Recensie De groeikernen: ze vormen een onlosmakelijk onderdeel van onze ruimtelijke ordeningsgeschiedenis. Velen werden er groot of kennen mensen die er wonen. Michelle Provoost schreef er het boek 'Een onvoltooid project' over, Tjeerd Herrema las het. Hij blijkt zelf positiever dan Provoost over de toekomst van deze woongebieden.
Als dood gevonden worden in een groeikern echt zo erg is als beweerd wordt, loopt inmiddels 8 procent van de Nederlandse bevolking dat risico. Minister Kuipers van Volksgezondheid zou de noodklok moeten luiden! Maar als bewoner van zo’n new town (Almere) kan ik u geruststellen. Met dat risico van doodgaan valt prima te leven.
Bovendien zijn steeds meer mensen bereid een hoge prijs voor dat risico te betalen. In de drie grootste groeikernen Almere (+34 procent), Zoetermeer(+23 procent) en Haarlemmermeer (+32 procent) steeg de gemiddelde WOZ-waarde de afgelopen 10 jaar sterker dan gemiddeld in Nederland als geheel (+22 procent).
Fijn thuis
Een groter ongelijk valt nauwelijks vast te stellen toen voormalig directeur Coen Teulings van het Centraal Planbureau in maart 2016 opriep geen geld te steken in de grootste groeikern Almere. Dat zou weggegooid geld zijn. Het betekent eerder dat tegen wil en dank van beleidsmakers en economen de afgelopen jaren steeds meer mensen in groeikernen een thuis gevonden hebben. Zij willen daar wel dood gevonden worden en vinden het leven er leuker. Economen hebben lange tijd moeite gehad om stedelijk groen te waarderen als je het niet kunt exploiteren.
‘Dekwoningen Nieuwegein’ (bron: INTI)
Met haar boek ‘Een onvoltooid project. Over de toekomst van onze Groeikernen’ zet Michelle Provoost, de groeikernen weer opnieuw op de kaart. Het boek (uitgegeven door het International New Town Institute in Rotterdam) maakt onderdeel uit van een reeks studies naar de 17 groeikernen die Nederland officieel kent. Later zijn er in de 4e Nota Ruimtelijke Ordening (1988) groeisteden buiten de Randstad aan toegevoegd, maar toen lag het groeikernenbeleid al op het kerkhof. Deze 17 groeikernen zijn goed voor de huisvesting van bijna 1,5 miljoen inwoners, inmiddels 8 procent van de bevolking. Van de grootste Almere (218.000) tot de kleinste Duiven-Westervoort (40.000).
In de wei of in de stad
De groeikernen waren het antwoord op de naoorlogse woningnood en dienden ter voorkoming van massaal bouwen in het Groene Hart. De labels heten in de huidige discussie over woningnood anders, maar ook nu gaat de strijd tussen bouwen in het weiland of stedelijke verdichting. Vooralsnog heeft de laatste gewonnen. De door minister De Jonge geplande 900.000 nieuwe woningen worden tot 2040 grotendeels gebouwd in en rond de stad. Maar ook veel boerenweilanden geven zich gewonnen. Dus geen knock-out door de stedelijke verdichters, daar is de lobby van de commerciële ontwikkelaars te sterk voor.
De titel ‘Een onvoltooid project’ suggereert dat er ergens in ons land steden zijn die wel voltooid zijn. Die illusie moet snel weersproken worden want geen enkele stad is voltooid maar is voortdurend in ontwikkeling. Terecht stelt het boek zelf dat de groeikernen de hoogstnoodzakelijke stadsvernieuwing in de oude steden mogelijk maakte, in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Stadsvernieuwing blijft ook nu in de steden nodig en is voor veel groeikernen een stevige opgave zonder traditie. Toen ik uit Amsterdam naar Almere kwam om daar wethouder te worden, moest ik erg wennen aan de ambtelijke indeling van de stad die een onderscheid maakte tussen de bestaande en de nieuwe stad. “Er is toch maar één stad”, riep ik stomverbaasd uit: “de bestaande”.
Bestaande woningen benutten
Maar het is nu niet de stuwende kracht achter de huidige woningnood. We komen simpelweg woningen tekort voor alle inwoners, bestaande en toekomstige, vooral in stedelijke gebieden. We zijn in Nederland niet anders dan elders, want de trek naar de stad is wereldwijd aan de gang. Dus moeten er meer nieuwe betaalbare woningen bijgebouwd worden. Deze nieuwbouw voegt per jaar echter maar 1 procent toe aan de woningvoorraad in ons land. Meer aandacht voor benutting van bestaande woningen zou, zeker nu de nieuwbouw dreigt terug te lopen, weleens veel sneller resultaat op kunnen leveren. Bijvoorbeeld door afschaffing van de woningdelerskorting en stimuleren van kamerverhuur. Ook het boek zegt veel over die ene procent maar te weinig over die andere 99 procent van de groeikernen.
Meer dan wonen
Provoost ziet in de huidige woningnood een kans voor groeikernen om hun tekortkomingen te verbeteren. Als de kritiek op de groeikernen met name het gebrek aan werk en voorzieningen was, is het de vraag of meer woningen dat ‘gebrek’ gaat wegnemen. Is juist versneld woningen bouwen in groeikernen niet eerder het risico? Een stad is veel meer dan wonen. Definiëren niet juist voorzieningen een stad? Een stad heeft tijd nodig om te groeien en te rijpen. Ook voor steden zijn er grenzen aan de groei. Ik vergelijk vaak new towns met dat jonge meisje dat haar lippen kleurt met de lippenstift van haar moeder en vol verlangen voor wat komen gaat voor de spiegel staat.
Als introductie over het groeikernenbeleid in Nederland en de wonderlijke wereld van new towns in het door old towns gedomineerde Nederland, is het boek uitermate geschikt. Provoost, zelf winnaar van de Grote Maaskantprijs, beschrijft boeiend de politieke context waarin de groeikernen konden kiemen. Het waren de jaren zeventig met Den Uyl als premier, een periode van vernieuwing en experimenten. Niet alleen stedenbouwkundig maar ook qua architectuur en op het terrein van wonen en onderwijs. Het groeikernenbeleid werd eind jaren tachtig weer afgeschaft maar de Nederlandse taal was met ‘bloemkoolwijk’ inmiddels een woord rijker.
Misschien bevestigt het boek ongewild juist wat groeikernen niet meer zijn, namelijk een onvoltooid project. Jammer dat de mening van de huidige 1,5 miljoen bewoners van dat ‘onvoltooid project’ niet aan het woord komen. Terwijl zij toch als ervaringsdeskundigen beter dan beleidsmakers in staat zijn hierover uitspraken te doen.
‘Buurt De Hoek in Spijkenisse’ (bron: INTI)
Voor een boek dat over de toekomst van groeikernen moet gaan, schrijft Provoost wel erg veel over het verleden. Weliswaar erg compleet en mooi geïllustreerd maar de toekomst van onze groeikernen komt amper uit de verf. Ze beschrijft haarfijn het geloof in en de ontnuchtering over de groeikernen maar inspireert niet tot een herboren geloof in deze steden, groot of klein. Toch is daar met hun groene karakter alle reden voor. Waar veel oude steden hijgerig hun stad vergroenen, kunnen de groene groeikernen hun voorsprong uitbouwen als de ‘stad van de toekomst’.
Misschien is de titel eerder op het boek van toepassing dan op groeikernen, want die zijn als planningsconcept dood en begraven. Laten we het vooral over de stád hebben en wat daar allemaal mee kan: lang leve de stad, oud en nieuw. Provoost krijgt nog een herkansing in de tweede fase van het onderzoeksproject en zal deze groeibriljant vast meer op de toekomst richten.
Cover: ‘Omslag Groeikernen’ (bron: INTI)