Verslag masterclass agglomeratiekracht

Wie niet groot is, moet verbonden zijn

17 september 2018

5 minuten

Verslag VERSLAG Groter is niet altijd beter, als het gaat om agglomeratiekracht. Nederlandse steden moeten het niet hebben van hun omvang, maar van de inhoudelijke verbinding op verschillende schaalniveaus. Op de inhoud van een stad kun je makkelijker sturen dan op de omvang. Maar overheden moeten niet naïef zijn over de mate van sturing die zij hebben bij bijvoorbeeld de creatie van innovatiedistricten. Dat is een van de conclusies tijdens de Masterclass Agglomeratiekracht voor de BNA-ontwerpstudie ‘Stad van de Toekomst’.

Masterclass Agglomeratiekracht, Stad van de Toekomst

Professor Frank van Oort (EUR) introduceerde tijdens de Masterclass op 7 september de theorie van de agglomeratiekracht en het belang hiervan voor economie en stedelijke ontwikkeling. Tom Daamen (TU Delft) ging vervolgens in op agglomeratievoordelen en -kracht voor gebiedsontwikkeling en Carly Jansen, programmamanager Brainport Development, besprak het concrete voorbeeld van Brainport Eindhoven. Zo proberen de ontwerpteams ‘Stad van de Toekomst’ grip te krijgen op mogelijke agglomeratievoordelen bij het maken van hun visies en ontwerpen op de projectlocaties, de 5 grootste Nederlandse agglomeraties: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven en Utrecht.

agglomeratiekracht 1

‘agglomeratiekracht 1’


Agglomeratievoordelen. Bron: slide presentatie Frank van Oort

Nederlands polycentrische structuur

Agglomeratiekracht lijkt een simpel begrip: groter is beter. De omvang van steden wordt al snel gezien als de belangrijkste eigenschap voor agglomeratiekracht. Het klopt dat grotere steden meer mogelijke verbindingen hebben, dus meer kansen op agglomeratievoordelen. Maar ook relatief kleine steden, zoals in Nederland, kunnen goed presteren als het gaat om productiviteit en werkgelegenheid. De inhoudelijke verbinding van deze steden op verschillende schaalniveaus is belangrijker voor hun agglomeratiekracht dan hun omvang. Nederland kent een sterk polycentrische structuur van het stedelijk netwerk; de helft van de stedelijke bevolking in Nederland woont in kleine stedelijke regio’s. 

De agglomeratiekracht van steden wordt dus ook bepaald door wat er in die steden zit, de inhoud, de kwaliteiten van een stad. Met behulp van bovenstaand schema licht Frank van Oort, Professor of Urban & Regional Economics (EUR), toe dat er makkelijker op de inhoud van een stad kan worden gestuurd dan op de omvang. En dan komt het kip-ei-verhaal om de hoek kijken: groeien steden omdat ze lokalisatievoordeel hebben, of hebben groeiende steden uiteindelijk effect op lokalisatievoordelen? Deze causaliteit maakt het lastig om hier goed beleid op te maken. 

agglomeratiekracht 2

‘agglomeratiekracht 2’


agglomeratiekracht 3

‘agglomeratiekracht 3’


Shenzhen: Bedrijven in innovatiedistricten zijn productiever dan dezelfde soort bedrijven buiten de innovatiedistricten. Bron: slide presentatie Frank van Oort

De maakbaarheid van innovatiedistricten

Het vraagstuk van causaliteit speelt ook sterk bij succesvolle innovatiedistricten. Volgens de theorie kan er een agglomeratie-effect worden gecreëerd door bedrijven bij elkaar te plaatsen zodat ze de arbeidsmarkt, informatie, toeleveranciers, etc. kunnen delen. In de Chinese context, in Shenzhen, blijkt dit te werken: de productiviteit van bedrijven in het innovatiedistrict is groter dan van gelijksoortige bedrijven daar buiten (zie bovenstaande afbeeldingen). Of trekken die innovatiedistricten de meest productieve bedrijven aan en is het geen gebiedseffect maar een bedrijfseffect? De Erasmus Universiteit Rotterdam deed hier onderzoek naar en het blijkt dat de helft van de productiviteit door het uitsorteringseffect komt en de andere helft door het gebiedseffect. In China is gebiedsgericht innovatiebeleid aldus een succes. 

Als dit in de Nederlandse context net zo zou werken, dan zou de overheid dus zoveel mogelijk innovatiedistricten moeten faciliteren. In Nederland hebben we hiertoe inmiddels ook veel gebiedsgerichte initiatieven. Maar het blijkt dat in Nederland de bedrijven in innovatiedistricten niet heel veel innovatiever zijn dan gelijksoortige bedrijven daarbuiten. In Nederland zit het bij de innovatiedistricten dus meer in het uitsorteringseffect en is het gebiedseffect een stuk kleiner dan in China.  

Tom Daamen, Urban Development Management (TU Delft), benadrukt dat overheden niet naïef moeten zijn over de mate van sturing die zij hebben op de keuzes die bedrijven maken. Er gaat in het buitenland veel subsidie of andere vormen van steun naar plekken waar clustering op een organische manier lijkt plaats te vinden. Zo noemt Daamen het fenomeen van de Urban Enterprise Zones, waardoor het goedkoper wordt gemaakt voor internationale bedrijven om zich in specifieke gebieden te vestigen. Dit kennen we in Nederland niet. 

agglomeratiekracht 4

‘agglomeratiekracht 4’



Rotterdam: Nieuwe vestigingen (2010-2015) in industrie (rode ruiten) en in kennisintensieve zakelijke diensten KIBS (blauwe ruiten) ten opzichte van bestaande vestigingen in de industrie (rode dichtheidswolk en blokken) en KIBS (blauwe dichtheidswolk en blokken). Bron: presentatie Frank van Oort, EVR 2017 Next Economy, Next City: Stad in verandering.

agglomeratiekracht 5

‘agglomeratiekracht 5’



Locatie van restaurants (groen, met beoordelingen op IENS – donkerder is beter beoordeeld), speciaal- en delicatessenwinkel (blauw) en ontmoetingsplekken (café, koffiehuis, lunchroom - oranje). Bron: presentatie Frank van Oort, EVR 2017 Next Economy, Next City: Stad in verandering. 

Netwerk belangrijker dan de plek 

Een indicator voor plekken waar innovatie plaatsvindt zijn startende bedrijven. Die hebben wellicht een markt niche ontdekt die er eerst niet was. De Gemeente Rotterdam heeft 5 innovatiedistricten aangewezen in de stad, maar het bleek dat start-ups vaak in een gebied zitten waar ook al andere bedrijven en voorzieningen zijn, zoals restaurants. De binnenstad kent zodoende meer innovatie dan de aangewezen innovatiedistricten (zie bovenstaande afbeeldingen).

Misschien gaat het bij de aantrekking van start-ups dus niet alleen om de ruimtelijk-economische concentratie maar ook om de functionele clustering en de netwerken die daartussen bestaan. 
Het is voor beleidsmakers van belang om te weten wat bedrijven aantrekt om hier beter op te kunnen sturen.  Bedrijvigheid is immers van belang voor de stedelijke economie en daarmee voor gebiedsontwikkeling. Daarom aan de ontwerpteams van de 5 cases van Stad van de Toekomst de benadrukking om goed te kijken naar de bedrijven die in het gebied gehuisvest zijn en wat deze bedrijven nodig hebben in de verschillende fases van hun ontwikkeling. 

Carly Jansen, programmamanager Brainport Development, vult aan dat de innovatieopgaven vaak bij het bedrijfsleven worden neergelegd, maar dat overheden ook bestuursakkoorden kunnen geven. Dit is van belang omdat iedere gebiedsontwikkeling per definitie langer duurt dan één bestuursperiode.  

agglomeratiekracht 6

‘agglomeratiekracht 6’


Wil je meer weten over de ideeën, informatie en expertise die nodig zijn om innovatie te cultiveren en levendige innovatiedistricten te bouwen? Kom dan naar het Urban Transformation Conference op 5 oktober in het Groothandelsgebouw, Rotterdam.  

Meer informatie over de BNA ontwerpstudie ‘Stad van de toekomst’ is hier te lezen

Download hier de lezingen van:


Aanvullende literatuur: 

Beeld:  Roy Borghouts Fotografie


Cover: ‘Verslag masterclass agglomeratiekracht’


Hedwig

Door Hedwig van der Linden

Onderzoeker Leerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft - H.vanderLinden@tudelft.nl


Meest recent

Boulevard Périphérique, Parijs door gabriel12 (bron: shutterstock)

Metamorfose van een metropool, Parijs kijkt over de Périphérique

Parijs blijft boeien. Simon Kuper belicht in zijn nieuwe boek ‘Parijs nu’ de transitie van deze miljoenenstad, hij verbindt de fysieke sprong voorwaarts met de mentale. Jaap Modder is enthousiast.

Recensie

4 november 2024

Waterfront Wateringseveld door Frans Blok (bron: Shutterstock)

"Water en bodem sturend is een waterschap dat zegt: hier mag je niet bouwen"

Noodzaakt de woningnood tot losser omgaan met 'water en bodem' als sturend principe? We moeten niet te dogmatisch zijn over waar we woningen bouwen, vinden ministers Mona Keijzer en Barry Madlener. Maar is dat wel verstandig?

Opinie

4 november 2024

Wonen in containers door Di Soccio Massimo (bron: Shutterstock)

Ongelukkige combi flexwoningen-netcongestie vraagt creatief stapelen

Netcongestie zet een rem op de snelheid waarmee bouwprojecten kunnen worden opgeleverd. Voor flexwoningen die in korte tijd worden gerealiseerd is dit bij uitstek een probleem. Creatief stapelen is vereist.

Onderzoek

1 november 2024