Nieuws Na de grote druk vanwege een piek in de vluchtelingeninstroom, toenemende maatschappelijke commotie die hierover ontstond en de vele spoedberaden en taakstellingen op diverse (bestuurlijke) niveaus, lijkt momenteel wat meer rust rondom het vluchtelingenhuisvestingsvraagstuk te ontstaan. Dit wil echter allerminst zeggen dat getroffen maatregelen en geboden oplossingen voor de toekomst afdoende zijn. Iris Vliegenberg, vastgoedregisseur bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), nam de Young Professionals-redactie van Gebiedsontwikkeling.nu 21 juni jl. mee in de ontwikkelingen en uitdagingen op het gebied van huisvesting en vastgoed.
De uitdagingen in het vluchtelingenhuisvestingsvraagstuk: flexibiliteit, draagvlak en een glazen bol
Om met de deur in huis te vallen: hoewel de vluchtelingendeal tussen de
Europese Unie en Turkije haar vruchten lijkt af te werpen – het aantal asielzoekers
dat zich meldt, daalt momenteel – zijn maar liefst 30.000 opvangplekken nodig.
En idealiter worden deze nog in 2016 gevonden.
Dat dit op zijn zachtst gezegd een uitdaging is, wordt duidelijk wanneer dit
aantal wordt afgezet tegen de huidige bezetting (ruim 40.000) en de moeite die
het gekost heeft dit aantal te realiseren. Hier komt nog eens bij dat het
‘laaghangend fruit’ inmiddels wel geplukt is: de meest voor de hand liggende
locaties – zoals het Rijksvastgoed – zijn voor zover mogelijk al benut.
Bovendien geldt bij het realiseren van opvanglocaties hierbij ook voor het COA
de planningsrealiteit van alledag: óók voor asielzoekerscentra (AZC’s) moeten
de reguliere procedures doorlopen worden en gelden aanbestedingsregels. Dit
principe van goede ruimtelijke ordening en consistent beleid is moeilijk te
verenigen met de gewenste snelheid en flexibiliteit. Terwijl die laatste
volgens Vliegenberg zo belangrijk zijn, omdat de behoefte aan opvangplekken
moeilijk te voorspellen is. Het COA kijkt twee jaar vooruit; maar wie had in
2013 (het jaar met de laagste bezetting sinds het COA is ontstaan, in 1994)
kunnen voorspellen dat twee jaar later de bezetting gestegen zou zijn met
43.700 opvangplekken (zie onderstaande afbeelding)? Het kunnen voorspellen van de instroom
zou het COA dan ook enorm helpen om op tijd te kunnen anticiperen.
‘Aantal opvangplekken door de tijd heen’
Aantal opvangplekken door de tijd heen. Bron: COA
Draagvlak
en de realiteit
De opvangcapaciteit voor vluchtelingen hangt vanzelfsprekend mede af van de
politieke werkelijkheid – wat veelal een andere is dan de alledaagse. Dat heeft
bijvoorbeeld te maken met het verschil tussen de conclusies die op politiek
niveau getrokken worden uit de grote lijnen, terwijl de praktijk waarin het COA
werkt weerbarstiger is. En ook hangt dit samen met het bestuurlijk én het
maatschappelijk draagvlak voor dit thema. Hoe bepalend dit (ontbreken van)
draagvlak kan zijn, is afgelopen periode helaas een aantal keren pijnlijk
duidelijk geworden.
De invloed van sociale media op beeldvorming en draagvlak is hierbij niet te
onderschatten. En hoewel veel berichtgeving over dit thema feitelijk niet
klopt, is het volgens Vliegenberg voor het COA onbegonnen werk tegen deze
stroom in te gaan. Er ligt op dit vlak dus zeker een uitdaging; want hoe mooi
zou het zijn als het COA met behulp van (positieve berichtgeving op) sociale
media het draagvlak voor opvangplekken kan vergroten?
Dit was een discussiepunt dat één van de young professionals inbracht.
Specifieker: hoe kan positieve
beeldvorming bereikt worden? Vliegenberg refereerde in deze context aan de foto
van het overleden Syrische jongetje Alan, liggend in de branding van het strand
van Bodrum. Deze tragische foto ging de wereld over, en heeft veel impact gehad
op het maatschappelijk debat.
Het is natuurlijk ontzettend cru dat er – blijkbaar – een dergelijke
gebeurtenis, of sterker nog: een zichtbaar bewijs van zo’n gebeurtenis, voor
nodig is om de mening van de massa (in ieder geval tijdelijk) te nuanceren.
Op een informele brainstormavond februari jl. georganiseerd door Oedsen Boersma en Coen-Martijn Hofland (beiden SITE Urban Development), werd gewezen op het feit dat het maatschappelijk draagvlak op lokaal niveau binnen afzienbare tijd gemakkelijk volledig kan omslaan. De vluchtelingenhuisvesting eind jaren ’90 op Ameland werd aangehaald om dit te illustreren. Een aanzienlijk deel van de lokale gemeenschap was aanvankelijk gekant tegen de komst van asielzoekers op dit Waddeneiland; maar enkele jaren later waren veel van die asielzoekers opgenomen in de lokale gemeenschap en werd juist geprotesteerd tegen het voornemen de opvang op te heffen. Conclusies wat betreft de rol van de media nu en de impact daarvan op het maatschappelijke debat waren dat de snelheid van de (sociale) media nu niet gunstig uitpakt voor het draagvlak voor de vestiging van vluchtelingen. Waarmee nu bovendien etnisch en cultureel minder overeenkomsten gevoeld worden. In algemene zin is het natuurlijk op zijn zachtst gezegd jammer voor de beeldvorming dat nieuwswaarde doorgaans pas ontstaat als iets niet goed gaat. De succesverhalen blijven voor de massa zo onderbelicht.
Oplossingen?
Begin juli hebben Rijksbouwmeester en het COA de
winnaars bekend gemaakt van de
prijsvraag die zij hadden uitgeschreven voor creatieve, innovatieve, en flexibele
oplossingen voor het vluchtelingenhuisvestingsvraagstuk. Deze innovaties kunnen
– hopelijk – over enige tijd van betekenis zijn in oplossing van (onder andere)
de huisvestingsproblematiek.
Op korte termijn lijkt het vooral van belang dat huisvesting voor statushouders,
dus voor vluchtelingen met een (al dan niet tijdelijke) verblijfsvergunning,
een impuls krijgt. Vliegenberg stipte namelijk aan dat hier momenteel een grote
bottleneck zit: in asielzoekerscentra wachten zo’n 16.000 mensen met verblijfsstatus
op (reguliere) huisvesting. En waar gemeenten geen verplichting hebben mee te
werken aan opvang van vluchtelingen (in AZC’s), hebben ze die wél voor het
zorgen voor huisvesting voor statushouders. Hoe en op welke termijn deze taak
door de gemeenten daadwerkelijk opgepakt wordt, is dus uiterst belangrijk –
niet alleen op het niveau van het vluchtelingenhuisvestingsvraagstuk, maar
natuurlijk zeker ook op individueel niveau. Het hebben van enige mate van
zelfbeschikking en privacy zijn immers twee van de meest basale menselijke
behoeften.
Ook tijdens de informele brainstormavond georganiseerd door Hofland en Boersma spraken de aanwezige ontwerpers, journalisten en ontwikkelaars over de ethische kant van de vluchtelingenhuisvesting. Vanuit de constatering dat niemand langer dan absoluut noodzakelijk wil doorbrengen in een slaapzaal met bedden van elkaar gescheiden door niet meer dan schotten, kwam het gesprek op de fundamentele vraag wat het voor een individu zou betekenen één vierkante meter eigendom te bezitten. Niet vanwege de fysieke ruimte, maar vanwege de mogelijkheden die dan in beeld komen om ‘mee te doen’ in de (formele) maatschappij. Ondernemerschap zit immers diep verankerd in onze genen; een mens heeft niet veel nodig om ergens iets van te kunnen maken en (deels) zelfredzaam te worden. Kijk naar sloppenwijken, of naar het tentenkamp van Calais. Hiervoor is het echter nodig dat asielzoekers minimaal enige (ondernemings-)vrijheid hebben – onder het motto ‘als je hier komt, moet je er zelf iets van maken; maar je kúnt er ook iets van maken’. Met als ultieme referentie de 19e eeuwse migranten (Europese ‘gelukzoekers’) die in New York voet aan wal zetten.
Het COA streeft uiteindelijk naar een mix in haar
vastgoedportefeuille. Die bestaat idealiter uit een kernvoorraad van 14.000
plaatsen voor een termijn van minimaal 15 jaar, een flexibele voorraad van 8.200
plaatsen voor de middellange termijn (10 tot 15 jaar, maar met breakoptie), een
flexibele voorraad voor 5 jaar (met mogelijke verlenging) voor nog eens 12.000
plaatsen, en daarnaast een buffer voor 1.500 plaatsen. Dit vastgoed kan, al
naar gelang de afspraken en flexibiliteit, allerlei vormen aannemen – van kazerne
tot kantoor en van stacaravan tot leegstaande gevangenis.
‘2’
Portefeuille COA: voorbeelden van alle typen vastgoed. Bron: COA
Naar aanleiding van vragen hierover van de young
professionals schetste Vliegenberg wat zoal haalbare businesscases zijn.
Conclusie: er is veel mogelijk en met verschillende soorten partijen
(beleggers, ontwikkelaars, corporaties) heeft het COA al zaken kunnen doen.
Deels komt dit door handig gebruik van transformatiemogelijkheden in de bouw
(zoals het gebruiken van plug-and-play natte cellen) of juist van standaardproducten
(zoals kant-en-klare woonunits). En deels omdat een relatief korte
bezettingstijd voor het COA (1,5 jaar) al tot een sluitende case kan leiden – waarmee tijdelijke
constructies in beeld komen, bijvoorbeeld om de proceduretijd voor een
bestemmingsplanwijziging in een herbestemming te overbruggen. Essentieel is dat
beide partijen (bereid zijn tot een gesprek over) slim omgaan met financiering
én dat belangen gestapeld worden. Via ditartikel is meer te
lezen over succesfactoren en knelpunten in huisvesting voor statushouders in
bestaande gebouwen.
In het komen tot haalbare en wenselijke oplossingen voor de huisvesting van
vluchtelingen is het, concluderend, zaak dat de verantwoordelijkheid die – hopelijk!
– gevoeld wordt voor het bieden van veiligheid en geborgenheid, omgezet wordt
naar daden. Hiervoor zullen alle partijen moeten (kunnen) meebuigen.
De Young Professionals-redactie van
Gebiedsontwikkeling.nu kwam,
onder aanvoering van Daniëlle Niederer en Helma Born, 21 juni jl. bij elkaar
bij Procap in Utrecht. Gastspreker was Iris Vliegenberg, vastgoedregisseur COA.
Cover: ‘1’