Nieuws Commerciële vastgoedbeleggers en corporaties zullen na het recente woonakkoord nauwer gaan samenwerken
Prof. Vincent Gruis analyseert het woonakkoord
Er zijn nog grote onzekerheden over de financiële
toekomst van corporaties en de ontwikkeling
van de huren, waardoor beleggers het moeilijk
vinden een commitment aan te gaan, zegt prof.dr.ir.
Vincent Gruis, hoogleraar Housing Management TU
Delft. Gruis, gepromoveerd op het onderwerp financieel-
economische grondslagen voor woningcorporaties,
reageert op het recente akkoord dat het kabinet
heeft bereikt met D66, de ChristenUnie en SGP.
‘Het akkoord past in de liberalisatietrend van de afgelopen
jaren. In Nederland is men daar vergeleken met
het buitenland laat mee begonnen. De politiek heeft
lang geworsteld met de principes van de verzorgingsstaat.
Dat is overigens een internationaal verschijnsel:
hoewel de systemen overal anders zijn, speelt in veel
landen dat de overheid steeds minder wil uitgeven aan
volkshuisvesting.’
Als gevolg van het woonakkoord ontstaat er nu een
duidelijker tweedeling: aan de ene kant de onderkant
van de huurdersmarkt, het gesubsidieerde segment,
en ontstaan nu mogelijkheden om een serieus ‘tweede’
segment van huurders te creëren, tussen pakweg €
600 en 1000. De kwakkelende koopwoningmarkt en
een cultuuromslag waarin huren niet meer inferieur
is ten opzicht van kopen helpen daar natuurlijk bij.
Betaalbaarheid
Het is onmiskenbaar dat een steeds grotere groep
woonconsumenten in Nederland wil huren in plaats
van kopen. Hoe groot die groep eigenlijk is en hoe die
zich zal ontwikkelen is een boeiend onderzoeksveld,
zegt Gruis. Tegelijk is ook duidelijk dat veel van de
huidige huurders hun huur nauwelijks kunnen betalen,
een kwestie waarover de wethouders van de grote
vier steden vorige maand een brandbrief schreven aan
minister Blok. Bijna een miljoen huurders betalen zo
veel huur, dat er niet genoeg overblijft om nog maatschappelijk
te kunnen meedoen, zo blijkt uit onderzoek
van instituut OTB, verbonden aan de TU Delft.
Om te bepalen of huren nog betaalbaar is, kijken beleidsmakers
normaal gesproken vooral naar de ‘huurquote’,
het percentage van het netto besteedbaar inkomen
dat aan huur wordt besteed. De gemiddelde
huurquote ligt in Nederland op 23%. Een percentage
van 30% wordt als nog net betaalbaar gezien. Als het
‘maatschappelijk aanvaardbare consumptiepatroon’
van het inkomen is afgetrokken, blijft het ‘resterend
inkomen’ over.
Een volgens de OTB-onderzoekers ‘schokkend’ percentage
van 37% van de bewoners van sociale huurwoningen
haalt dat percentage van 30% niet: 855.200
huishoudens. Datzelfde geldt voor 139.700 huishoudens
in de particuliere sector, bij elkaar dus bijna een
miljoen huurders. Om toch rond te kunnen komen,
moeten die huishoudens dus minder uitgeven aan zaken
als kleding of een sportclub voor de kinderen dan
maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht.
Segregatie
Het voorstel om de maximale huurprijzen te verhogen,
mede om de verhuurdersheffing mogelijk te maken,
betekent dat met name in gebieden met een hoge
marktdruk de maximale huur sterk zal stijgen. Door
liberalisatie zullen woningen onbetaalbaar
Prof. Vincent Gruis analyseert het woonakkoord
Ontwikkeling worden voor mensen met lagere inkomens. Segregatie
is daarvan het gevolg. Door de huurverhoging boven
inflatie zal bovendien de huur jaarlijks sneller stijgen.
Voor wie dat kan betalen, is dat te rechtvaardigen, mits
aan de huurstijging een maximum wordt gesteld, ook
voor de inkomens boven € 43.000, zo bepleitten de
grote steden bij de minister. In het woonakkoord is dit
punt door de minister toegezegd. Huurders die na een
inkomensafhankelijke huurverhoging geconfronteerd
worden met een inkomensdaling krijgen een huurverlaging,
zo liet Blok de Tweede Kamer weten.
Het is een politieke keuze, zegt Gruis: ‘Nadeel van een
duidelijker scheiding tussen het gesubsidieerde deel
en het geliberaliseerde deel van de markt is dat er een
grotere stigmatisering optreedt voor huurders aan de
onderkant van de markt. Corporaties gaan zich concentreren
op dat segment. Weliswaar is in het akkoord
de verhuurdersheffing lager, maar corporaties kunnen
ook de huur minder verhogen. Corporaties zullen
minder gaan investeren. De politiek moet zich goed
realiseren dat de draagkrachtige corporatie die wil investeren
in achterstandswijken daarmee grotendeels
verleden tijd is. Als de politiek toch nog iets wil met
achterstandswijken, moet men dat apart subsidiëren.’
Aan de andere kant leert de economische theorie dat
subsidies aan de onderkant van de samenleving leiden
tot een veel efficiëntere verdeling van welvaart en minder
kapitaalverspilling. Gruis verwacht op termijn een
verdere ‘emancipatie’ van de corporaties, die zich de
afgelopen jaren hebben ontwikkeld tot een soort verzorgingsinstituut
ter vervanging van de verzorgingsstaat.
‘Dat staat op gespannen voet met de gedachte
dat mensen voor zichzelf moeten kunnen zorgen en
dat is precies het onderwerp waar links-midden en
rechts-midden elkaar kunnen vinden.’
Stimulans voor liberalisering
De combinatie van de verhuurdersheffing plus het beschikbare kapitaal van institutionele beleggers is een forse stimulans voor het liberaliseren van de huurvoorraad. Mits natuurlijk de huur boven de sociale huurgrens flink zou kunnen groeien. Gruis wijst erop dat twee belangrijke kwesties onzeker blijven: zo hangt de uiteindelijke hoogte van de verhuurdersheffing nog steeds boven de corporaties en dat maakt ze tot een onzekere partner voor beleggers bij fondsvorming. Daarnaast zijn de voorstellen voor de huurpijssystematiek niet uitgewerkt. Weliswaar blijft de maximale huur gebaseerd op het woningwaarderingsstelsel – in tegenstelling tot het Regeerakkoord waar werd gesproken over een huursombenadering van 4,5% van de WOZ-waarde – maar hoe dat uiteindelijk zal uitpakken is onduidelijk. Over de vereenvoudiging van het woningwaarderingsstelsel wordt pas voor Prinsjesdag een voorstel ingediend. En de huursombenadering blijft ook boven de markt ‘hangen’: uiterlijk eind volgend jaar wil het kabinet daartoe een nieuw voorstel doen.
Versoepeling randvoorwaarden
Gruis noemt het positief dat de randvoorwaarden om
corporatiewoningen onder andere aan institutionele
beleggers te verkopen worden versoepeld. Het is hierdoor
mogelijk tegen de actuele waarde te verkopen,
zonder winstdeling. Dit geldt overigens alleen voor
geliberaliseerde of te liberaliseren woningen. ‘We zien
nu dat de gesprekken tussen corporaties en beleggers
over de verkoop van woningen, maar ook over zoiets
als fondsvorming, versneld op gang komen. De rendementseisen
van corporaties en beleggers komen ook
dichter bij elkaar.’
De belangrijkste blokkade voor verkoop van corporatiewoningen
was tot nu de minimale verkoopwaarde
die werd genoemd in een circulaire van het ministerie.
De marktwaarde in verhuurde staat is veelal aanzienlijk
lager dan de minimale waarde die volgens bepalingen
in de circulaire moet worden gerealiseerd. Transacties
komen pas tot stand als er een aansluiting is bij
de marktwaarde. Dat die koppeling met marktwaarde
er nu wél komt, is een belangrijke opsteker voor de
markt. Vastgoedadviseur Capital Value presenteerde
enkele weken geleden een onderzoek waaruit blijkt
dat beleggers aangeven circa € 2 mrd beschikbaar te
hebben voor de aankoop van huurwoningen. Daarnaast
geeft een groeiend aantal (54%) van de corporaties
aan complexgewijs te willen verkopen.
Gruis verwacht dat de concentratietendens bij corporaties
de komende tijd alleen maar zal versnellen,
vooral ook om financiële redenen. ‘Corporaties willen
blijven investeren en zoeken het gesprek met beleggers
op om te kijken of daar win–winpakketten uit te
halen zijn. In theorie zullen ook de grote corporaties
meer gaan samenwerken als het gaat om hun te liberaliseren
bezit. Maar ook dan zal de overheid de zekerheid
moeten bieden dat er niet weer plotseling een
nieuwe verhuurdersheffing aan komt.’
Zie ook:
Cover: ‘Thumb_huurwoningen_0_1000px’