Recensie Nederlandse steden doen het lang niet slecht, maar wat recensent Jaap Modder betreft mag de voetganger nog meer centraal komen te staan in de manier waarop we onze steden organiseren. “De loopvriendelijke stad is geen rocket science, het is veel meer een attitude, een andere bril,” concludeert hij na lezing van Loop! Tien ontwerpprincipes voor een loopvriendelijke omgeving van Annemieke Molster.
In Helsinki deden ze er bijna 50 jaar over. Maar nu rijden de auto’s daar maximaal 30 kilometer per uur, dat is de standaard in de Finse hoofdstad. Ik schreef er een tweet over met als laatste zin: “Welke Nederlandse stad doet dat na?” Wouter Veldhuis, sinds kort Rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving, reageerde: “Wat mij betreft wordt 30 km/uur de standaard in de bebouwde kom, in heel Nederland.” Een opmerkelijke en positieve reactie vanuit het College van Rijksadviseurs.
Veel boeken zijn er eigenlijk niet over verschenen, wel over de fiets en de fietser maar niet of in ieder geval veel minder over de lopende mens in de stad. Maar nu is er een praktisch handboek over de loopvriendelijke stad beschikbaar. Het heeft vooral een stedenbouwkundige invalshoek. Hoe moeten we steden zo inrichten dat de lopende mens zich daar thuis voelt en gestimuleerd zich lopend te verplaatsen? Annemieke Molster publiceerde haar Loop!
Tien ontwerpprincipes voor een loopvriendelijke omgeving (met medewerking van Sandra Schuit) in eigen beheer. Dat zegt eigenlijk al wat over dit fenomeen. Het moet de uitgeversagenda kennelijk nog bereiken.
Voetganger rukt op
Het ligt zo voor de hand een stad voor de lopende mens: veilig, gezond, aangenaam en leefbaar. En toch maakten we onze steden, wereldwijd, vooral geschikt voor de auto. In New York City waar de auto jarenlang alleenheerser was heeft men radicale maatregelen genomen (zo kennen we de Amerikanen): destreeting, ontstraten hebben ze dat daar gemunt. Er worden als het ware straten ‘uit de vaart’ genomen en uit de streetmap van de stad gegooid: autoloos, voetgangersgebied. De Belgen noemen het ‘leefstraten’.
Het boek van Molster verschijnt op een goed moment. We beginnen te geloven dat het tijdperk van de auto langzamerhand voorbij is. Er is wel erg veel schade aangericht of, zo u wilt kwaliteit van de stad teloorgegaan. Maar ook: de voetganger rukt op in het straatbeeld en claimt ruimte. En stedelijke overheden ontdekken dat lopen gezond is en dat meer verplaatsingen te voet kosten besparen, van zorgkosten tot beheer van de openbare ruimte.
‘Rotterdam Centraal Station - plein’ door Uwe Aranas (bron: Shutterstock)
Nederland staat er niet bepaald hopeloos voor aan de start van het tijdperk van de ‘loopstad’. Ons land ‘loopt’ letterlijk voorop met bijna 50 procent van de verplaatsingen te voet of per fiets. Het gaat in Nederland dus vooral om het traject van goed naar beter.
Voor we verder aan de inhoud toekomen, eerst nog wat feiten over dit boek. Het is een hardcover, bevat veel foto’s en illustraties, is een medium format boek en het telt 226 pagina’s. Het ziet er zeer verzorgd uit voor een uitgave in eigen beheer van Molster Publishing, Arnhem. En niet te vergeten een uitgebreide bibliografie.
Dichtheid, diversiteit, variatie
De auteur plaatst de lopende mens in de grammatica van de Rotterdamse vrienden van the city at eye level. Rijke gevels en levendige plinten alstublieft, dat is de tiende maar niet de minste aanbeveling (ontwerpprincipe heet het hier) van Molster. Het modernisme was meer voor de auto maar de getransformeerde Bijlmer past veel beter als we het lopen willen stimuleren. Neem de Haarlemmerstraat in Amsterdam, Regent Street in Londen of de Boulevard St Michel in Parijs. Voorbeeldige straten! Of als het gaat om gebiedsontwikkeling, de wijk Confluence in Lyon. Ingrediënten: dichtheid, diversiteit, variatie. Dat is goed voor het loopklimaat. En dat serveren en bedienen aan de straat vanaf de voordeur van winkels en eetgelegenheden tijdens corona, kunnen we daar misschien mee doorgaan?
Maar er is meer nodig voor de loopstad. De auteur heeft nog negen andere ‘puntjes’ in de aanbieding. De bottom line van de hier gepresenteerde ontwerpprincipes bestaat feitelijk uit een vurig pleidooi voor de post-CIAM stad, u weet wel, dat concept van de grootschalige scheiding van functies. Nee, functiescheiding is passé, mix to the max is het idee voor de stad van de 21ste eeuw. En, twee: zet de voetganger op één. Bij de oversteekplaats dus niet prioriteit geven aan doorstroming van auto’s maar aan voetgangersvoorrang. Biedt daarnaast loopcomfort en oriëntatiemogelijkheden (vindbaarheid van looproutes). Nee, de loopvriendelijke stad is geen rocket science, het is veel meer een attitude, een andere bril. Stedenbouwers, beleidsmakers, bestuurders en andere betrokkenen zouden zelf eens wat meer moeten gaan lopen, lijkt de auteur ons voor te houden. Dan komt de rest vanzelf.
Voetganger zichtbaar maken
Het neemt allemaal niet weg dat de brug die de auteur slaat van kennis naar praktijk, naar voorbeelden en ontwerpoplossingen nog lang niet tiptop in orde is. Er is vooral meer kennis (data ook) nodig om de praktijk te verbeteren. Molster stelt dat nog nauwelijks in kaart is gebracht welke problemen voetgangers onderweg tegenkomen. De voetganger moet zichtbaar worden om hem/haar beter te bedienen. Voor ontwerpers (stedenbouwers) op de wat grotere schaal dan ‘huisje, boompje, beestje’ is dit ‘kookboek’ een must. Lopen doe je meestal door de schalen heen, op gebiedsniveau. Het Franse voorbeeld, Confluence in Lyon, laat zien hoe gemakkelijk het eigenlijk is om in gebiedsontwikkeling comfortabele en gemakkelijk te herkennen looproutes mee te nemen, lees: op de kaart te zetten.
Wat mij als wandelaar in steden bezighoudt is ontwerpprincipe 3 in het boek: de (gewenste) symbiose tussen lopen en openbaar vervoer. Vindbaarheid, logistieke logica en eenvoud in gebruik tussen beide werelden ontbreekt in de meeste steden. Transit Oriented Development gaat veelal over het vergroten van dichtheden rond treinstations en de fiets speelt daarbij in de Nederlandse situatie vaak een belangrijke rol. De voetganger moet er echter nog even in worden ‘gefietst’. Het ideaal is dat de stad aan je voeten ligt bij aankomst op het station. Behalve om dat station van aankomst en vertrek gaat het natuurlijk ook om een gemakkelijke aansluiting op de bus, de tram en de metro. Molster houdt de lezer voor dat als we lopen, we dat vooral recreatief doen (of als we winkelen). Woon-werkverkeer lopen komt nauwelijks voor. Toch zou dat best wel een boost kunnen krijgen als meer (makkelijke) overstapcombinaties aanwezig zijn. De loopvriendelijke stad is dus niet alleen een stedenbouwkundige opgave. Het gaat ook om logistiek. En om esthetiek niet te vergeten. Want lopend zie je meer. De loopstad moet dan ook een mooie en verrassende stad zijn.
Cover: ‘Confluence, LYON’ door Anthony (bron: Flickr.com)