De koppeling van praktijk en wetenschap is een van de succesvolle pijlers van de MCD. Theorie gevoed door de praktijk, en vice versa. De twee-jarige post-initiële-opleiding wordt gevolgd door zo’n 20-25 cursisten per leergang, afkomstig uit een zeer divers werkveld. Ieder jaar weer wordt een mix samengesteld vanuit de bloedgroepen publiek, privaat, corporatie en advieswereld. Dat gebeurt bewust, zegt Van Randeraat. ‘Partijen krijgen zo écht een kijkje in elkaars keuken. Men krijgt de kans om van elkaar te leren en dat wordt enorm gewaardeerd.’
Het programma is onderverdeeld in de aandachtsvelden context van het vak (waaronder effecten van stedelijke en regionale economieën), de dagelijkse praktijk van planvorming en realisering (met o.a. het afstemmen van inhoud en proces, de verbinding van ruimtelijke kwaliteit, geld & strategie en markt) en de synthese van theorie en praktijk aan de hand van actuele thema’s zoals vraaggerichte gebiedsontwikkeling. Het curriculum is state of the art en staat als een huis, zegt Van Randeraat niet zonder enige trots. Maar dat betekent óók dat er binnen het curriculum plaats moet zijn voor continue vernieuwing, in lijn met het vakgebied dat momenteel fundamentele ontwikkelingen doormaakt.
Gebiedsontwikkeling 2.0
Van Randeraat wil met de opleiding voorop lopen als het gaat om de vernieuwing van het vakgebied. Daartoe organiseert hij onder meer een reeks seminars [klik naar agenda seminars]. Van Randeraat: ‘Ik vind het belangrijk om met de mensen uit het vak in een continue en open discussie te staan. Denk aan een open-source-achtige omgeving, waarin we in connectie met elkaar de actuele vraagstukken doorgronden. Hoe definiëren we gebiedsontwikkeling 2.0? Welke methoden en strategieën horen daarbij? Wat zijn de wezenlijke thema’s, zoals marktgerichte gebiedsontwikkeling, bottom-up groeistrategieën, nieuwe financieringsmodellen, de consequentie voor de planvorming. In het Platform Gebiedsontwikkeling.nu hebben wij daarbij in de zoektocht naar antwoorden een natuurlijke partner.’
Inmiddels zijn met de eerste twee seminars de luiken opengezet. Van Randeraat: ‘Ik ben benieuwd hoe anderen het doen. De verhalen van mensen uit onder meer Detroit en Duitsland hebben veel opgeleverd. In het tweede seminar sprak onder andere Saskia Sassen over de mogelijkheden met kleinschalige strategieën economische vraagstukken op te lossen. De volgende seminars gaan over de geldkant en de investeringswereld, nieuwe plannen en nieuwe coalities. Wat zijn nieuwe verdienmodellen en welke plannen horen daarbij? Zijn dat nog steeds stedenbouwkundige plannen of gaan we meer werken met strategische groeimodellen? En hoe past een en ander in de bestaande instituties en welke nieuwe coalities, welke typen partijen en samenwerkingsverbanden heb je daarbij nodig?’
Traagheid
Nieuwe strategieën en methoden zijn dringend nodig, want de vakwereld zit met de handen in het haar en projecten liggen stil. De gemaakte plannen passen niet meer bij de huidige economische situatie. Alle gebiedsontwikkelingen kampen min of meer met dezelfde problematiek, zegt Van Randeraat. ‘Projecten als de Waalsprong, Overhoeks, de Rijnboog hebben allemaal een vergelijkbare achtergrond. Ze zijn zo’n tien jaar geleden opgestart, wat betekent dat de kaders dus ook al tien jaar geleden zijn bedacht. Het zijn projecten gebaseerd op de wereld van de jaren ’90, waarin het marktdenken en de maakbaarheidsgedachte hoogtij vieren. Maar de wereld is nu definitief veranderd.’ Door de ingetreden traagheid in de economie verandert de planhorizon en duren projecten eerder 35 dan 10 jaar. Dat betekent dat het begrip tijdelijkheid een andere dimensie krijgt. ‘Wat doe je ondertussen in een gebied in ontwikkeling?’
Aan de investeringskant zijn de grote projectontwikkelaars gedecimeerd en terug bij af. Het initiatief dat er nog wél is, komt vaak vanuit de gebieden zelf: van lokale partijen die iets willen. Maar dat schaalniveau past niet bij onze manier van denken en doen. Van Randeraat: ‘Grote partijen zitten vast in PPS’en en grondexploitatiemaatschappijen met afspraken waar een hoge grondprijs onder ligt. We hebben onszelf volkomen klem gezet. Het inpassen van lokaal initiatief is daardoor niet zo eenvoudig. De vraag is: kan het écht niet, of moeten we nu gaan ontdekken hoe het wel zou kunnen? Hoe kunnen we de structurele veranderingen tot een voordeel maken?’
Dynamiek in het denken
Veel van het werk bestaat nu uit het aanpassen van plannen en het managen van de grote financiële problemen. Niet echt leuk, zegt Van Randeraat. Tegelijkertijd is het een spannende tijd. ‘Er zit veel dynamiek in het denken. De kennisinstituten zijn bezig uit te diepen wat een en ander betekent. Iedereen is zijn eigen rol aan het herdefiniëren. Corporaties gaan weer op hun portefeuille zitten, projectontwikkelaars treden op als adviseur.’ Aan de opgaven is ondertussen niet veel veranderd; het zijn nog steeds gebiedsontwikkelingen, zegt Van Randeraat, die niet terug te brengen zijn tot een verzameling projecten en gebouwen. ‘Dat gebiedsontwikkeling voorbij is grote onzin. Het is de manier van werken en de context die is veranderd. En dat blijft nog wel een tijd spannend. Het gaat niet meer vanzelf. Als je het nu goed wilt doen, zul je echt je best moeten doen. Het belang van goed opleiden neemt dus alleen maar toe.’
Cover: ‘Het Erasmus MC’ door trabantos (bron: Shutterstock)