Persoonlijk Nederland handelsland is toe aan ruimtelijke herbezinning. Over ‘verdozing’ van het landschap is veel te doen. Maar hoeveel en wat voor ruimte claimt de logistiek nu eigenlijk en hoe verhoudt dat ruimtebeslag zich tot economische waarde en duurzame ontwikkeling? In zijn promotieonderzoek aan de TU Delft duidt architect-onderzoeker Merten Nefs de veranderende aard en ruimtelijke effecten van veertig jaar Nederland handelsland.
Zoals te zien is op een interactieve kaart, gebaseerd op door Nefs verzamelde data, is het logistieke complex van terreinen en gebouwen de loop van vier decennia fors uitgebreid. “Het beslaat nu zo’n 3.000 gebieden en 27.000 kleine tot kingsize ‘dozen’.” Magazijnen nemen nu viermaal zoveel ruimte in beslag als rond 1980.
Hoe verklaart Nefs die aanwas? “We zijn natuurlijk met meer en we zijn meer gaan consumeren.” Er worden meer goedkope spullen aangeschaft die vervolgens snel worden afgedankt en vervangen. Ook de verschuiving van lokaal naar online winkelen gaat gepaard met een vraag naar magazijnruimte. “Een deel van de toename valt toe te schrijven aan de rol die Nederland speelt als ‘bevoorrader’ van Noordwest-Europa. En, niet onbelangrijk, het is lucratief voor beleggers om logistieke loodsen te realiseren, de XXL-centra in het bijzonder.”
Fascinatie voor handelsstromen
Nefs studeerde bouwkunde in Delft. Als nieuwbakken ontwerper toog hij in 2003 naar Brazilië en woonde enkele jaren in miljoenenstad São Paulo. Daar vormde zich een fascinatie voor het functioneren van grote metropolen. “Hoe komen al die mensen aan eten en spullen? In hoeverre is zo’n enorme gemeenschap afhankelijk van allerlei handelsrelaties? Daar ontkiemde mijn belangstelling voor Nederland als land van handelsstromen.”
Eenmaal terug op vaderlandse bodem trad hij bij Vereniging Deltametropool in dienst, waar hij alweer elf jaar werkt. Promoveren doet hij er sinds 2019 parttime bij. “Mijn onderzoek bestaat uit vier onderdelen die ik één voor één voltooi. Ik ben over de helft.” De eerste drie bestrijken de vraag: hoe zit het logistiek systeem, zoals ontwikkeld vanaf de jaren tachtig, in elkaar? “Dan gaat het onder meer over hoe nationaal beleid de positie van Nederland als Europees knooppunt heeft bevorderd, bijvoorbeeld door planning van een Tweede Maasvlakte en een Betuwelijn, terwijl men de ontwikkeling van logistieke gebouwen aan gemeenten en de markt overliet.”
Geen schoonheidsprijs
In samenwerking met de Erasmus Universiteit Rotterdam hield hij de werkgelegenheid die de centra bieden tegen het licht. “Al decennialang is een hoofdargument voor ontwikkeling van logistieke gebouwen en infrastructuur: het levert Nederland banen op.” Volgens Nefs is daar het nodige op af te dingen. “Deels vanwege automatisering levert de nieuwbouw juist almaar minder banen per vierkante meter op. En de gehoopte magneetwerking van logistiek op makers en toeleveranciers blijft vaak achter.”
Relatief veel arbeidsplaatsen worden bovendien ingevuld met buitenlandse arbeidsmigranten. En ook: schept een puur financieel gedreven multinational banen die relevant zijn voor de regionale economie?” Daar komt bij dat de wildgroei van opslag- en overslagfaciliteiten tot meer vervoersbewegingen leidt en dus tot meer opstoppingen en emissies van uitlaatgassen. En de inpassing van logistieke faciliteiten in de omgeving verdient doorgaans geen schoonheidsprijs. “Wil je daar je schaarse grond voor inzetten? Ondanks het evidente belang van logistiek is de toegevoegde waarde van veel activiteiten en vierkante meters beperkt. Anno 2022 is Nederland distributieland maar ten dele een succesverhaal.”
Kan het beter? Volgens Nefs is het tij wel aan het keren. Overheden komen vaker in beweging om verdere toename van XXL-centra in te dammen. “Ruimte is nu eenmaal schaars.” Ook stellen ze scherpere eisen aan nieuwe ontwikkelingen. “Denk aan gunstige effecten voor de regionale economie, betere inpassing in het landschap of verplichte zonnedaken.”
Tijdens zijn onderzoek naar het krachtenveld dat aan de onstuimige groei ten grondslag ligt, ondervond Nefs dat de verantwoordelijke partijen, zoals ontwikkelaars, zelf ook niet warm worden van de resultaten. “Men wil met plezier aan hogere – op duurzame ontwikkeling gerichte – eisen voldoen, zo lang deze ook voor de concurrent gelden.”
Verdienmodellen blijven doorslaggevend. “Zo lang een dak of een gevel met vegetatie meer kost dan een dak of gevel zonder, is een investeerder die geen affiniteit heeft met lokale klimaat- of leefbaarheidsvraagstukken niet gemotiveerd om een dergelijke maatregel te nemen. Zoiets moet worden opgelegd door de overheid dan wel onderdeel uitmaken van selectiecriteria voor een duurzaam logistiek complex.
‘AM3 data centrum Science Park, Amstertdam’ door www.hollandfoto.net (bron: shutterstock.com)
Andere starthouding
De vierde, nog in te vullen component van zijn onderzoek behandelt de vraag: wat is een duurzaam logistiek complex? “Ik wil graag concreet maken hoe faciliteiten bijvoorbeeld door middel van meervoudig ruimtegebruik, duurzaam gebouwontwerp en aansluiting op de regionale economie meer waarde kunnen opleveren. Aan welke knoppen kun je draaien?”
Handelslandschappen hebben Nederland in het verleden op allerlei manieren verrijkt, stelt Nefs, waarom zou dat niet opnieuw het geval kunnen zijn? Hij is ervan overtuigd dat logistiek beter kan worden geïntegreerd met andere functies en met actuele ruimtelijke opgaven dan we nu zien.
“Behalve een kwaliteitsslag is een andere starthouding vereist die minder nadruk legt op de instandhouding van mondiale productieketens.” Waarom niet beginnen met de vraag: welke typen bedrijvigheid voorzien in de behoefte aan regionale en lokale voedsel- en materiaalkringlopen? Welke activiteiten verschaffen werk aan mensen in de omgeving? “Dan zul je eerder ruimte gaan scheppen voor kleinschaliger maakindustrie, refurbishing en recycling van producten, bijvoorbeeld, dan voor de internationale goederenstomen.”
Voorbeelden uit het buitenland laten zien dat de combinatie van logistieke activiteit met bijvoorbeeld stadslandbouw, dataopslag en woon- en werkplekken tot een rendabele ontwikkeling kan leiden. “Functies kunnen worden gemengd en gestapeld. Er vallen slimme combinaties te maken. Bijvoorbeeld door de CO₂-emissie van industrie in de regio te gebruiken in verticale tuinbouw.” Die verticale tuinbouw kan een deelfunctie zijn van een gelaagd agrologistiek complex waarmee de ontwikkeling van regionale voedselnetwerken – teelt, distributie en consumptie – wordt gestimuleerd. Gunstig voor zowel de regionale economie als het milieu.”
De potentie en haalbaarheid van een dergelijk concept zijn voor menige gemeente nog lastig te doorgronden, weet Nefs uit ervaring. Niettemin liggen er voor verschillende steden plannen klaar voor onder meer een distributiecentrum met een sportveld erop en woningen ernaast, gestapelde distributiecentra, en kassen bovenop agrologistiek. “Primeurs in Nederland die een welkom signaal afgeven: dat het ook anders kan.”
Dit artikel verscheen eerder op de website van TU Delft Faculteit Bouwkunde
Cover: ‘Merten Nefs’ (bron: Lucia Dossin)