23 oktober 2014
3 minuten
Ondanks de problemen die zich de afgelopen jaren in de corporatiesector hebben gemanifesteerd, zoals een tekortschietende efficiency, een onvolkomen intern en extern toezicht en fraude, zou het onverstandig zijn om de woningcorporaties te marginaliseren: het kind moet niet met het badwater worden weggegooid. Wel hebben de corporaties te maken met een groot legitimiteitsprobleem dat moet worden opgelost. Dat stellen zes hoogleraren volkshuisvesting van de TU Delft in hun visie 'Wonen 6.0: Over de toekomst van de sociale huursector’. Zij haken daarmee in op het eind oktober te verschijnen eindrapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties en het ontwikkelen van nieuwe wetgeving.
De zes hoogleraren formuleren in hun visie een aantal alternatieve beleidslijnen voor het door minister Blok aan de Tweede Kamer voorgestelde beleid en presenteren een agenda voor de toekomst van de woningcorporaties.
Concentreren op kerntaken
Volgens de hoogleraren is de door minister Blok voorgestelde administratieve en juridische splitsing van commerciële en niet-commerciële activiteiten van corporaties risicovol en nodeloos ingewikkeld. Net als de minister pleiten zij dat corporaties zich op hun kerntaken concentreren. Zij kiezen echter voor een eenvoudiger oplossing: geef corporaties de mogelijkheid om een beperkt percentage van hun huurwoningen in de marktsector te verhuren als onderdeel van hun kernbedrijf (waarvoor de borging door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw van toepassing is) en voorkom hiermee onnodige bureaucratie en nieuwe risico’s. Corporaties moeten zich niet bezighouden met commerciële activiteiten en zich concentreren op hun kerntaken: het zorgdragen voor betaalbaarheid, beschikbaarheid, en goede en energiezuinige kwaliteit van sociale huurwoningen, alsmede een inbreng in de leefbaarheid van wijken.
Onafhankelijk toezichthouder
Daarnaast pleiten de hoogleraren voor een sterke en onafhankelijke toezichthouder. Dat wijkt af van het voorstel van minister Blok, die het toezicht onder zijn ministerie wil brengen. De hoogleraren vinden het beter het integrale toezicht wettelijk te borgen. De toezichthouder moet zelfstandig en onafhankelijk en op eigen gezag slagvaardig kunnen handelen. De taken van deze externe toezichthouder dienen naast het financiële toezicht ook de rechtmatigheid, het staatssteundossier en de governance te omvatten. Bovendien zou deze toezichthouder de inzet van de financiële middelen van de corporaties moeten beoordelen op efficiency en risicobeheersing en op de beleidsopgaven die woningcorporaties zich gesteld hebben in overleg met de gemeenten en huurdersorganisaties.
Zelfbeheer huurders bevorderen
Een derde belangrijke aanbeveling van de hoogleraren is om de rechten op zelforganisatie en zelfbeschikking van de huurders te versterken. Dit kan in organisatorische zin vorm krijgen door het bevorderen van zelfbeheer op complexniveau en het vergroten van invloed op het beleid van de corporaties. Randvoorwaarden zijn dat het maatschappelijk vermogen van woningcorporaties in stand blijft en dat risico’s voor bewoners beheersbaar blijven. Op deze wijze krijgen de huurders in sterkere mate de eigenaarsrol.
Meer informatie
De visie ‘Wonen 6.0: Over de toekomst van de sociale huisvesting in Nederland’ is opgesteld door de hoogleraren volkshuisvesting Peter Boelhouwer, Marja Elsinga, Vincent Gruis, Hugo Priemus, Jan van der Schaar en André Thomsen.
Cover: ‘2014.10.22_Wonen 6.0: de nieuwe positie van woningcorporaties _660px’