Opinie De wetenschap gaat al jaren gebukt onder het moeten scoren in internationale rankings van publicatiepunten en citaties, los van de vraag wat de maatschappij daar eigenlijk aan heeft. Geholpen door misstanden met plagiaat en verzonnen onderzoeksresultaten wordt, na jaren van het opjagen van wetenschappers, de bruikbaarheid van hun kennis voor het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken belangrijker gemaakt. Afgelopen week kondigde het kabinet aan dat de promotiepremies met 5% worden gekort, om een perverse prikkel weg te nemen.
Punten tellen
Het is hetzelfde fenomeen als we in de zorg, het onderwijs, de woningsector of de journalistiek zien. Naarmate de maatschappelijke vraagstukken ingewikkelder worden, en de behoefte aan wetenschappelijk inzicht en aan bruikbare kennis bij de aanpak ervan, neigde de overheid er met zijn toezichthouders toe om de instellingen en beroepsbeoefenaren te beoordelen op aantallen artikelen, scoops, bezoekersaantallen, kosten of de naleving van protocollen. In de wetenschap gaat het dan om de verzamelde publicatiepunten via artikelen in Engelstalige wetenschappelijke tijdschriften. Er circuleren lange lijsten met titels van tijdschriften, waarachter het aantal punten per gepubliceerd artikel staat. Die punten weerspiegelen natuurlijk de kwaliteit van de wetenschappelijke beoordeling, maar zeggen meestal weinig over de maatschappelijke waarde of bruikbaarheid van kennis in de praktijk.
Als we serieus willen dat de samenleving iets aan wetenschappelijke kennis heeft dan is het van belang dat de inzichten niet enkel 'onder wetenschappers' gelezen worden. De maatschappelijke waarde van hun werk moet afgelezen kunnen worden aan bijdragen aan onderwijsprogramma's - ook buiten de universitaire curricula - en aan innovatieve ontwikkelingen in zorgpraktijken of aan duurzaam en energiezuinig bouwen. Dat vraagt om publicaties in Nederlandse wetenschappelijke en vaktijdschriften, om de vertaling naar bruikbare handboeken en bedrijfsmodellen, maar ook om inspirerende bijdragen aan innovaties in de praktijk.
De politiek lijkt niet de meest betrouwbare partij om hiervoor de norm te stellen. Onderzoekprogramma's die echt iets voorstellen in termen van innovatie nemen jaren in beslag. Die tijd heeft de politiek niet. Je kunt niet smet steeds wisselende normen voor maatschappelijke relevantie aan komen zetten. Voorkomen moet worden dat de universiteit uitvoerder van een politiek programma en dus speelbal van willekeur wordt.
De maatschappelijke relevantie van wetenschappelijk onderzoek wordt al veel langer door verschillende instituten beoordeeld. Dat levert discussie op, bijvoorbeeld in beoordelingscommissies voor onderzoekprojecten, maar daarin participeren steeds vaker partners uit het bedrijfsleven, maatschappelijke sectoren of doelgroepen. De internationale normen voor goed academisch werk wegen uiteindelijk echter vaak zwaarder dan hun inbreng. Voor de Nederlandse universiteit zijn het nationale overheidsbeleid en de lokale context dus relevant, maar de internationale concurrentie is bepalend.
Er is veel tegen die focus op kwantiteit in te brengen, maar de normen worden wel door een professionele gemeenschap gesteld en bediscussieerd. het is dus belangrijker dat die gemeenschap meer in dialoog met de samenleving gaat over criteria voor 'societal relevance'. De Nederlandse ervaringen met bijvoorbeeld academische werkplaatsen in de zorg, of met samenwerkingsprogramma's met hightechbedrijfssectoren, laten zien dat dit veel oplevert.
Die open en gelijkwaardige opstelling tegenover de praktijk is nog steeds wennen voor sommige wetenschappers. Het korten van promotiebonussen kan een begin zijn om meer in gesprek te gaan met de samenleving, maar het is geen oplossing voor de internationale puntengekte waarop de gepromoveerde wetenschappers worden beoordeeld die deze proefschriften begeleiden.
Zelf afkomstig uit een 'kunde' (de bestuurskunde) en een dag per week op de universiteit actief, ben ik echter blij met de herwaardering van de maatschappelijke waarde van het academische werk. De 'kundes' worden van uit de klassieke wetenschappen soms als betwiste onderdeel van de academische gemeenschap beschouwd, dus dit is als opnieuw uit de kast mogen komen. Het voelt als bevrijding, want ik weet dat mijn decaan deze column leest.
Deze column is eerder verschenen in Het Financieele Dagblad, d.d. 3 december 2014
Meer lezen van Kim Putters over zijn visie op zorg en gebiedsontwikkeling, zie GO Magazine
Cover: ‘Technische Universiteit Delft, EMI gebouw’ door My Eyes4u (bron: Shutterstock)