Persoonlijk GO vraagt professionals uit de publieke en private sector naar hun reactie op de publicatie “Geef wonen de ruimte!” van Friso de Zeeuw. De visie van Jeroen Hatenboer, wethouder ruimtelijke ordening en stedelijke ontwikkeling in Enschede: ”De overheid is meer bezig met de procedures en de controle dan met visievorming en realisatie daarvan”.
Bereikbaarheid is voor bewoners en bedrijven issteeds vaker een cruciale vestigingsfactor. Bij de ontwikkeling van nieuwe uitleglocaties is daarom een aansluiting op bestaande netwerken van autowegen en openbaar vervoer essentieel. In “Geef wonen de ruimte” wordt gesteld dat bereikbaarheidsbeleid door stimulering van nabijheid en een integraal mobiliteitsketenbeleid de afgelopen jaren te weinig aandacht hebben gekregen.
Dat klopt, Ik heb daar een hele simpele opvatting over. Als je kijkt naar Nederland met 17 miljoen inwoners, dan zijn we op de schaal van de wereldeigenlijk een grote stad met veel parken. Het enige wat echt ontbreekt is een goede metro. Als alle regio’s goed met elkaar verbonden zijn, dan wordt de druk op sommige regio’s ook minder, want dan zijn ze toch goed te bereiken.
Dat de kosten voor aansluiting op het netwerk te duur zouden zijn geweest is een beetje penny-wise. Nu moeten er hele dure infrastructurele maatregelen worden genomen, terwijl als we 20 jaar geleden hadden meegelift in het Franse denken met de hogesnelheidslijn, we nu in het hele land een netwerk gehad dat veel beter functioneert dan het spoor nu. Maar vooruitdenken wordt steeds moeilijker.
‘Een van de kernproblemen is natuurlijk dat de gemeenten ook ontwikkelaars zijn geworden’
De bouwopgave verandert van mono- naar multifunctioneel, van groot- naar kleinschalig en van top-down naar bottom-up. De wensen van woonconsumenten dienen voorop te staan. Binnen de deze veranderde context staan overheden en marktpartijen voor de uitdaging hun onderlinge samenwerking op een nieuwe leest te schoeien.
Daar ben ik het helemaal mee eens. De bouwopgave concentreert zich op de economische en demografische groeigebieden, Daaromheen is er sprake van stabilisatie en krimp. Hierdoor nemen de regionale verschillen toe. Een van de kernproblemen is natuurlijk dat de gemeenten ook ontwikkelaars zijn geworden. Eigenlijk moeten ze uit die rol, maar we slagen er niet in omdat in een grote slag te doen.
‘Ik denk dat je naar een regionaal vereveningssysteem moet, over de steden heen’
Het is lastig om alle belanghebbenden naar elkaar te laten kijken als partij waarmee kan worden samengewerkt. Als het mogelijk was om een nieuwe start te maken, dan zou het anders kunnen worden ingevuld. Maar we zitten nu eenmaal in een transformatie van allerlei oude systemen. Naar mijn mening moeten overheden terug naar waar ze van zijn; ruimtelijke ordening en ruimtelijke kwaliteit. Steden worden nu met de boekhouding in de hand bestierd. Dan wordt het erg lastig. Als je bijvoorbeeld kijkt naar zo’n regio als Twente. We hebben nu wel een woonvisie, maar aan echt strategisch programmeren met elkaar komen we gewoon niet toe. Ik denk dat je naar een regionaal vereveningssysteem moet, over de steden heen. Maar dat zit niet in het administratieve systeem van gemeentes, en is ook nog eens lastig omdat het direct consequenties voor je eigen boekhouding heeft, maar zich pas later uitbetaalt.
In Enschede hebben we de hele grondportefeuille op de schop genomen, en we zijn bijna zover dat we echt weer strategisch kunnen opereren, maar we hebben meer dan een 80 miljoen afgeboekt. Dat geld is overigens wel goed gebruikt in het verleden, maar de opbrengsten waar we toen op gerekend hadden, komen niet meer binnen. Dan is er dus een probleem, want dat geld moet nu wel betaald worden. Hiermee drukt het verleden wel heel erg op het heden en dit leidt tot onnodige bezuinigingen. Het zou heel wenselijk zijn als vanuit het ministerie de mogelijkheid werd geboden om in een periode van een goed jaar met je omgeving af te stemmen over ruimtelijke kwaliteit en ruimtelijke behoefte en zo tot een gezamenlijke programmering te komen. In ruil daarvoor zou de termijn om grondposities af te boeken verruimd moeten worden.
Gemeenten zijn niet toegerust om te ondernemen en risico’s te nemen en dat wordt nu wel van ze verwacht. Er is een cultuuromslag nodig, en dat gaat langzaam. We zijn slecht in echt veranderen, het gaat allemaal stapje voor stapje en dan krijg je aan elkaar geplakte systemen, dat is jammer. Dat zie je ook terug in die stelling. Het is een uitdagende kwestie. Niet alleen door de regels, maar ook de mensen hebben er moeite mee. Vanaf midden jaren 80 hebben we een enorme groei gekend, dus deze generatie is vertrouwd geraakt met grondbedrijven. Dat waren de helden van de stad en die leverden het geld. En nu is de wereld even andersom.
‘De regelgeving is generiek, terwijl de omstandigheden maatwerk vergen’
In zijn publicatie heeft Friso de Zeeuw het over groene en rode contouren. En de titel van de nota zegt het al, ”Geef wonen de ruimte!”, ga niet al te dogmatisch om met binnenstedelijk en buitenstedelijk.
Dat klopt, maar is wel erg afhankelijk waar je in Nederland bent. Op sommige plaatsen is het inderdaad niet erg het prikkeldraad te verplaatsen en weilanden om te bouwen tot aantrekkelijke wijken.
Maar voor een anticipeerregio als Twente is het wel anders dan voor de metropool Amsterdam.
Wij hebben daarom alle verdere uitleg stopgezet en moeten vooral binnenstedelijk toevoegen om een aantrekkelijke stad te blijven. Goed nadenken over wat we doen is het credo
Het accent in het winkellandschap ligt de komende jaren op vernieuwing, het compacter maken van winkelgebieden en de herontwikkeling van bestaande centra. Er moet met grote terughoudendheid worden omgegaan met nieuwe uitbreidingsprojecten en dit geldt zeker voor grootschalige winkelvestigingen buiten bestaand stedelijk gebied.
Mee eens. Maar ook daar geldt weer dat het bestemmingsinstrument ruimtelijke ordening herontwikkeld zou moeten worden. Met de economische aantoonbaarheid van dingen wordt soms een loopje genomen. De Ladder voor Duurzame verstedelijking is al een hele verbetering, maar gemeentes moeten ook instrumentarium kunnen ontwikkelen zodat je vrijer kunt bestemmen in die winkelgebieden. Het is nu het een of het ander. De horeca wordt apart gehouden, terwijl je overal ziet dat er altijd een ander component meespeelt. Er zijn cross-overs, het is niet meer 1 op 1 te bestemmen. Je moet eigenaren in staat stellen om vastgoed te herontwikkelen.
In veel wijken of buurten staan winkels al lang leeg, maar zijn ze nog steeds bestemd als winkel, op stedelijk niveau zijn wij daarom bezig met een inventarisatie van leegstand met een detailhandelsbestemming en proberen we een soort ruilbank van bestemmingen op te zetten. We gaan nu actief kijken of we de eigenaar kunnen helpen om te veranderen van bestemming, onder voorwaarde dat ze hun bestemming inleveren. Die vierkante meters die we dan aan bestemming over hebben kunnen we ergens anders gaan inzetten waar we dat wel willen, in de binnenstad of aansluitend aan de binnenstad. Maar we willen absoluut geen uitbreiding van vierkante meters detailhandel.
We moeten niet in de waardendiscussie komen, dat moeten de marktpartijen zelf doen. Maar wij zijn van ruimtelijke ordening, dus we kunnen een bestemming ergens afhalen en ergens anders opzetten. Als we de binnenstad willen versterken, dan kan dat. Soms heb je plekken waar je wel een programma wilt, maar als je niet wilt uitbreiden, moet je dus gaan schuiven met programma’s. Dat kunnen we heel goed faciliteren. Het zou mooi zijn om dit op landelijk niveau in gesprek met allerlei andere partijen te kunnen doorontwikkelen.
Jullie stad zal niet de enige stad zijn met dit soort problematiek. Is er dan geen enkel overleg onderling tussen steden zodat je van elkaar kunt leren, kennis kunt delen, hoe pakken jullie dat nu aan?
Ja, dat er wordt zelfs heel veel overlegd, maar dat heeft tot nu toe geen concreet instrumentarium of nieuwe mogelijkheden opgeleverd om grondposities van gemeenten adequaat te verkleinen zonder dat de gemeente begroting incidenteel geplunderd moet worden. Je zou een veel dynamischer beleid moeten kunnen ontwikkelen, kijken waar je tegenaan loopt en het dan oplossen. Pas dan ontstaat een toepasbaar instrumentarium. Gemeenten zijn nu nog te veel met zichzelf bezig in plaats van met een gezamenlijke oplossing. Alles moet dichtgetimmerd worden, en dat werkt niet meer. Je moet een beetje ruimte laten en dat is de overheid niet gewend.
Dat gemeenten alles willen dichttimmeren komt misschien ook omdat er enorm veel geld mee gemoeid is en omdat de financiële gevolgen erg groot kunnen zijn.
Ja, maar als je niks doet, kost het nog meer geld. We zullen moeten bewegen en je moet die boodschap durven brengen. We zullen moeten veranderen. Zo niet, dan gaan we nog meer verliezen. Helaas, het is geen aardige boodschap, maar wel precies zoals het is.
Cover: ‘2’