Zeeheldenbuurt Atelier Pro

7 vragen die elke protagonist van menging moet stellen

26 januari 2019

7 minuten

Analyse Sociale menging is een voortdurend terugkerend thema in stedelijk beleid. Het politieke en maatschappelijke debat hierover verloopt moeizaam, omdat verschillende interpretaties van het begrip voortdurend over elkaar heen buitelen. Om meer scherpte te creëren, zou elke protagonist in het mengingsdebat zichzelf én anderen zeven vragen moeten stellen.

Ook dit jaar zetten velen zich in om steden vitaler, leefbaarder, slimmer, inclusiever en veiliger te maken. Daar horen vaktermen bij, zoals eenzijdigheid, diversiteit en menging. Vooral sociale menging is beroemd in beleid voor wijkvernieuwing. Matthijs Uyterlinde en Radboud Engbersen schreven onlangs dat menging lijkt te werken. Hun samenvatting van de positieve effecten bevat geen feitelijke onjuistheden, maar is onbedoeld exemplarisch voor de problematische wijze waarop het maatschappelijke en politieke debat gevoerd wordt.

In 1998 onderzochten wij in hoeverre gemengd bouwen (het toenmalige herstructureringsbeleid) leidt tot gemengd wonen en gemengd leven. Deze maand is het 20 jaar geleden dat we de laatste hand legden aan Integratie door differentiatie?Sindsdien is het debat over sociale menging talloze keren opgeflakkerd, niet alleen in relatie tot wonen en wijken, maar ook onderwijs, sport, en integratie van mensen met een migratie-achtergrond.

Spraakverwarring in het mengingsdebat

Uyterlinde en Engbersen zijn zich bewust van eerder opgedane kennis over sociale menging. Ze gaan er echter te gemakkelijk vanuit dat huidige beleidsmakers die finesses ook kennen. De nieuwe generatie stedelijke beleidsmakers lijkt namelijk relatief blind voor onderzoeksinzichten, maar ook voor ervaringskennis van professionals die langer meelopen en diverse ‘beleidsgrillen’ hebben meegemaakt.

Hierdoor maakt het debat weinig terreinwinst. Een les die wij uit de afgelopen 20 jaar trekken, is dat belangrijke ‘details’ over aard, omvang, object, werkwijze en impact van sociale menging doorgaans impliciet blijven of niet of nauwelijks worden benoemd. Het directe gevolg is spraakverwarring. Voor- en tegenstanders in het debat hebben grote moeite om elkaar te vinden, omdat ze sterk uiteenlopende invullingen van het begrip menging hanteren. De sociale menging die een willekeurige buurtbewoner ervaart, is van een heel andere aard dan wensbeelden in beleid.

We moeten heel precies zeggen welke menging we willen

Als we meegaan in het pleidooi van Uyterlinde en Engbersen dat sociale menging onmisbaar blijft voor grote steden, dan moeten we heel precies duiden waar we het over hebben. Dat geldt zowel voor ‘traditionele’ volkshuisvestelijke maatregelen als herstructurering, maar ook voor nieuwe mengvormen, zoals magic mix.

Wij formuleren daarom zeven vragen die elke mengingsprotagonist zichzelf en andere belanghebbenden zou moeten stellen. Geen enkele vraag is nieuw of uniek – de kracht zit hem in de combinatie. Alleen zorgvuldige beantwoording leidt tot een duidelijk handelingsperspectief voor sociale menging.

Object, subject, baten en lasten

De eerste vraag: wat is het object van menging? Wat moet er nu precies gemengd worden? Typen woningen, inkomensgroepen, migratie-achtergronden, klassen, leefstijlen, of combinaties van deze (deels overlappende) categorieën? Vage aanduidingen als ‘gemengde bevolkingssamenstelling’ zijn onvoldoende om het aangrijpingspunt van de interventie goed te duiden.

De tweede vraag betreft de subjecten van menging. Wie moeten ‘gemengd’ worden? Wie heeft daar baat bij en wie ondervindt daarvan de lasten? Ook hier is precisie gewenst. Gaat het om individuen, huishoudens, sportverenigingen, basisscholen, buurten, of dwarsverbanden tussen deze eenheden? Een bekend voorbeeld is de veronderstelling dat het mengen van hogere en lagere inkomensgroepen in wijken een gunstige invloed heeft op de sociaaleconomische positie van lage inkomensgroepen. Deze veronderstelling is door onder meer Emily van Miltenburg gelogenstraft.

De derde vraag betreft de sociale mechanismen die ten grondslag liggen aan menging. Oftewel, langs welke weg moet menging tot het gewenste resultaat leiden? Wat is de veranderingstheorie? Om een mengingsinterventie goed te kunnen monitoren, is een antwoord op deze vraag onontbeerlijk.

Doel en/of middel, schaalniveau en tijd

De vierde vraag luidt: in hoeverre is menging het probleem, middel, doel, of een combinatie van deze categorieën? Hier begint de verwarring vaak pas echt. In het voormalige herstructureringsbeleid zagen we dat sociaalculturele diversiteit (botsende leefstijlen) als probleem wordt gezien, terwijl sociaaleconomische diversiteit (als antwoord op concentraties van kansarmoede) juist positief gewaardeerd wordt. Is het streven naar menging een middel tegen de maatschappelijke tweedeling, of is het een doel op zichzelf?

De vijfde vraag: welke doelstellingen liggen ten grondslag aan de mengingsambitie? In hoeverre verschillen die doelstellingen tussen partijen? Wat is de gewenste mate van menging, als uitkomst van een interventie of veranderingsproces? Dit wijst op het belang van een benchmark die niet per se kwantitatief geformuleerd hoeft te zijn. Gezien de variëteit aan doelstellingen in een beleidsinterventie zoals herstructurering, zijn scherpe definities sowieso geen overbodige luxe.

De zesde vraag omvat het ruimtelijk schaalniveau. Op welke niveaus spelen mengingsinterventies en (on)gewenste effecten zich af? Gaat het om portiek, complex, straat, buurt, vereniging, stadsdeel, stad of een hoger schaalniveau? Interventies op buurtniveau, zoals herstructurering, hebben evident gevolgen voor individuen en huishoudens, maar het omgekeerde kan ook het geval zijn.

De zevende en laatste vraag betreft de tijdsdimensie. Op welke termijn krijgen mengingseffecten hun beslag? Verwacht men een direct effect, of over enkele jaren? Of pas op langere termijn, zoals bij intergenerationele sociale stijging het geval is?

Er liggen pijnlijke keuzes in het verschiet

Wie beleidsnota’s uit de tijd van de wijkaanpak leest, bekruipt het gevoel dat het mengingsvraagstuk technocratisch en top-down benaderd werd, door de nadruk op (veelal fysieke) interventies om groepen mensen bij elkaar te brengen. Juist vanwege dat ‘samenbrengen’ is sociale menging bij uitstek een samenlevingsvraagstuk en leent het debat zich voor een publieke sociologie. Daar zijn , zoals Mark van Ostaijen onlangs betoogde, lef en keuzes voor nodig.

Tot nu toe maken beleidsmakers die keuzes echter niet altijd openlijk. Sociale menging is opnieuw (en wellicht opnieuw onbedoeld) een ‘jubelterm’ waar gemeenten, projectontwikkelaars, woningcorporaties en anderen zich achter scharen. Maar er liggen pijnlijke keuzes in het verschiet. Zeker in steden waar kopers dringen om een plekje op de woningmarkt – en verdringing van lage inkomensgroepen op de loer ligt – reageren bewoners in zwakke posities (toen en nu) vaak angstig en bezorgd op de aangekondigde menging van hun buurt.

Schuring in Rotterdam Zuid

Zelfs als alle partijen menging interpreteren als een samenlevingsvraagstuk, kan het flink schuren, zagen we onlangs bij de Tweebosbuurt in de Afrikaanderwijk, een focuswijk in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, dat door Uyterlinde en Engbersen als goed voorbeeld wordt opgevoerd. Vanuit gemeentelijk perspectief is sloop een noodzakelijke stap om Rotterdam-Zuid in sociaaleconomisch opzicht te helpen.

Naast forse investeringen in onderwijs en werkgelegenheid, vooral voor jongeren, vereist dat meer ruimte bieden voor huishoudens met hogere inkomens. De gemeente is hier open over, maar de bewoners in de Tweebosbuurt hebben moeite met deze ambitie op hoog schaalniveau. Door onduidelijkheid over vervangende huisvesting, mogelijkheden tot terugkeer in de buurt, alsmede de korte tijd tussen aankondiging en sloopbesluit, leidt het gekozen perspectief op menging tot grote onzekerheid en verzet.

Een betere antenne voor wat mensen in kwetsbare posities willen

Voor de duidelijkheid: wij zijn niet tégen menging. Waar wij als wetenschappers moeite mee hebben, is het propageren van mengingsbeleid op ondoordachte en impliciete gronden. Belangrijk is dat beleidsmakers een betere antenne ontwikkelen voor wat mensen in kwetsbare posities zelf willen. Bij sociale menging wordt groepsvorming op basis van migratie-achtergrond, religie, inkomen of seksuele voorkeur veelal argwanend bekeken of afgewezen.

Tegelijkertijd kiezen veel mensen gelijkgezinden om mee te wonen, naar school te gaan, te sporten, en relaties mee aan te gaan. Dit fenomeen wordt aangeduid als de mengingsparadox. Om die paradox te overwinnen, moet je goed beslagen ten ijs komen. Beleidsmakers en politici hebben er echter belang bij om doelstellingen, interventies en effecten van menging zo open en breed mogelijk te formuleren. Dat zal het debat niet verder helpen. Wie zoekt naar effectieve mengingsinterventies, doet er dan ook goed aan om te starten vanuit de zeven vragen die elke mengingsprotagonist zou moeten stellen.

Reinout Kleinhans is universitair hoofddocent stedelijke vernieuwing aan de Technische Universiteit Delft. Hij schreef dit artikel samen met Lex Veldboer (lector Stedelijk Sociaal Werken aan de Hogeschool van Amsterdam) en Jan Willem Duyvendak (directeur van het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS-KNAW) en hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam).


Bronnen

Kleinhans, R., Veldboer, L. & J.W. Duyvendak (2000). Integratie door differentiatie? Een onderzoek naar de effecten van gemengd bouwen. Den Haag: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.

Kleinhans, R. (2012). A Glass Half Empty or Half Full? On the Perceived Gap Between Urban Geography Research and Dutch Urban Restructuring Policy.  International Journal of Housing Policy, 12(3), pp. 299-314.

Veldboer, L., Duyvendak, J.W. en C. Bouw (Red.) (2007) De mixfactor: integratie en segregatie in Nederland. Amsterdam: Boom.

Velden, J. van der, Tiggeloven, P. & F. Wassenberg (2016). De Magic Mix. Een verkenning van wooncomplexen waar verschillende doelgroepen gemengd wonen. Den Haag: Platform 31.


Cover: Petra Appelhof/Atelier PRO (Flickr Creative Commons)

Dit artikel verscheen eerder op de website van Sociale Vraagstukken


Cover: ‘Zeeheldenbuurt Atelier Pro’


Reinout Kleinhans

Door Reinout Kleinhans

Universitair Hoofddocent Stedelijke Vernieuwing, Faculteit Bouwkunde, TU Delft


Meest recent

Zaandammerplein in Amsterdam door TasfotoNL (bron: Shutterstock)

Waardegedreven gebiedsontwikkeling zet baathouder centraal

Ferry Renne, procesmanager bij Brink, pleit voor een verandering in het vakgebied en stelt dat moderne gebiedsontwikkeling dwingt om op een andere manier naar ‘baten’ te kijken. “Zo creëren we kansen voor duurzame oplossingen in de toekomst.”

Analyse

21 november 2024

Wolkenkrabber in Londen in aanbouw door WD Stock Photos (bron: Shutterstock)

Circulaire gebiedsontwikkeling vraagt om meer dan alleen kringlopen sluiten

Circulair beleid richt zich binnen gebiedsontwikkeling nu nog vooral op het hergebruik van materialen. Dat kan en moet anders, blijkt uit een beleidsanalyse van TU Delft-onderzoekers. “Nu blijft het bouwprogramma onaangepast.”

Onderzoek

20 november 2024

Overstroming in Valkenburg door MyStockVideo (bron: Shutterstock)

Waterproblematiek vergroot de druk op ruimtelijke plannen in Limburg

Na de overstromingen van 2021 staat de verhouding tussen woningbouw en waterveiligheid in Limburg op scherp. Het Limburgse Waterschap wil geen nieuwbouw in gebieden met een hoog overstromingsrisico. De Provincie wil dit niet vooraf uitsluiten.

Onderzoek

19 november 2024