provincie Zuid-Holland) openen de dag. Hierna komen achtereenvolgens de onderzoeker, de ontwerper en de beleidsmaker aan het woord. De onderzoeker wordt vertegenwoordigd door keynote speaker Andy van den Dobbelsteen (Climate Design & Sustainability, TU Delft). Hij biedt inzicht in het energievraagstuk in relatie tot de ruimte in de stad en toont met voorbeelden dat een zelfvoorzienende stad niets nieuws is. Belangrijk inzicht is dat wanneer er tot 2025 niets gedaan is aan onze huidige manier van omgaan met energieopwekking en –consumptie, er niet genoeg traditionele fossiele energie over is voor duurzame technologie; dan is de omschakeling naar hernieuwbare energie niet meer mogelijk. Van den Dobbelsteen sluit af met een citaat van Jan Terlouw: “Hoe verantwoord je aan je kinderen en kleinkinderen dat je niet alles hebt gedaan wat je kon, terwijl je wist wat je nu weet?”
Florian Boer van De Urbanisten spreekt als de ontwerper over Smart Urbanism en klimaatbestendig ontwerpen. Hier zijn De Urbanisten als bureau al een aantal jaren mee bezig. Door middel van voorbeeldprojecten wordt duidelijk hoe de stad en ondergrond toekomstsbestendig gemaakt kunnen worden. Als voorbeeld noemt hij de bodemsanering bij de Zaan/IJ-oevers in Amsterdam, die tegelijk gebruikt wordt om de waterveiligheid in dit gebied te vergroten. Het is traditie om buizen en leidingen in de grond weg te stoppen, maar door te proberen deze zichtbaar te maken worden mensen actiever betrokken en krijgen zij een bepaald handelingsperspectief. Florian geeft toe dat dit bij WKO waarschijnlijk niet opgaat, maar bijvoorbeeld wel bij het Waterplein in Rotterdam. Hierna komt Jeroen van Schaick (ruimtelijk strateeg bij Provincie Zuid-Holland) als beleidsmaker aan het woord. Hij gaat in op de concurrerende werking of juist het zoeken naar de synergie van boven- en ondergrondse belangen voor duurzaam ruimtegebruik. Hij introduceert ‘de bodemladder’ als politiek gesprekskader om een standpunt te bepalen ten aanzien van bepaalde initiatieven. Het gesprek aangaan met verschillende partijen blijkt altijd belangrijk.
Laatste spreker is Jan Frank Mars (RWS Leefomgeving/Bodem+), die de problematiek van gechloreerde oplosmiddelen in de bodem en het grondwater van de stedelijke omgeving behandelt. Bij stedelijke herontwikkeling kunnen hierbij problemen ontstaan. Om deze op te lossen, is het zaak actoren te identificeren, te betrekken en te zoeken naar gemeenschappelijke belangen: de integrale aanpak.
De andere helft van Rotterdam: De ondergrond in een hoogstedelijke omgeving
Hoe kunnen we een slimme combinatie maken van hetgeen de ondergrond biedt en onze ruimtelijke ambities, en hoe en waar nemen we dit mee in het RO-proces? Op deze vraag gingen Joost Martens en Petra van der Lugt van de gemeente Rotterdam en Henk Puylaert van H2ruimte in.
Met een tabel als tool, behulp van een tabel met daarin de mogelijke oplossingen, hebben zij in teamverband de mogelijke obstakels in het proces van slim combineren verkend, waarin de overkoepelende ambitie centraal staat. De relaties tussen ingreep en ondergrond worden door middel van verschillende kolommen in deze tabel weergegeven. De gele kolommen staan voor de daadwerkelijk aanwezige objecten, roze voor de eigenschappen van de bodem en blauw voor ingrepen en activiteiten met effect op het systeem. Meest voorkomende obstakel wanneer je bovengronds en ondergronds combineert, blijken de fundering en de kabels en leidingen te zijn. Aanbeveling van de sprekers: ontwerp de boven- en ondergrond als één ruimte; zoek altijd de synergie tussen bovengrondse ingrepen en de ondergrondse consequenties daarvan en vice versa. Daartoe moet gelijktijdig vanuit een overkoepelende ambitie te werk worden gegaan. Breng partijen in een vroeg stadium samen om op elkaar en het plan te reageren.
Paneldiscussie: integraal en gebiedsgericht
Een vraag die leeft in het publiek: hoe moet er worden omgegaan met verschillende partijen, en wie heeft welke rol? “We moeten per locatie opnieuw bekijken hoe we met verschillende partijen omgaan. Hierbij moeten we rekening houden met de zogenaamde LSO-criteria (Locatie Specifieke Omstandigheden),” stelt Bas van der Griend, milieumanager bij Bouwfonds Ontwikkeling. In lijn met de workshop over Rotterdam wordt het belang van het bij elkaar brengen van partijen genoemd. Fransje Hooimeijer (Assistant professor Environmental Technology & Design TU Delft en projectleider Ontwerpen met de Ondergrond bij TNO): “Wat ik ervaar als een succesvolle methode is om in een vroeg stadium verschillende experts en ontwerpers bij elkaar te zetten, bijvoorbeeld in een workshop van een paar uur. Deelnemers blijken altijd verrast van de hoeveelheid kennis aan de andere kant van de tafel.”
Gijs de Man (Stichting Warmtenetwerk/ strateeg bij Essent Warmte): “Misschien is het de kunst van de gemeente om de regie bij complexe projecten meer los te laten?” Arno Harting (milieuadviseur Duurzaam bouwen en Energie, Gemeente Utrecht) is het daar niet mee eens: “Regie is niet de kunst van het loslaten van de gemeente, maar hangt af van de locatie en het aantal eigenaren dat bij de locatie en het project betrokken is.” En: maak de verbinding met de werkvloer; dit gebeurt vaak onvoldoende.
Verder is er aandacht voor de rol van consumenteninitiatief. Het vormen van Energy-Communities is niet voorbehouden aan dorpen of geïsoleerde samenlevingen, zoals op een eiland, maar kan ook in steden. Het initiatief hiervoor kan vanuit bewoners zelf komen, maar de gemeente is nodig om dit te faciliteren en stimuleren. Dit vraagt een andere houding van de gemeente. Aandachtspunt voor het stimuleren van consumenteninitiatief is: what's in it for them? Immers, zolang er onder de consument geen besef van winst of voordeel is, gebeurt er niks.
Resumerend, de juiste houding volgens de panelleden? Vragen, luisteren, samen doen, verbinden en innoveren, verwonderen en stay angry.
10 april 2013 │ provinciehuis Zuid-Holland │ Organisatie: Platform 31
Mede-initiatiefnemers: Citychlor, Gemeente Den Haag en Provincie Zuid-Holland
Zie ook:
Cover: ‘2013.05.06_veerkrachtige stad_500’