Opinie Minister Hugo de Jonge werkt hard aan een nieuwe Nota Ruimte. De regio's krijgen daarin een belangrijkere rol en daarmee ‘heel Nederland’. Volgens ROm-columnist Friso de Zeeuw is die keuze in politiek opzicht en op het geduldige papier gemakkelijk te maken. Een passende financiële vertaling is veel lastiger.
Na de monsterzege van BBB en het verschijnen van verschillende onderzoeksrapporten is de nieuwe trend: meer aandacht én geld voor ‘de regio’. Daarmee nemen we afscheid van het lang geldende adagium: maak het sterke sterker. Dat stoelt op de redenering dat publieke investeringen in de economisch sterkste landsdelen het verdienvermogen aldaar (lees: voornamelijk de Randstad) verder vergroten.
Met de extra belastingopbrengsten die de groei genereert, kunnen onrendabele voorzieningen en uitkeringen elders worden bekostigd. Hoewel niet onzinnig, loopt het paradigma economisch en politiek spaak.
De Haagse politiek heeft nog steeds moeite om de potenties van een brede ring rond de Randstad te erkennen: het ‘Vergrote Rompertje’, met potenties in de zin van economie, woon-aantrekkelijkheid en brede welvaart.
Deze zone loopt van Noord-Holland-Noord naar Flevoland, Zwolle, dan via Arnhem/Nijmegen door naar midden-Noord-Brabant. Daarbuiten detecteren we nog enkele gebieden met economische potentie, zoals Twente. Neem nou deze laatste regio: geen Novex-gebied (gebieden met bijzondere betrokkenheid van de rijksoverheid), terwijl in de Randstad de Novex-gebieden over elkaar heen buitelen. In het huidige verstedelijkingsbeleid zien we een evidente voorkeur voor de Randstad, met een paar aanvullende steden: Groningen, Nijmegen en Eindhoven en Zwolle.
We zien het ook terug in de besteding van de aan de woningbouwplanning gekoppelde infrapot van 7,5 miljard. Die gaat voor zeventig procent naar de Randstad. De pot is nu leeg, maar de tekorten zullen toenemen.
In het perspectief van Heel Nederland onderscheiden regio’s met een economische groeipotentie zich van zones die deze potentie in veel mindere mate hebben. Zoals Zeeland, delen van Limburg, de Achterhoek en grote delen van de noordelijke provincies. Daar ligt het accent op instandhouding van een breed voorzieningenpakket, zoals school, bus, buurthuis.
Met uitzondering van glasvezelnetten, staan tegenover de kosten weinig financiële baten en brengen ze weinig marktinvesteringen teweeg. Maar maatschappelijk hebben ze wezenlijke betekenis.
Het klinkt wrang, maar er lijkt pas geld beschikbaar te komen als de overheid fouten maakt en moet ‘compenseren’. Zoals bij de marinierskazerne in Vlissingen die niet doorging. Topper is natuurlijk het aardbevingsgebied Groningen. Daar ontaardt de ‘ereschuld’ in een maandelijks groeiende claim op rijksgelden: inmiddels dertig miljard euro, exclusief herstel gebouwschade. Onnavolgbaar vertolkt door de parmantige commissaris van de Koning van Groningen, René Paas, van wie ik ernstig vermoed dat het een creatie van Kees van Kooten betreft.
Zijn er wel goede voorbeelden voor de Heel Nederland-aanpak door de rijksoverheid? Jawel, ik denk aan Parkstad Limburg en vooral Heerlen. En aan Rotterdam-Zuid, weliswaar in de Randstad, maar ook daar staan gebieden op achterstand.
De omslag van ‘maak het sterke sterker’ naar ‘heel Nederland’ kan de politiek gemakkelijk in woorden maken, maar is veel lastiger in (financiële) daden om te zetten. Temper de verwachtingen en voorkom nieuwe frustraties.
Deze opinie verscheen eerder in vakblad ROm.
Cover: ‘Winkelcentrum genaamd De Loon in Heerlen’ door Joop Hoek (bron: Shutterstock)