Onderzoek De groei van het aantal grote distributiecentra – ‘dozen’ in de volksmond – zet onverminderd door. Om het landschap te sparen, stellen logistiek wetenschappers voor distributiecentra te bundelen in grote clusters.
Het is een prikkelende gedachte. Onderzoekers Angela Acocella, Frans Cruijssen en Jan Fransoo van Tilburg University stellen voor grote logistieke centra te clusteren in 20 á 25 gebieden. Dit zorgt voor schaalvoordelen en beteugelt de verdozing van het Nederlandse landschap die nu schijnbaar ongecontroleerd overal plaatsvindt. De Rijksoverheid zou gebieden moeten aanwijzen waar deze grootschalige logistieke activiteiten worden gehuisvest. Dit voorstel staat in het vorige week verschenen rapport ‘Warehousification – Aanbevelingen voor de toekomst van grote distributiecentra in Nederland.’
De aanbeveling staat dus flink haaks op hoe distributiecentra zich de afgelopen decennia ruimtelijk hebben ontwikkeld. Uit onderzoek van Merten Nefs komt naar voren dat logistieke gebouwen op dit moment over zo’n 3.000 gebieden verdeeld zijn, in 27.000 kleine tot kingsize ‘dozen’. De ruimtevraag van magazijnen is sinds 1980 verviervoudigd.
Ongebreidelde groei
De groei van het aantal grote distributiecentra lijkt voorlopig niet ten einde te komen. Tussen 2015 en 2021 zijn deze jaarlijks met ongeveer 2 miljoen vierkante meter gegroeid. Grote loodsen waren in 2020 goed voor 37,5 miljoen vierkante meter magazijnruimte. Verwacht wordt dat Nederland in 2030 50 miljoen vierkante meter grote magazijnruimte nodig heeft. Het clusteren van deze ruimte over 20 á 25 centra levert gebieden van 2 tot 2,5 miljoen vierkante meter op. Dit is vergelijkbaar met logistieke clusters zoals Trade Park Noord in Venlo en het recent opgeleverde Logistiek Park Moerdijk.
Geconcentreerde goederenopslag wordt door de logistieke sector als goede oplossingsrichting gezien voor het omgaan met de beperkt beschikbare ruimte in Nederland. Het is noodzakelijk dat distributiecentra optimaal gebruik maken van die ruimte, stelt het rapport. Zo tellen depots idealiter minimaal twee verdiepingen. Logistieke clusters kunnen faciliteiten delen. Wegennetwerken, goederenemplacementen, parkeerplaatsen, beveiliging, maar ook huisvesting van arbeidsmigranten kunnen zo efficiënter ingericht worden. Daken van distributiecentra kunnen worden aangewend om met zonnepanelen elektrische vrachtwagens van stroom te voorzien.
Economische waarde
Het onderzoek werpt ook nieuw licht op de vraag in hoeverre distributiecentra de Nederlandse productie bevoorraden. Uit eerdere onderzoeken kwamen percentages tussen de 50 en 75 procent naar voren. Veel van die onderzoeken keken alleen naar de primaire functie van individuele distributiecentra. Voor dit rapport is uitgevraagd welk percentage van de opgeslagen goederen bestemd is voor de Nederlandse markt. Uit de steekproef onder 81 grote distributiecentra (meer dan 10.000 vierkante meter vloeroppervlak) blijkt dat slechts 43 procent van de voorraad bestemd is voor de Nederlandse markt.
Tussen regio’s zijn grote verschillen te bespeuren. Waar in grensstad Venlo een kwart van de opgeslagen goederen voor Nederland bedoeld is, is dit in de regio Tilburg-Waalwijk ruim 60 procent. De vraag naar de bijdrage die logistieke centra leveren aan de Nederlandse economie wordt vaak gesteld. Zowel voor- als tegenstanders van distributiecentra gebruiken de vooronderstelde toegevoegde waarde van distributiecentra – of juist het gebrek daaraan – om hun punt te maken.
Merten Nefs (onderzoeker Erasmus/TU Delft) is bijvoorbeeld sceptisch over de economische relevantie van monofunctionele logistieke gebieden. “In regio’s waar grote clusters van distributiecentra zijn, bijvoorbeeld in West-Brabant, kan een economische lock-in ontstaan. De gehele economie gaat dan steeds meer draaien om de warehouses. Andere sectoren trekken juist weg, zoals dienstverlening, de maakindustrie en agro-food.”
Actief beleid voeren
Het rapport roept beleidsmakers op actiever ruimtelijk beleid te voeren op distributiecentra, om de wildgroei te stoppen. Nefs merkt op dat dit in het zuiden van Nederland al grotendeels staand beleid is. “In Brabant hebben de provincie en samenwerkende gemeentes de groei van het aantal distributiecentra onder controle gekregen. Daar zijn specifieke gebieden aangewezen waar XXL-loodsen mogen worden bijgebouwd. Wel zie je dat grote distributiecentra in het noorden nog een relatief nieuw fenomeen zijn. In de kop van Noord-Holland, Flevoland en Overijssel wordt nog meer aan de gemeenten overgelaten. Maar ook daar is de beschikbare ruimte aan het opraken.”
‘Albert Heijn distributiecentrum Zaandam’ door Ilonamay (bron: Wikimedia Commons) onder CC BY-SA 4.0, uitsnede van origineel
Ondanks zijn scepsis over de economische relevantie van grote logistieke gebieden, ziet Nefs wel ruimtelijke voordelen van het clusteren van logistieke centra. “Hoe groter de schaal, hoe beter je kan automatiseren,” stelt hij. Het automatiseren van goederenoverslag zorgt uiteindelijk voor een efficiëntere manier van opslaan en dus voor een kleinere ruimtevraag.
Hij verwacht dan ook dat schaalvergroting met een beperkter ruimtebeslag de toekomst heeft: “Nieuwe types warehouses stapelen veel meer lagen op elkaar. Automatiseren leidt ook tot andere bouwvormen. Een robot beweegt immers anders door een gebouw dan een vorkheftruck met menselijke bestuurder. Hogere, meer kubusachtige vormen, werken voor robots in de regel beter. Ik zie de komende jaren een nieuwe typologie aan distributiecentra ontstaan.”
Cover: ‘Vos Logistics, Oss’ door Joyce Roosenhart (bron: Wikimedia Commons) onder CC BY-SA 4.0, uitsnede van origineel