Onderzoek Bij gemeenten en andere regionale overheden neemt de complexiteit van de ruimtelijke vraagstukken toe – met een sturende rol van water en bodem. Op dit moment is de kennisinfrastructuur voor bodemvraagstukken in regio’s daarvoor niet toereikend. Datagedreven werken en de aanwas van jonge professionals kunnen een duw in de goede richting geven.
Of het nu het realiseren van woningen betreft, het aanpassen aan klimaatverandering of de winning en transport van energie: maatschappelijke opgaven hebben veel ondergrondse ruimte nodig. Dit heeft invloed op de bodemkwaliteit. Vanwege de toenemende schaarste en druk op de ruimte worden water en bodem daarom sturend in de ruimtelijke inrichting van Nederland, kondigde het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vorige maand aan. Die ambitie stond al in het coalitieakkoord.
Onvoldoende kennis
Veel van de bodemvraagstukken komen terecht bij de gemeenten. Die beschikken vaak niet over genoeg kennis om alle maatschappelijke opgaven te combineren. Ze kunnen voor die data, kennis en informatie terecht bij nationale kennisinstellingen. Die zijn echter over het algemeen niet gedecentraliseerd en juist gewend om voor het Rijk te werken. Aan de ene kant vinden de kennisinstituten de regionale vragen complex en aan de andere kant weten lokale overheden de nationale kennisinstituten vaak niet zo goed te vinden. Twee keer mis dus.
Hierdoor is het voor regionale en lokale bestuurders, vooral gemeenten, tot op heden geen vanzelfsprekendheid om samen te werken met nationale kennisinstituten, zoals het PBL, RIVM, SCP en CBS. Die hebben op zich wel de data en beleidskennis die ook voor gemeenten relevant kunnen zijn. De nationale kennisinfrastructuur heeft daarom baat bij betere regionale kennisnetwerken.
Hierom, en omdat de aankomende Omgevingswet decentraal beleid nog eens extra stimuleert, is eind 2020 besloten dat er een nationale kennisinfrastructuur met meerdere regionale kennisnetwerken opgetuigd moet worden.
Water en bodem worden juist ook in de stedelijke omgeving van steeds groter belang.
‘Workers are on city streets, plumbing and welding, replacement of water iron pipes’ door A_Lesik (bron: shutterstock)
Hoe staat het nu met die ambitie? Nog niet geweldig, zo blijkt. Vorige maand werd de Tussenrapportage ‘Regionale kennisnetwerken in opbouw’ van de Vereniging van Gemeenten gepresenteerd. Deze beschrijft de “gezamenlijke zoektocht om regio’s structureel opererende kennisnetwerken op te leveren om kennisvragen soepel op te kunnen pakken, verbinden en beantwoorden.”
Om dit te realiseren is het belangrijk om de juiste kennis op de juiste plek te krijgen, hebben, en delen. De praktijk blijkt daar nog niet klaar voor te zijn, is een van de conclusies van het rapport. Daarom is dit jaar een pilot gestart om in de praktijk te toetsen hoe een regionaal kennisnetwerk zou kunnen functioneren.
Te weinig mensen
Zeven regio’s nemen deel aan deze pilot. Hun vraagstukken lopen uiteen van specifieke onderwerpen – zoals het nut van de Twentse ondergrond voor de opslag van energie – tot vragen over schaalniveaus, samenwerking en de juiste vraagarticulatie. Het uitgangspunt is helder: er zijn bij veel gemeenten te weinig mensen om bodemvraagstukken te behandelen.
Het rapport blikt terug op het eerste half jaar van de pilot. Daar zijn verschillende lessen uit te trekken die de besluitvorming over “duurzame benutting én bescherming van de bodem” vooruit kunnen helpen.
Uit de pilot blijkt ten eerste de noodzaak voor dit soort kennisnetwerken: veel projecten lopen anders het risico op vertraging als de juiste kennis niet voorhanden is. Een ander belangrijk punt is dat er aandacht moet zijn voor de regio’s die nationale kennisinstituten nog niet goed weten te vinden. Zij stellen bovendien niet de specifieke vragen die de instituten gewend zijn om te krijgen van het Rijk. In het rapport wordt dan ook geconcludeerd dat gemeenten hulp kunnen gebruiken bij de vraagarticulatie.
Bovendien is het belangrijk om de beleidskaders vanuit het Rijk duidelijk af te bakenen. De vraagstukken die nu op gemeenten afkomen zijn van een dusdanige complexe aard dat er behoefte is aan een duidelijke taakverdeling. Er ontstaat nu vaak ruis en stroperigheid in processen, omdat niet helder is wie waar verantwoordelijkheid voor draagt. De initiatiefnemers van de pilot hameren daarom op bestuurlijke verankering.
In de zomer van 2021 werd ook Zuid-Nederland verrast door hevige regenval. De waterbeheersystemen bleken er niet tegenop gewassen.
‘Flooded Dutch polder area next to a dike overgrown with grass. Flood in Limburg in July 2021.’ door Brita Seifert (bron: shutterstock)
Een ander belangrijk aandachtspunt is dat de uitvoeringskracht in de regio veelvuldig wordt overvraagd. In veel gemeenten werken maar weinig mensen aan de bodemvraagstukken en sommige zijn zelfs helemaal afhankelijk van externe organisaties voor kennis. Datagedreven werken kan daarom van grote waarde zijn. De achterblijvende uitvoeringskracht vraagt daarnaast om een flinke aanwas van jonge professionals vanuit hogescholen, universiteiten en trainee-programma’s.
Investeren in menskracht
Uit het rapport spreekt een duidelijke urgentie. Op allerlei terreinen is er vraag meer en beter georganiseerde kennis. Denk aan de zeer zorgwekkende stoffen die we in water en bodem terugvinden en de toenemende druk op de bodem en ondergrond vanuit woningbouw, klimaat en energie. Ook de Omgevingswet die eraan zit te komen, zal de roep om integraal beleid alleen maar versterken.
Tel daarbij op de decentralisatie van de bodemtaken naar gemeenten en de toenemende complexiteit van de vraagstukken en het wordt duidelijk dat de behoefte naar kennis groot is. Datagedreven werken en een nieuwe aanwas van jonge professionals zijn daarom een duw in de juiste richting, maar volgens het rapport is méér nodig.
Niet op orde
Diana van Dorresteijn, de programmamanager van de pilot naar regionale kennisnetwerken, spreekt in het voorwoord van het rapport haar zorgen uit: “Dit werkveld verdient meer mensen en middelen. De uitvoeringskracht is in de regio niet op orde, daarvoor zijn te veel bezuinigingen doorgevoerd en daarvoor is de vraag naar ondergrondse ruimte te sterk gestegen.”
“Dat zijn twee bewegingen die elkaar negatief versterken. Daarom doen we aanbevelingen zoals datagedreven werken en inzetten op jonge professionals. Maar de belangrijkste is: we moeten fors investeren in menskracht, op alle schaalniveaus van de overheid, bij kennisinstellingen en andere partners in de kennisketen, bij mensen die vanuit de markt bijdragen”, aldus Van Dorresteijn.
Lees de Tussenrapportage over het RSP-programma bodem ‘Regionale kennisnetwerken in opbouw’ hier.
Cover: ‘Zegerplas, Wet'n Wild, Alphen aan den Rijn, South Holland, Netherlands, March 19 2019: Remediation of contaminated soil and restoration of water bottom, outdoor swimming pool and sandy beach’ door Photodigitaal.nl (bron: shutterstock)