Casus Een interessante methode bij onze zuiderburen aan de Brusselse Kanaalzone: bedrijvigheid krijgt daar een gelijkwaardige positie naast het wonen. Ook de nieuwbouw moet voor een deel een werkbestemming krijgen. Aspirant-bewoners weten waar ze voor kiezen.
Even ten noorden van het centrum van Brussel staat het Bouwmaterialendorp, ontworpen door Tetra architecten (nu Architectuurplatform Terwecoren Verdickt en Maker architecten). In de lichte hoge ruimtes van de bouwmarkt liggen stapels isolatiemateriaal, bakstenen en zakken cement. Een sheddak, met punten die verschillende richtingen uitsteken, verbindt de drie gebouwvolumes waarin het bedrijf is gevestigd. Automobilisten parkeren onder het dak en laden materialen in. Het gebouw staat sinds 2018 aan de rand van het kanaal dwars door Brussel waaraan deze strook zijn naam ontleent.
Het laaggelegen gebied rondom het kanaal is van oudsher een industriegebied. In de binnenstad zijn autogarages aan het kanaal nog talrijk en in het noorden van de stad stroomt het kanaal langs betonfabrieken en een afvalcentrale, langs groothandels en het Bouwmaterialendorp. Het water functioneert daarbij als infrastructuur: het loopt veertien kilometer lang door de stad en staat via de rivieren de Rupel en de Schelde in verbinding met de Antwerpse havens. Ook nu nog bevoorraden binnenvaartschepen de fabrieken en depots. Bij het Bouwmaterialendorp legt vijf keer per maand een schip aan.
Geur van geslachte dieren
In de lengte mag het kanaal dan verbindend werken, van oost naar west is het door de industrie een barrière die Brusselse woonwijken van elkaar scheidt. Daarnaast heerst onder bewoners van het gebied relatief grote werkloosheid. In 2013 stelde de gewestregering een masterplan op om het gebied een impuls te geven. Dat moet gebeuren met onder andere 25.000 woningen en vernieuwde publieke ruimte. Naast woningbouw moet er ruimte blijven voor werk.
In 2013 veranderde de Kanaalzone van bestemming, sindsdien krijgt de uitwerking van het masterplan langzaam vorm. Naast woningbouwprojecten verrijzen er gebouwen met culturele of publieke functies. noArchitecten, EM2N en Sergison Bates transformeren de voormalige Citroëngarage in Kanal, een museum met ondersteuning van Parijse Centre Pompidou. Tegenover het museum krijgt de kade nieuwe bankjes en bestrating met het oog op de komst van bezoekers. In het zuiden staat de voedselmarkt FoodMet, ontworpen door Org Permanent Modernity. Het ruikt er naar geslachte dieren. Uit de betonnen muren van het gebouw werden openingen gesneden met grafische vormen, op het dak staat een stadskas.
De nieuwe op publiek gerichte gebouwen staan soms zij aan zij met de zwaardere industrie. Om te voorkomen dat industrie door de nieuwe ontwikkelingen verdwijnt, legde de overheid vast dat ongeveer tien procent van de nieuwbouw bestemd is voor werkfuncties. Vervolgens organiseerde de stadsbouwmeester voor tal van projecten een prijsvraag.
Ook de fotogenieke stadsbrouwerij die in 2022 werd geopend won een prijsvraag. Office Kersten Geers David Van Severen ontwierpen het schuine dak met banen in zeven kleuren dat vanuit de verte zichtbaar is. Van dichtbij zien voorbijgangers door de glazen wanden ketels en opgestapelde bierkratten staan. Een fietspad scheidt het terras van een opslaglocatie voor bouwmaterialen. Doordeweeks wordt er in de brouwerij alleen gebrouwen, in het weekend is het terras open voor publiek.
‘Brussel, België’ door Eric Isselee (bron: Shutterstock)
De publieke ruimte moet die combinatie van werk en wonen ondersteunen. Het Brusselse planningsagentschap Perspective liet ORG en Bas Smets een beeldkwaliteitsplan maken. In de ‘lineaire ruimte’ komt infrastructuur voor zowel vrachtwagens als fietsers. Op een aantal punten wordt de kade verlaagd, zodat je aan het water kunt zitten. Projectleider Sven Vercammen van Perspective: “Daardoor ontstaat er een kwalitatieve band met het water. Bovendien krijg je zo onderscheid tussen plekken voor bewoners en voor het vrachtverkeer.” Beplanting moet die ‘plekken voor beleving’ scheiden van de voorbij denderende vrachtwagens.
De plannen voor de publieke ruimte moeten nog grotendeels worden uitgevoerd, maar de manier waarop de brouwerij en bouwmaterialenopslag naast elkaar staan geeft vast een indruk. Het hek naar de bouwmaterialen staat open, je kunt er vanaf het brouwerijterras en het drukbereden fietspad zo op lopen. Het is vreemd en voelt enigszins onveilig, tegelijk is het duidelijk: dit is een industriële zone.
Geen goederenliften
Stadsbouwmeester Kristiaan Borret onderstreept het belang van infrastructuur voor werkverkeer en werkruimte in het gebied: “Een loodgieter heeft een bedrijfsruimte in de stad nodig, in de wijk waar hij werkt. Als hij eerst een uur naar een bedrijventerrein aan de stadsrand moet rijden, is dat slecht voor de circulaire economie. Brusselaren associëren het gebied met viezigheid en stank. We hebben gecommuniceerd dat er altijd vrachtwagens zullen blijven rijden. De Kanaalzone zal niet snel veranderen in een boulevard met luxe penthouses.”
Maar het is niet genoeg om alleen op stedenbouwkundig niveau ruimte te reserveren, denkt Borret, ook op gebouwniveau moet dat secuur gebeuren. Daarom zag het bureau van de stadsbouwmeester bij prijsvraagbeoordelingen erop toe dat de architectonische projecten werkelijk geschikt waren voor het beoogde werk. Borret: “Vaak worden in de ontwerpfase computerwerkplaatsen ingetekend, zijn er alleen personen- en geen goederenliften of zijn de ruimtes te laag om als bedrijfsruimte te dienen. Dan weet je dat er nooit maakindustrie zal komen. Ontwikkelaars laten werkruimte een tijdje leeg staan en wassen daarna hun handen in onschuld. Ze zeggen: ‘We hebben het geprobeerd, maar niemand wilde het huren.’ Vervolgens komt er een grafisch ontwerpbureau in.”
‘Brussel, België’ door Werner Lerooy (bron: Shutterstock)
Wat ook helpt is dat Brussel een eigen vastgoedbedrijf heeft, CityDev. Vergelijkbaar met woningbouwcorporaties kan CityDev eisen stellen aan de huurders. In de Kanaalzone verhuurt het werkruimtes waar alleen bedrijven gebruik van mogen maken die een ‘productieactiviteit’ uitoefenen. Op de website van het vastgoedbedrijf wordt dat gedefinieerd als: “Ambachtelijke of industriële productie, productie van materiële diensten en productie van immateriële goederen of hoogtechnologische productie.” Het blijft wat vaag, ook hier zal de verhuurder mogelijk toch nog enige vrijheid hebben.
Plint met roldeuren
In Anderlecht, een van de Brusselse deelgemeenten die het kanaal doorkruist, staat NovaCity, ontworpen door &bogdan en DDS+. CityDev verhuurt de bedrijfsruimtes in het project. Het bestaat uit drie volumes op een driehoekig plot direct aan de metrolijn. Twee loodsen liggen vlak naast het spoor. Het tweede volume bestaat uit woningen op een plint met ateliers. De volumes vormen een eenheid door de materiaalkeuze: de afwerking bestaat uit groene platen en gladde, lichte betonnen wanden. Het project is een van de twee woningbouwprojecten die voortkwam uit een prijsvraag gericht op ruimte voor voedingsmiddelenproductie.
Een logistieke straat scheidt de loodsen van het woningbouwproject. Een hek en een bord ‘Verboden voor voetgangers’ maakt duidelijk dat hier alleen voertuigen welkom zijn. Vanuit de woningen kijk je uit op de parkeerplaats die wordt omringd door een plint met roldeuren. Het project is net af en de begane grond is nog niet in gebruik. Toch is Borrets punt al zichtbaar: voor bewoners is duidelijk dat hier industrie komt. En precies dat maakt dat het voorstelbaar is dat de Kanaalzone niet opeens omslaat naar een gebied waar alleen plek is voor bewoners. Er zal worden geproduceerd. Desondanks is het moeilijk te voorspellen hoe die verhouding over tien jaar ligt. En het is een groot gebied, niet elk deelgebied ontwikkelt zich op dezelfde manier. Hoe de nieuwe bewoners en de bezoekers van museum Kanal het gebied zullen veranderen, weten we pas dan.
Dit artikel verscheen eerder bij de Architect
Cover: ‘Brussel, België’ door Imladris (bron: Shutterstock)