20 juni 2015
3 minuten
Nieuws Leegstand en inefficiënt gebruik komen nog zo vaak voor op de bestaande bedrijventerreinen dat er voorlopig geen plannen voor nieuwe terreinen zouden moeten komen.
Dit artikel is geschreven door Bart Brouwers voor e52.nl, nieuws over economie, cultuur en innovatie in Eindhoven. Klik hier voor de originele publicatie.
Overal in het land ziet Fontys-lector Vastgoed Cees-Jan Pen eigenlijk hetzelfde beeld: verwaarloosde en deels verlaten bedrijvenparken en een overheid die daar niet of nauwelijks op ingrijpt. Pen ziet daar in eerste instantie een taak voor de provincie, maar ook steden zelf zouden er wat aan kunnen doen.
Ook in Eindhoven dus, waar net als elders sprake is van vernieuwingsplannen (zoals Brainport Industries Campus, BIC) en achterstallig onderhoud op bestaande terreinen (zoals De Hurk en De Kade) Pen: “Voor zover ik het kan beoordelen is Eindhoven op dit vlak trouwens wel op de goede weg. Wat heel belangrijk is in elk geval, is dat er pas nieuwe terreinen worden ontwikkeld, op het moment dat de handtekeningen van de toekomstige gebruikers onder de contracten staan. Vraaggestuurd ontwikkelen, in plaats van aanbodgestuurd. Ik geloof dat Eindhoven dat wel heeft begrepen.”
Zeepbelplannen
Cees-Jan Pen is co-auteur de publicatie Een markt voor bedrijventerreinen. Het boek brengt in beeld wat zes jaar onderzoek en beleid heeft betekend voor bedrijventerreinen, door het hele land. Een op de drie Nederlanders met een baan werkt op zo’n bedrijventerrein, alles bij elkaar dus een enorme economische macht.
Een van zijn conclusies: de argumenten om nieuwe bedrijventerreinen te blijven ontwikkelen zijn divers en vaak begrijpelijk, maar het risico voor de bestaande terreinen wordt meestal onvoldoende onder ogen gezien. Pen: “Eigenlijk moet je constateren dat een potentieel goed plan als BIC veel last heeft van al die slecht uitgevoerde zeepbelplannen in de regio uit het verleden. Als je ziet hoeveel achterstallig onderhoud er her en der is, dan zou ik zeggen: daar ligt een fundamentele taak voor de gemeente, desnoods met een herstructureringsbijdrage. Als je niks doet, wordt de hoeveelheid rotte appels alleen nog maar groter.”
Pen noemt De Hurk als voorbeeld. “Er is wel eens geroepen dat daar dan maar detailhandel moet worden toegestaan, om de leegstand enigszins op te heffen. Niet doen, detailhandel is voor de binnenstad en het gebied dat daar direct aan grenst. Wat je in plaats daarvan vooral zou moeten doen is met die ondernemers daar gaan praten en op basis van de beschikbare budgetten – er ligt echt wel wat geld hoor – ze de ruimte bieden om wat vrijer te ondernemen dan nu het geval is. Begin maar eens met het doorvertalen van de participatiewet naar deze sector: na burgerparticipatie zou ook ondernemersparticipatie ons vooruit kunnen helpen.”
Beheer en onderhoud
Volgens Pen is het verstandig te accepteren dat niet alle bedrijventerreinen even mooi zijn. “Ruimtelijke ordening is ondergeschikt aan economische en sociaal-economische belangen. Kijk dus eerst maar eens naar hoe er zo goed mogelijk gewerkt kan worden. En bezuinig dus vooral niet op beheer en onderhoud. Rioleringen moeten gewoon werken, de wegen moeten goed zijn en er mag best wat groen te zien zijn. Op die manier help je de ondernemers op de bestaande bedrijventerreinen het meest.”
Foto bovenaan: de opvallende contouren van cementbedrijf Mebin op De Hurk
Zie ook:
Cover: ‘2015.06.20_Zet rem op ontwikkeling nieuwe bedrijventerreinen_cover en thumb’