Opinie Klinkt goed, 2,5 miljard euro voor grote infrastructurele projecten in Nederland. Maar de relatie tussen het Nationaal Groeifonds en een toekomstbestendige ruimtelijke agenda is nog ver te zoeken. Experts Sjors de Vries en Hans Leeflang stellen daarom voor de miljarden als vliegwiel in te zetten voor een nieuwe nationale ruimtelijke agenda en duurzame mobiliteit. Hun ideaal: een duurzame balans en verbinding tussen stad en regio.
Heel bijzonder. Twee weken geleden maakte de commissie Dijsselbloem de eerste projecten bekend die op steun van het Nationaal Groeifonds kunnen rekenen. Terwijl het kabinet demissionair is, werd 4 miljard euro over het land verdeeld. Blijkbaar was de Tweede Kamer vergeten dit controversieel te verklaren.
Van dit geld was 2,5 miljard bestemd voor infrastructurele projecten. Het leek op het jaarlijks ritueel bij het Meerjarenplan Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Uit de grabbelton van projecten kwamen slechts welgeteld twee uitbreidingen van een bestaand net: een spoor- en metrolijn in de Randstad. Oude wijn in oude zakken dus. Ook Dijsselbloem zelf repte over ‘tamelijk klassieke’ infra-proposities en roept op tot vernieuwing.
Ruimtelijke en sociale grenzen
Een dag voor de presentatie van de commissie lanceerde het Planbureau voor de Leefomgeving zijn rapport ‘Grote opgaven in een beperkte ruimte’. Dit bevat een urgente kernboodschap: de overheid handelt vanuit een planningsconcept dat inzet op de economische winnaars van vandaag, maar biedt weinig perspectief voor de grote opgaven van de 21e eeuw. De stedelijke regio’s lopen tegen de ruimtelijke en ecologische grenzen aan wat we nog kwijt kunnen. Het PBL vindt het daarom hoog tijd dat grote nationale opgaven zoals verstedelijking, mobiliteit, klimaatopgaven, energietransitie, natuurontwikkeling, waterbeheer en landbouw op landelijk niveau meer in samenhang worden benaderd.
Het PBL brengt echter nóg een belangrijk argument in om het anders te doen, namelijk dat ook de ‘sociale grenzen’ van onze nationale ruimtelijke ordening in zicht zijn. Steeds meer mensen voelen zich niet of nauwelijks betrokken bij de ruimtelijke inrichting van het land en haken af. Het beeld bestaat – en niet helemaal ten onrechte – dat overheden en markt samen bepalen hoe en waar er gebouwd wordt. Bovendien worden de lusten en lasten scheef verdeeld binnen en met name ook tussen de regio’s. Onderzoeken tonen ook aan dat dit rechtvaardigheidsvraagstuk reëel is. Sociaal-economische verschillen zoals inkomensongelijkheid, levensverwachting en opleidingsniveau nemen tussen wijken en regio’s hard toe.
Nieuwe nationale planologie
De gevolgen van deze groeiende ongelijkheid raken in toenemende mate ook de steden zelf. De ruimtevraag van alle opgaven in de stedelijke regio’s is namelijk zo groot dat ‘niet alles past’. Maar wanneer we op de huidige voet eenzijdig blijven investeren in de ruimtelijke agenda van primair de grootste steden, dreigt de rekening van de energietransitie, klimaatadaptatie, de falende woningmarkt, de ecologische crisis en de landbouwtransitie onherroepelijk te belanden in de dunnerbevolkte regio’s. Want als in de dichtbevolkte regio’s geen plek meer is voor voldoende wind- en zonneparken, data- en distributiecentra, of waterberging, in welke regio komen die dan wel te liggen? Juist. Deze rekening is niet alleen vanuit het rechtvaardigheidsbeginsel problematisch, maar legt ook een bom onder het draagvlak van de politiek voor de nieuwe nationale ruimtelijke agenda, die gezien de grote opgaven meer dan ooit nodig is.
Kortom, we staan voor een grote verbouwing van Nederland. Deze verbouwing vindt plaats in stad én land en vraagt om slimme investeren binnen en tussen deze regio’s. Er ligt een taak voor de nationale overheid om richting en ruimte te geven aan wat daarbij hoort: een nieuwe economie (brede welvaart in alle regio’s), duurzame mobiliteit (investeringen in snelle langeafstandsverbindingen, stimuleren lokaal en regionaal fietsvervoer, smart mobility, duurzaam goederenvervoer, optimaal faciliteren (gezond) thuiswerken, et cetera) en toekomstbestendige nationale planologie (via landelijk ruimtelijk beleid om afwenteling tussen regio’s te voorkomen of te coördineren).
Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is deze koers schetsmatig ingezet. Aan het nieuwe kabinet de taak om daar een concrete, op uitvoering gerichte kop op te zetten via een NOVEX, en met het Nationaal Groeifonds als vliegwiel voor een nieuwe en toekomstbestendige ruimtelijke en mobiliteitsagenda.
Cover: ‘Werkzaamheden aan het spoor’ door PhysioDave (bron: Shutterstock)