Onderzoek We kennen de uitkomst van zelforganiserende processen, waarbij initiatiefnemers uit de samenleving zélf projecten (of nieuwe structuren) initiëren, opbouwen en beheren vanuit ontevredenheid met de eigen leef- en/of werkomgeving. Maar wat gebeurt er nu precies in het proces zélf? Hoe zitten zelforganiserende processen in elkaar en op welke manier kunnen de betrokkenen hun rol in deze processen invullen, om samen complexe maatschappelijke vraagstukken op te lossen? Lizet Kuitert onderzocht dit in haar afstudeerscriptie aan de TU Delft (Bouwkunde, Real Estate & Housing). Zij bekeek het samenwerkingsproces van partijen uit de samenleving van dichtbij; vanaf de eerste plannen tot en met de uitvoering. Ruimte voor improvisatie en experiment blijken belangrijke aspecten van zelforganisatie. Niet te veel voorbereiden dus, is het advies.
Zelf investeren
De context van het afstudeeronderzoek is de hedendaagse realiteit van stadsvernieuwing. Waar de overheid terugtreedt, ontstaat ruimte voor de samenleving om een stap vooruit te zetten en zélf te investeren in de eigen leefomgeving. Dit is precies wat we - mede als gevolg van de economische crisis - zien gebeuren in de gebiedsontwikkeling. ‘Government’ wordt ‘governance’. Het maakt de context van gebiedsontwikkeling nóg dynamischer en vraagt een nieuwe balans tussen ‘sturing’ en ‘loslaten’. De traditionele rolverdeling voldoet niet meer, maar welke invulling is dan wél effectief?
Leefwereld en systeemwereld
Het onderscheid tussen de leefwereld (het perspectief van het onderzoek) en de systeemwereld vereenvoudigt deze dynamiek. De initiatiefnemers komen uit de leefwereld: het maatschappelijk middenveld en kleinere particuliere bedrijven, lokale professionals of collectieven van deze partijen. De (geinstitutioneerde) partijen die het proces ondersteunen en mogelijk maken, horen bij de systeemwereld: (semi-)publieke organisaties en grotere bedrijven. Zij voeren het proces niet uit, maar bepalen wél de context waarin de activiteiten van de leefwereld plaatsvinden.
-
‘Zelforganisatie in stadsvernieuwing van dichtbij bekeken - Afbeelding 1’
Bij pure zelforganisatie krijgt de leefwereld ruimte van de systeemwereld om autonoom te ontwikkelen. Bij samenwerking met de systeemwereld (gedeeld beheer) zien we een tweede type zelforganisatie. Opvallend is dat het procesverloop in beide typen veel gelijkenis vertoont, doordat de betrokkenen uit de leefwereld het proces uitvoeren.
De vijf voortgangsaspecten
Hieronder de inzichten rond vijf voortgangsaspecten van zelforganiserende processen in stadsvernieuwing: organische ontwikkeling, ontwikkeling verschillende groep(en), ontwikkeling verschillende schaalniveaus van netwerken, ontstaan zelforganiserende project en proces van organiseren en formaliseren. De organische ontwikkeling geldt als overkoepelend aspect.
1. Organische ontwikkeling
Als je het zelforganiserende vermogen van burgers naar voren wilt laten komen, dan moeten zowel de leefwereld als de systeemwereld nieuwe rollen en nieuwe werkwijzen aanvaarden en omarmen. Op deze manier ontstaat er ruimte voor improvisatie en experiment, en kan het zelforganiserende project organisch gaan groeien. Het begint met consensus over ‘waar moet het naartoe?’ én de wil om te ontwikkelen. Deelnemers zijn bereid om bij te dragen aan een ‘groter geheel’, maar hoe en op welke termijn dit ‘doel’ bereikt zou moeten worden, ligt nog volledig open. Het project krijgt vorm in verschillende, gedeeltelijk parallel lopende deelplannen en activiteiten. Gedurende het proces ontwikkelen zich gepaste ontwikkelvormen en besluitvormingsstructuren.
2. Ontstaan verschillende groepen
Zelforganisatie heeft een lokale/wijkoriëntatie. Een eerste initiatief (deelplan of activiteit) wekt de interesse van een aantal gelijkgestemde partijen. Zo ontstaat van nature een eerste werkgroep. Partijen nemen een bepaalde rol op zich vanuit de overtuiging dat ze een bijdrage kunnen leveren en zijn bereid vanuit deze rol een deel van de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Er ontstaat een natuurlijke verdeling. Daarnaast zie je een natuurlijke leider: een persoon of een kerngroep die geaccepteerd wordt als verbindende factor. De groepen zoeken continu naar de juiste balans in diversiteit (talenten, vaardigheden). Mocht het nodig zijn, dan worden partijen uit de omgeving (ook uit de systeemwereld) benaderd.
3. Ontwikkeling verschillende schaalniveaus van netwerken
Elk deelplan en/of elke activiteit trekt andere mensen uit de buurt/wijk/leefomgeving aan. Zo ontwikkelt zich een lokaal netwerk. Parallel hieraan zie je dat, voornamelijk door mond-tot-mondreclame, ook mensen uit andere (aangrenzende) wijken worden bereikt. Vaak zien we een proactieve houding tegenover lokale partijen uit de systeemwereld. Zo ontwikkelt zich een omgevingsnetwerk. De proactieve benadering heeft een positief effect op de manier waarop het proces gefaciliteerd wordt. Betrokkenen informeren hun eigen netwerk, waardoor de verschillende netwerken zich uitbreiden. Door het aanboren van het eigen netwerk geven betrokkenen inzicht in hun achtergrond: kennis, expertise en ervaring. Hiermee komt de ontwikkeling van het professionele netwerk op gang.
4. Ontstaan zelforganiserende project
Mensen moeten elkaar leren kennen om eventuele barrières te doorbreken. Vanuit een zeker gemeenschapsgevoel zullen ze meer bereid zijn om elkaar te helpen en bij te dragen aan de verschillende deelplannen. Bijdragen aan deelplannen draagt weer bij aan een gevoel van eigenaarschap, waarmee de bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen in de wijk groeit. Betrokkenen krijgen gaandeweg het gevoel dat hun project zelfs kan bijdragen aan de formele ontwikkeling van de stad, bijvoorbeeld door het introduceren van nieuwe leefstijlen. Ze gaan hun project beschouwen als informele stedelijke ontwikkeling.
5. Proces van organiseren en formaliseren
Tijdens het proces ontstaat een bepaalde hiërarchie, maar deze wordt niet benadrukt. Een natuurlijke leider met een coördinerende rol wordt geaccepteerd en ondersteund door een kerngroep, die verantwoordelijkheid deelt. Beslissingen worden genomen op basis van de gemeenschappelijke visie. Passende manieren van besluitvorming vormenzich gaandeweg, maar de systeemwereld beperkt de beslissingsruimte. Rond de 'kerngroep' ontstaan werkgroepen met een eigen verdeling van verantwoordelijkheid. Wanneer groei en succes leien tot grotere (financiële) investeringen, groeit de behoefte aan meer duidelijkheid, verantwoording en formalisatie. Partijen uit de leefwereld zijn hierbij terughoudend.
De les uit dit proces:
- Inzicht in het verloop en belangrijke samenwerkingsaspecten van zelforganiserende processen in stadsvernieuwing geeft partijen uit de leefwereld een kans zich voor te bereiden.
- Tegelijkertijd blijken juist ruimte voor improvisatie en experiment belangrijke aspecten van zelforganisatie. Niet te veel voorbereiden dus.
- De kans op succes lijkt het grootst als de systeemwereld haar faciliterende rol zó vervult dat er voldoende ruimte is (en blijft).
Vervolgonderzoek
Volgens Lizet Kuitert is het interessant om in een vervolgonderzoek het proces van zelforganisatie vanuit de systeemwereld te bekijken. Is er een nieuwe structuur en/of regelgeving te bedenken die vrijheid biedt voor het 'laten ontstaan', voor improvisatie en experiment? Hoe kunnen de formele ontwikkelmethode van de systeemwereld en de informele ontwikkelmethode van de leefwereld elkaar versterken? Allemaal vragen die te maken hebben met het spanningsveld tussen deze twee werelden, die onontkoombaar met elkaar verbonden zijn.
Lees verder:
- Werken aan de Self Made Future op de NDSM-werf
- Duizenden uren werken voor zelforganisatie
- Praktijkcongres Gebiedsontwikkeling 2014, Sessie B - Transformatie Buiksloterham, Amsterdam: Pionieren, spelregels en identiteit
- Mentaal eigenaarschap bij woonconsumenten
Zie ook:
- Self-organization in Urban Renewal (2015)
- We Own The City (Trancity, 2014)
- Sociaal ondernemerschap in de participatiesamenleving (Garant, 2013)
- Stedelijke vernieuwing op uitnodiging (KEI,2012)
- De alledaagse en de geplande stad (SUN, 2010)
- De improvisatiemaatschappij (BoomLemma, 2011)
- De warme stad (Uitgeverij Jan van Arkel, 2002)
- Hoe we uit het ideologische doe-democratie-debat kunnen komen
- Organische gebiedsontwikkeling: hoe flexibiliteit in stedelijke planning te bereiken
Cover: ‘2015.04.21_Zelforganisatie in stadsvernieuwing van dichtbij bekeken_C’