Onderzoek Na de overstromingen van 2021 staat de verhouding tussen woningbouw en waterveiligheid in Limburg op scherp. Het Limburgse waterschap wil geen nieuwbouw in gebieden met een hoog overstromingsrisico. De provincie Limburg wil dit niet vooraf uitsluiten. “Je moet ook je eigen broek weten op te houden als de situatie kritisch wordt.”
Met de recente overstromingen in Valencia staan bewoners in Zuid-Limburg alweer op scherp. Wat als er weer zo’n regenbom valt als in 2021? Minister Keijzer laat inmiddels de teugels vieren door het overstromingsrisico op kwetsbare plekken wat meer voor lief te nemen. De minister van VRO zet hiermee de toon: als we niet meer in risicovolle lage gebieden in Nederland mogen bouwen, dan heeft de woningbouw een probleem.
Dit terwijl waterschappen juist willen dat water en bodem sturend een prominentere rol krijgt binnen woningbouwplannen. Zo wilde de Unie van Waterschappen na de overstromingen in 2021 al beter betrokken worden bij woningbouwplannen door te adviseren op klimaatadaptatie. Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden schreef in 2022 dat een nieuw grondbeleid nodig is en dat we vanwege het waterrisico zorgvuldige keuzes over bouwlocaties moeten maken. En in de Zuidplaspolder stapte het Hoogheemraadschap afgelopen zomer naar de Raad van State vanwege bouwplannen met onvoldoende waterhuishouding. Toch bouwen gemeenten nog door in risicogebieden, zoals uiterwaarden.
Lange verkenning
Sinds de overstromingen van 2021 werken in Limburg het waterschap, de provincie, gemeenten en het Rijk samen in het programma Waterveiligheid en Ruimte Limburg (WRL). In dit programma staat de waterveiligheid rondom de regionale watersystemen van de Maas centraal, maar is er ook aandacht voor het voorbereiden van bewoners en bedrijven om bij een noodsituatie de schade te beperken. Deltares voerde voor het programma al in 2022 een watersysteemanalyse uit van de zwaarst getroffen gebieden. Hieruit blijkt dat slechts dertig procent van de neerslag in 2021 door beken werd afgevoerd naar de Maas en dat aanpassingen in ruimtelijke ordening nodig zijn voor het beperken van gevolgen in de toekomst.
Nu begint de verkenningsfase, waarbinnen per stroomgebied een totaalpakket aan maatregelen wordt gezocht. Voor het gebied van de Geul begint de verkenning deze maand en eindigt in 2027, voor de Geleenbeek en de Roer worden de verkenningen nog voorbereid. Op uitvoering zal Limburg nog even moeten wachten.
De nodige aanpassingen aan het watersysteem zullen er in de komende tien jaar dus nog niet komen. Volgens gedeputeerde Ruimte, Wonen en Water Michael Theuns, tevens voorzitter van het bestuur van het programma WRL, is dat geen verrassing: “Wij wisten, dit programma gaat niet binnen drie jaar klaar zijn. Je wil geen overhaaste maatregelen nemen en dan bij de buurgemeente een groter probleem veroorzaken.” Op veel vlakken moesten de partijen vanaf nul beginnen, bijvoorbeeld bij de watersysteemanalyse of de modellen die het gedrag van het water bij overstromingen voorspellen. Deze waren er voor de overstroming van 2021 nog niet. Totdat de uitvoering zo ver is, richt het programma zich op het laaghangend fruit, zoals het aanpakken van lokale knelpunten of het aanleggen van waterbuffers en dijken.
Het programma is bedoeld om eerst de gebieden die in 2021 het hardst getroffen zijn aan te pakken om zo een crisissituatie te voorkomen. Daarbij ligt de nadruk op de veiligheid, niet op het volledig uitsluiten van overstromingen. Dijkgraaf Saskia Borgers van het waterschap Limburg geeft aan: “We weten nooit waar de clusterbui komt, niets is zo onvoorspelbaar als water. Ik kan niet garanderen dat bewoners geen overlast meemaken, maar we kunnen ons wel beter voorbereiden.”
Ruimtelijke vinger in de pap
Daarom wil de dijkgraaf zich meer tegen ruimtelijke ordening in de provincie aan bemoeien. In een onlangs gepubliceerd essay schrijft zij dat het waterschap Limburg een stevigere vinger in de ruimtelijke pap wil. Het waterschap wil niet langer alleen een adviserende rol, maar ruimtelijk de touwtjes in handen nemen door zienswijzen, bezwaarschriften en negatieve adviezen in te dienen wanneer ruimtelijke plannen niet genoeg rekening houden met waterveiligheid. Deze verschuiving is volgens Borgers noodzakelijk vanwege de toenemende weersextremen.
‘Overstromingen bij de Maas in Appeltern’ door MyStockVideo (bron: Shutterstock)
Ook geeft Borgers aan dat zij vanuit het waterschap strenger zal adviseren dat er niet gebouwd moet worden in gebieden met een hoog overstromingsrisico als daar de waterveiligheid niet kan worden gegarandeerd. Met goede klimaatadaptieve ingrepen kan er veel, maar volgens Borgers zijn er locaties, zoals in het stroomgebied van de Geul of bij rivierbeddingen, die niet geschikt zijn voor woningbouw. Ondanks het overstromingsrisico hebben sommige gemeenten nog steeds bouwplannen in dit soort gebieden.
Adviezen van het waterschap zijn niet bindend. Maar met de nieuwe houding wil de dijkgraaf een plek aan tafel bij ruimtelijke opgaven, gaat het waterschap proactiever bezwaren indienen en legt zij, wanneer haar advies niet wordt opgevolgd, de verantwoordelijkheid volledig bij de bouwende partij of gemeente. “Ik zou mezelf tien keer achter de oren krabben als ik een bezwaar van het waterschap niet opvolg. Misschien gaan wij niet over ruimtelijke ordening, maar we hebben wel een zorgplicht. We willen in de toekomst ook weer aan tafel zitten, zodat we kunnen aangeven of er wel of niet gebouwd kan worden of dat er gebouwd moet worden met klimaatadaptieve aanpassingen. Als er dan toch wordt gebouwd, dan zeggen wij: dan moet je ook je eigen broek weten op te houden als de situatie kritisch wordt,” aldus Borgers.
Toch wel bouwen?
De provincie wil niet op voorhand bepalen waar wel of niet gebouwd kan worden om zo bij voorbaat bouwlocaties uit te sluiten. Dit zou een te grote consequentie hebben voor de bouwambities. “Uiteindelijk gaat het waterschap niet over ruimtelijke ordening, maar primair de gemeenten en daarna de provincie. Als bestuur kan je een afweging maken dat je, nadat je alle afwegingen op tafel hebt gelegd, toch kiest voor het bouwen op een bepaalde plek,” aldus Theuns.
Wel ziet Theuns het belang van de adviserende rol van het waterschap als gesprekspartner om met gemeenten en ontwikkelaars op lokaal niveau met klimaatadaptatie ongewenste situaties te kunnen voorkomen. Volgens hem is het besef bij ontwikkelaars groot om de voorschriften van het waterschap te volgen en wordt er zorgvuldig rekening gehouden met water en bodem. Maatwerk per stroomgebied dus.
Dijkgraaf Borgers geeft aan dat naast voorschriften per locatie aanvullende maatregelen nodig zijn in het hele watersysteem die de waterveiligheid van bebouwde gronden garanderen. Zij wil minimaal de garantie van een overstromingsrisico van 1:100. Liever dan maatwerkoplossingen, ziet zij een kans in het aanpakken van knelpunten op bovenstroomse delen van de rivieren om zo door risicosturing beneden droge voeten te houden. Ze noemt het ‘wensdenken’ wanneer overheden denken met alleen klimaatadaptatie het risico op te vangen. “Ik wil inzetten op de aanpak van het gehele watersysteem door bovenstrooms maatregelen te nemen. Hierdoor wordt het risico in het gehele watersysteem verlaagd en kan er vanzelfsprekender gebouwd worden. Vanwege een stuwmeer in Duitsland, hebben ze in 2021 in Roermond droge voeten gehouden,” aldus Borgers. Deze aanpak wordt verder uitgewerkt in het programma WRL.
Lagere bescherming
Terwijl Borgers het risico van 1:100 wil garanderen, geldt in sommige delen van de bebouwde heuvellandschappen van Limburg een overstromingsrisico van 1:25, zoals in delen van het stroomgebied van de Geul. Hierdoor neemt de onrust onder bewoners toe. Actiecomités protesteren al jaren tegen de trage ontwikkelingen en het lage beschermingsniveau en eisen een snelle herinrichting van het landschap. Paul Neering van Water-Stop.NU, een belangenstichting van bewoners van het Geulmondgebied, mist een duidelijk regie vanwege de versplinterde bevoegdheden in het watersysteem. Hij geeft aan dat de rivier de Geul bijvoorbeeld onder het gezag van het waterschap valt, terwijl de sifon, die het water onder het Julianakanaal doorlaat, de verantwoordelijkheid is van Rijkswaterstaat. Als er zich een dreigende situatie voordoet, zou dit volgens Neering de aanpak van mogelijke knelpunten belemmeren. “Als er iets fout gaat, kijken ze elkaar allemaal aan,” aldus Neering.
‘De sifon onder het Julianakanaal’ (bron: Water-Stop.Nu)
Bovendien is Neering verbaasd dat de gemeente Meerssen onlangs met plannen kwam voor 120 woningen aan de Meerstraat in Bunde, een straat aan de rand van de Geul die in 2021 zwaar getroffen werd. Een groot deel van de bewoners heeft hier al langer last van water in hun kelders vanwege hoge grondwaterstanden. “Als er weer zo’n waterbom in de Geul valt, dan staat het hier onder water. In Valkenburg stroomt het water nog door, maar in Bunde, Brommelen en Geulle blijft het hangen,” aldus Neering.
Gedeputeerde Theuns ziet in het geval van de Meerstraat geen reden om op voorhand af te zien van de bouwplannen: “Als ergens in het verleden water heeft gestaan, kan je niet nu zeggen dat je daar niet meer wilt bouwen. Je moet altijd denken in wat er wel kan. De natte kelders worden door de gemeente onderzocht, waarschijnlijk komt het door het grondwaterniveau.” Bovendien wil Theuns toewerken naar een specifieker toegepast beschermingsniveau, in plaats van overal de 1:100 norm toe te passen: “De 1:100 norm moet wel te realiseren zijn. In het heuvellandschap is dat lastig, tenzij we er een kraterlandschap van maken. Ik vind de normering daarom niet de discussie en vind dat we in moeten zoomen op de kwetsbare plekken. Misschien wil ik bijvoorbeeld een hospice wel 1:500 beschermen. Maar met alle respect, als ergens een schuur of garage onder water loopt, heeft dat minder impact.”
Perspectief voor de toekomst
Ondanks de verschillende belangen op het gebied van woningbouw en de wateropgave, werken de provincie en het waterschap Limburg samen aan een onderlegger ‘water en bodem’ waarmee de provincie, het waterschap, gemeenten en projectontwikkelaars beter ruimtelijke afwegingen kunnen maken met betrekking tot de wateropgave. Onderdeel daarvan is het opstellen van een signaleringskaart, waarbij per gebied de kansen, gevolgen en maatregelen ten opzichte van het water inzichtelijk worden, afhankelijk van de gebruiksfunctie. Hiermee worden de voorwaarden geschept om op sommige potentieel risicovolle gronden toch veilig in de toekomst te kunnen bouwen.
Dat ondanks deze plannen bewoners zich zorgen maken, begrijpt Borgers. Volgens haar is echter het verbeteren van de waterveiligheid een secuur proces: “Ik begrijp de bewoners. We moeten het laaghangend fruit inzetten om direct de veiligheid te garanderen. Maar, ik wil zorgvuldig omgaan met de belastingmiddelen die ik krijg.” Maar tot die veiligheid is gerealiseerd, zal volgens haar ook zorgvuldig met bouwlocaties moet worden omgegaan. Gedeputeerde Theuns deelt dit belang, maar neemt ook de nood aan woningen mee in zijn overwegingen: “Als we helemaal niks meer kunnen bijbouwen, wordt het op veel plekken een soort uitsterfconstructie. Dat is ook geen perspectief.”
Cover: ‘Overstroming in Valkenburg’ door MyStockVideo (bron: Shutterstock)