Onderzoek Het voorzieningenniveau in dorpen op het platteland neemt al jaren af. De sluiting van de lokale basisschool, sportclub of supermarkt leidt vaak tot gevoelens van onmacht en ontevredenheid. Maar waarom eigenlijk? Suzan Christiaanse onderzocht het achterliggende sentiment en geeft vier aanbevelingen voor professionals om het gemeenschapsleven in dorpen te stimuleren.
Er bestaat een aantal misverstanden als het gaat om de sluiting van dorpsvoorzieningen. Vaak wordt aangenomen dat protesten of ander ‘beschermend’ gedrag na de sluiting van voorzieningen op het platteland wordt veroorzaakt door rationele argumenten, zoals een slechte bereikbaarheid van basisvoorzieningen of door een neerwaartse spiraal van krimp. Beleidsreacties zijn daarom vaak gericht op ‘rationele’ oplossingen, maar in de realiteit is dat de sentimenten over sluiting van voorzieningen het resultaat zijn van een complex samenspel van verschillende sociaalpsychologische processen. Door te onderzoeken waarom mensen de sluiting van voorzieningen ervaren als een verlies, biedt mijn proefschrift een nieuw perspectief voor ruimtelijk beleid in rurale gebieden.
De neerwaartse of negatieve spiraal
Afname van voorzieningen doet zich voor in zowel stedelijke als landelijke contexten over de hele wereld, maar er heerst wel een ander soort discussie. In rurale gebieden wordt de afname van voorzieningen meestal besproken binnen de context van bevolkingskrimp. Sinds 2009 kende Nederland ‘krimpregio’s’ met bevolkingsafname, en ‘anticipeer-regio’s’ waar de bevolking zou gaan afnemen. De prognoses zijn inmiddels bijgesteld en er is ook ander beleid. Desalniettemin wordt nog vaak gesproken over een negatieve of neerwaartse ‘spiraal’ waarbij de aanname is dat bevolkingskrimp leidt tot de sluiting van voorzieningen, wat vervolgens een negatief effect heeft op de leefbaarheid, waardoor meer mensen het platteland verlaten.
Het is gemakkelijk om gaten in deze theorie te prikken. In de eerste plaats zijn er internationale en Nederlandse studies die aantonen dat de afname van voorzieningen voornamelijk wordt beïnvloed door schaalvergroting, toegenomen mobiliteit en veranderingen in consumentengedrag. Ten tweede is het ambigue begrip 'leefbaarheid' afhankelijk van een reeks lokale waarden waarvan de beschikbaarheid van voorzieningen slechts een onderdeel uitmaakt. Uit Nederlandse onderzoeken blijkt dat dorpen zonder voorzieningen nog steeds als zeer leefbaar kunnen worden ervaren, omdat men tevreden is met de woning, de buurt, de veiligheid, de kosten van levensonderhoud, vervoer, en de bereikbaarheid van werk en natuur. Ten derde zijn er onderzoekers die laten zien dat er wel migratieverschillen voor bepaalde leeftijdsgroepen zijn, maar geen algeheel 'ontvolkingseffect' optreedt als voorzieningen sluiten. Ondanks dat onderzoek een genuanceerder beeld geeft, is er vaak wel angst voor afname van leefbaarheid en leidt de sluiting van dorpsvoorzieningen tot protesten of juist een stille ontevredenheid.
De bereikbaarheid van voorzieningen
Een ander misverstand is dat het verlies van voorzieningen voornamelijk een probleem is van bereikbaarheid. Het Nederlandse platteland kent bij lange na niet dezelfde mate van voorzieningenkrimp als in bijvoorbeeld Frankrijk, Portugal, Duitsland of Oost-Europa. Je ziet hier geen krom bejaard vrouwtje lopen naar de bakker drie dorpen verderop. Onze kinderen zitten niet 1,5 uur in een schoolbus naar de dichtstbijzijnde basisschool, en we hebben geen ‘food deserts’ waarbij in bepaalde wijken geen vers voedsel te koop is.
‘Hindeloopen, Friesland’ door Wolf-photography (bron: Shutterstock)
In het eerste deel van mijn onderzoek kijk ik naar de veranderingen in de ruimtelijke verdeling en bereikbaarheid van voorzieningen. Een studie naar de bereikbaarheid van voorzieningen in Friesland laat zien dat deze niet is verslechterd in de krimp- of anticipeerregio’s aan de noordkust, maar juist in Zuid-Friesland waar de meren een fysieke barrière vormen. Het krimpbeleid ging er van uit dat vooral in krimpregio’s geïnvesteerd moest worden in het behoud van lokale voorzieningen, maar schaalvergroting van voorzieningen vindt plaats in zowel stedelijke als rurale gebieden.
De afname van voorzieningen heeft echter meer impact op het platteland. Door het hoge autobezit hebben de meeste mensen weliswaar geen problemen met de bereikbaarheid van voorzieningen, maar er zijn in sommige kleine dorpen (bijna) geen dorpsvoorzieningen meer over. De kleine supermarkt moet het bijvoorbeeld afleggen tegen de grote prijsvechter in een naburig dorp en ook huisartsen werken vaker samen in grotere praktijken. Het zijn vooral de niet-mobiele en oudere mensen in de kleine en middelgrote dorpen die kwetsbaar zijn voor het verdwijnen van basisvoorzieningen. Deze bevindingen doen vermoeden dat er bij een grote groep mensen een andere reden is voor het ongenoegen over sluiting van dorpsvoorzieningen.
De sociale, emotionele en symbolische waarde van voorzieningen
In het tweede deel van mijn promotie onderzocht ik de negatieve perceptie van de sluiting van voorzieningen in twee dorpen in Noord-Nederland: Ulrum en Tzummarum. Dit kwalitatieve onderzoek laat zien dat de pijn voor de meeste mensen vooral zit in het verlies van betekenisvolle plekken. Deze veranderpijn heeft te maken met de sociale en symbolische waarde die voorzieningen hebben voor een dorpsgemeenschap, maar ook met een persoonlijke emotionele band met een voorziening.
De emotionele band tussen mensen en plekken wordt ook wel ‘place attachment’ genoemd. Deze gehechtheid kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de basisschool waar je op school hebt gezeten, de dorpswinkel waar je altijd een praatje maakte met de buren of de prachtige kerk die nu leeg staat. Zo kunnen mensen de sluiting van hun oude dorpsschool betreuren, ook al hebben ze zelf geen kinderen meer die er gebruik van maken.
Ook ‘place identity’ speelt een rol omdat de woonomgeving een belangrijk onderdeel kan zijn van de persoonlijke identiteit. Er wordt bovendien onderscheid gemaakt tussen de individuele betekenis van een voorziening, en de betekenis voor de gemeenschap. Het lokale café, de sportkantine, het dorpshuis maar ook de supermarkt hebben een functie als ontmoetingsplek, en sluiting kan resulteren in een gevoel van verlies voor de (dorps)gemeenschap en invloed hebben op de dorpsidentiteit. Men vraagt zich hardop af: “Wat is een dorp nog zonder …” Zo kunnen mensen de sluiting van een supermarkt heel erg vinden, ook al deden ze er zelf nauwelijks boodschappen.
Een gedeeld gevoel van verlies
Mijn onderzoek toont aan dat de sluiting van dorpsvoorzieningen een gedeeld gevoel van verlies kan veroorzaken of verergeren, wat meer te maken heeft met de ervaren beschikbaarheid dan met de bereikbaarheid van voorzieningen. Dit komt deels omdat mensen zich kunnen hechten aan deze plekken, maar ook omdat er een gevoel van collectief eigenaarschap is over bepaalde lokale voorzieningen die een belangrijke maatschappelijke waarde hebben voor de gemeenschap. Hierdoor treedt er bovendien een ‘endowment effect’ op, waarvan we nu begrijpen dat dit niet alleen een aversie tegen verlies van objecten maar ook een aversie voor verlies van plekken kan veroorzaken. In een kwantitatieve studie toon ik aan dat het endowment effect ervoor zorgt dat mensen bepaalde lokale voorzieningen meer waarderen als ze gewend zijn die in de buurt of het dorp te 'hebben', en beïnvloedt hoe negatief men dreiging van potentiële sluiting ervaart.
Coping reacties
Als betekenisvolle voorzieningen verdwijnen vertonen mensen coping gedrag dat varieert van acceptatie, verzet of juist gelatenheid. Negatieve gevoelens leiden niet per se tot een reactie van de gemeenschap in de vorm van een protest of burgerinitiatief. Collectieve actie wordt alleen overwogen voor lokale voorzieningen met een (1) sociale, emotionele en symbolische waarde die (2) een gemeenschapsgevoel bevorderen, op voorwaarde dat er (3) voldoende collectief draagvlak en daadkracht is. Dit laatste is nog een heikel punt, want in de huidige participatiemaatschappij is een sociaal kapitaalkrachtig dorp met zelfverzekerde initiatiefrijke inwoners in het voordeel. Het vermogen om in actie te komen bij tegenslagen en vol te houden, wordt tegenwoordig ook wel ‘doenvermogen’ genoemd. Maar ook het collectieve vertrouwen in dat het nut heeft om samen actie te ondernemen tegen de sluiting van voorzieningen, collective efficacy, speelt een rol.
‘Heeg, Friesland’ door Wolf-photography (bron: Shutterstock)
Er zijn dus verschillende sociaalpsychologische aspecten die de coping reacties van een dorpsgemeenschap beïnvloeden. Bewoners van een sociaal kapitaalkrachtig dorp zullen beter in staat zijn om op te komen voor de voorzieningen die zij essentieel vinden voor een sterk gemeenschapsleven. Los van deze verschillen speelt in veel dorpen op het platteland een gevoel van onmacht en verlies. En het is juist daar waar beleidsmakers en planologen op aan moeten haken door samen met bewoners naar nieuwe mogelijkheden te zoeken.
Omgaan met verlies in ruimtelijk beleid
Tenslotte geef ik op basis van mijn onderzoek enkele aanbevelingen voor beleidsmakers, politici en planologen die te maken hebben met de sluiting van voorzieningen of andere vormen van plaatsverandering. De reacties van professionals kunnen namelijk een positieve of negatieve invloed hebben op de collectieve copings-processen van een dorpsgemeenschap.
1 Besteed aandacht aan rurale gebieden
Het is tijd om meer aandacht te besteden aan plattelandskwesties, zowel in internationaal wetenschappelijk onderzoek als in beleid en politiek. Het is altijd raadzaam om regionale strategieën te baseren op lokaal onderzoek, aangezien de manier waarop processen zich manifesteren zeer context-specifiek is. Neoliberaal beleid heeft in grote delen van Europa actief ingezet op schaalvergroting, concentratie van voorzieningen in grotere kernen en privatisering van openbare diensten zoals scholen, postkantoren en lokale gezondheidsdiensten. Dit heeft geleid tot een afname van kleinere lokale voorzieningen. De afname van voorzieningen een van de factoren is die de toenemende onrust en onbehagen op het voedt, en ook in de politiek is er meer aandacht voor dit fenomeen. Veel mensen op het platteland voelen zich in de steek gelaten en niet serieus genomen door de Nederlandse overheid, en de teloorgang van voorzieningen wordt in dit debat vaak genoemd.
2 Luister naar mensen die zich in de steek gelaten voelen
Bij een gebiedsgerichte aanpak is het goed te bedenken dat het mensen zijn die zich in de steek gelaten voelen. De eerste stap is om te luisteren. De resultaten van mijn proefschrift helpen om het complexe samenspel van verschillende sociaalpsychologische mechanismen die deze percepties beïnvloeden beter te begrijpen. Strategieën die geen rekening houden met deze nuances zullen minder succesvol zijn in het realiseren van hun doelstellingen. Het aanbieden van een veilige plek en de tijd om naar emoties te luisteren en verhalen te delen is de eerste stap in het omgaan met verlies. Naast deze emotionele kant, is de bereikbaarheid van basisvoorzieningen voor kwetsbare inwoners –mensen zonder auto, lage inkomensgroepen en ouderen– een aandachtspunt.
3 Stop met praten over een neerwaartse spiraal
Misverstanden kunnen hardnekkig zijn. Als je maar vaak genoeg herhaalt dat het verdwijnen van voorzieningen komt door bevolkingskrimp en dat het de leefbaarheid beïnvloedt, dan gaan mensen dat geloven. Percepties over de sluiting van rurale voorzieningen worden namelijk beïnvloed door meer dan alleen persoonlijke ervaringen. Ik raad aan om te stoppen met het herhalen van het narratief van de neerwaartse spiraal. Het zit niet zo simpel in elkaar in de praktijk, en het is ook niet zo nuttig. Politici en bestuurders moeten het idee uitdagen dat groei essentieel is, en een andere denkwijze hanteren. De oplossing zit namelijk niet altijd in behoud van de primaire functie van een voorziening, maar in het samen nadenken en uitwerken van creatieve oplossingen. Dit biedt perspectief voor de grensregio’s van Nederland, waar veel mensen met plezier wonen.
4 Investeer in de juiste condities voor participatieve benaderingen
Co-creatie en participatie in ruimtelijk beleid kunnen worden ingezet om mensen een gevoel van controle te geven over veranderprocessen, zoals bij de fusie van sportclubs of invulling van een gezamenlijke ontmoetingsplek als alternatief voor een sluitende voorziening. Daarbij is het belangrijk om niet te wachten op burgerinitiatieven, maar om ook juist gemeenschappen met minder sociaal kapitaal te ondersteunen. Succesvolle co-creatie kan bewoners ruimte voor emoties en een gevoel van controle bieden. Ik pleit daarbij voor inclusieve benaderingen die verder gaan dan input vragen en echt inzetten op samenwerking. Daar zijn meerdere vormen voor denkbaar en inzetbaar, zoals de serious game voor co-creatief plannen VoorzieningenWijs.
Lokale innovatiekracht
Rurale voorzieningen zijn voor bewoners van de kernen op het platteland van belang omdat het plekken zijn waar het gemeenschapsleven zich afspeelt. Het verdwijnen van lokale voorzieningen zal voor iedereen anders aanvoelen en het omgaan met verandering is een uitdaging waar alle betrokkenen samen uit moeten komen. De grootste uitdaging voor planologen, politici en beleidsmakers ligt daarom niet noodzakelijkerwijs in het herstructureren van voorzieningen, maar in het ondersteunen van de innovatiekracht van het platteland. Hiervoor kunnen vele vormen van co-creatie worden ingezet. In dit proces is het belangrijk om oog te hebben voor het emotionele proces van verlies van betekenisvolle plekken en de impact die een veranderende leefomgeving op mensen heeft.
Wilt u reageren op dit artikel of een gastbijdrage voor Gebiedsontwikkeling.nu schrijven over een ander onderwerp? Bekijk dan hier de mogelijkheden.
Cover: ‘Wierum, Friesland’ door Steve Photography (bron: Shutterstock)