Opinie Mij wordt soms verweten dat ik nog in de ontkenningsfase zit en terugverlang naar de bouwproductie uit pre-crisistijden. Dat is niet zo. Ik worstel wel met de vraag hoe je als samenleving omgaat met gebouwen en gebieden die hun functie verliezen, verloederen en suboptimaal benut worden. Denk aan leegstaande kantoren, winkels en woningen in Zuid-Limburg.
Uiteraard is mijn vertrekpunt: zoveel mogelijk aan de markt overlaten. Maar de ultieme verloedering voordat de Phoenix uit zijn as verrijst, wil niemand. Hoe regel je dat? Steeds vaker zie ik mechanismes waarbij het opruimen van de oude rommel bekostigd moet worden uit de opbrengsten van de vernieuwing. Dat begon al met ruimte-voor-ruimte, maar je ziet het nu ook bij het sloopfonds van de provincie Limburg waar je eerst 40.000 euro moet aftikken voordat je een nieuwe woning mag bouwen. En in Zuid-Holland, waar de nieuwbouw moet betalen voor het opruimen van leegstaand glas.
Nog rigoureuzer zijn de pleidooien voor een nieuwbouwstop voor kantoren en winkels. Op die manier sluit je gezinnen op in hun portieketageflatjes en rem je ondernemers die behoefte hebben aan nieuwe gebouwconcepten of gebouwen op andere plekken. Wat mij betreft de verkeerde aanpak. Uiteraard geen pleidooi voor ongeremde uitbreidingsgroei. Zeker niet! Het begint met goede ruimtelijke ordening, gebaseerd op – hoe lastig ook – een inschatting van de maatschappelijke behoeften. Zonder te vervallen in bescherming van het bestaande en het creëren van schaarste.
Maar daarna? Eenzijdig de vernieuwing op laten draaien voor de oude rommel? Politiek aantrekkelijk, maar daar betalen we uiteindelijk maatschappelijk een te hoge prijs voor. Daarom moeten we op zoek naar slimmere mechanismes, waar de publieke lasten van het opruimen van leegstand en verloedering efficiënter verdeeld worden. Met oog voor: de vervuiler betaalt! Wie biedt?
Cover: ‘winkelleegstand zuidoost limburg’ (bron: Parkstad Limburg)