Analyse Laten we steden niet overhaast en structureel coronaproof maken, maar nadenken hoe we steden op de langere termijn leefbaarder, groener en eerlijker kunnen maken. Dat is het perspectief dat steeds meer stadsonderzoekers en bestuurders kiezen na een half jaar corona.
De coronapandemie had in het voorjaar het publieke leven nog maar kort stilgelegd of er werd al gespeculeerd over de langetermijngevolgen voor het leven in de stad. Waar de een voorspelde dat corona het einde van de stad zou betekenen omdat de essentie ervan – elkaar ontmoeten – onmogelijk werd, zagen anderen corona juist als bewijs van de kracht van de stad.
Dat we voorlopig nog niet verlost zijn van corona is duidelijk, zeker nu Nederland aan de vooravond van ‘de tweede golf’ staat. Omdat met name in stedelijke gebieden het aantal besmettingen snel toeneemt, worden extra maatregelen genomen. Op anderhalve meter afstand wordt gepoogd het dagelijkse leven zo goed als mogelijk normaal te laten verlopen. Maar volgens Jennifer Bradley, directeur stedelijke innovatie aan het Aspen Institute, en Josh Sorin, programmadirecteur van het stedelijke innovatieprogramma van het Amerikaanse Centre for Public Impact, is dat een gemiste kans. Zij stellen dat nu het moment is om diepgaand te analyseren hoe steden beter kunnen worden nadat het virus bedwongen is. Het verlangen naar pre-coronatijden kan die exercitie juist in de weg zitten.
Bradley en Sorin putten daarbij hoop uit het verleden: steden zijn altijd beter uit crises tevoorschijn gekomen, ook al gebeurt dat niet vanzelf. “Positieve stedelijke transformatie kwam voort uit een intensieve reflectie over de oorzaken van de catastofe en een diepe toewijding om een betere uitweg te vinden.” Wat die betere toekomst van ‘de stad’ nu is, laten zij in hun stuk in het midden, maar één ding moeten we niet willen: terug naar de stad van ‘voor corona’.
In een interview met het AT5-programma Bouw, Woon, Leef zegt stadsonderzoeker Michelle Provoost eind augustus in vergelijkbare woorden ‘dat de grootste bedreiging is dat we teruggaan naar de status quo en dat we alle experimenteerruimte die we nu hebben, weer opgeven en teruggaan naar business as usual. En dat we dan vergeten hoe belangrijk het is dat er meer ruimte is voor voetgangers en fietsers. We hebben niet meer asfalt nodig, je moet gewoon niet allemaal tegelijk naar je werk gaan. Dat soort dingen zien we nu heel duidelijk, waarom houden we dat niet zo?” En: “In deze periode kunnen we thema’s die allang op ons verlanglijstje stonden gaan testen en eventueel meenemen naar de toekomst. We hebben gezien hoe belangrijk de openbare ruimte en groen in de stad zijn en hoe belangrijk een buitenruimte aan je huis is. Dat zijn allemaal lessen die we mee kunnen nemen in de toekomst van de stad.”
Vier denkrichtingen
Begin deze maand maakte NRC de balans op van een half jaar dromen over een betere stad als gevolg van corona via vier denkrichtingen.
1. De 15-minutenstad
Anne Hildalgo,
burgemeester van Parijs, haalde het wereldnieuws met haar streven naar een
‘15-minutenstad’. In de metropool Parijs zou iedere bewoner binnen 15 minuten
alle benodigde voorzieningen (wonen, werken, winkelen, sporten) binnen bereik
moeten hebben. In steden als Melbourne en Barcelona en in Vlaanderen werden
vergelijkbare ideeën gelanceerd. Deze gedachte heeft flinke consequenties voor
de inrichting van de bestaande stad en gaat uit van het beperken van verspreiding:
bewoners kunnen immers overal voor in hun eigen stadsdeel terecht.
2. De gezonde
‘slimme stad’
Architect en
stedenbouwer Ben van Berkel zegt dat er veel meer aandacht voor gezondheid
komt, waarbij slimme technologie kan helpen. ‘Brainport Smart District’ in Helmond,
waar Van Berkel zelf aan werkt, is daar een voorbeeld van. Met hulp van
persoonlijke data, sensoren in gebouwen en apps als stappentellers kunnen
bewoners bijvoorbeeld worden gestimuleerd te wandelen als zij te weinig bewegen.
“De mentale, fysieke en sociale gezondheid van bewoners kreeg al steeds meer
een plek in de gebouwde omgeving, en dat versnelt nu.”
3.De zorgzame stad
Rijksbouwmeester
Floris Alkemade ziet als nieuwe trend de herintroductie van het 17-eeuwse hofje
met afgeschermde binnentuinen en pleintjes, waar buurtbewoners elkaar
gemakkelijk kunnen ontmoeten en zo nodig voor elkaar kunnen zorgen. Ook dit is iets
dat al was ingezet, want er zijn in veel grote steden al nieuwe hofjes in
ontwikkeling.
4. De donut-stad
De vierde
ontwikkeling is een stad waarin het zogenoemde ‘donutmodel’ de basis vormt.
Hierin is een economisch model leidend dat ook goed is voor de mens (bewoners
van de stad) en het klimaat (in deze stad). Zo wil het stadsbestuur van
Amsterdam als eerste stad in de wereld deze donuteconomie – gebaseerd op de ideeën van Kate Raworth – in praktijk brengen.
Welke ruimtelijke consequenties die donuteconomie precies voor de stad heeft is nog niet duidelijk. Niet in de laatste plaats omdat Marieke van Doorninck, wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid, die ontwikkeling 'samen met de stad' wil vormgeven.“Stadmaken staat voor mij voor een inclusieve, open en nieuwsgierige manier van bouwen aan de stad,” zei ze half september in een lezing over de toekomst van de stad. “In dat samen stadmaken willen we als gemeente niet stellend te werk gaan, op basis van vooringenomen standpunten en grote theorieën. We willen juist open en nieuwsgierig naar nieuwe oplossingen zoeken.” Wel laat ze in een interview in Rijnboutt Magazine weten dat de Groenvisie van de gemeente Amsterdam een belangrijk element zal zijn. Groen is niet alleen van belang om de stad klimaatadaptief te maken, stelt ze, maar draagt ook bij aan een leefbare stad.
Experimenteren met de stad
Voor de vier genoemde denkrichtingen geldt dat de 15-minutenstad in de meeste Nederlandse steden al min of meer realiteit is. Ook de ontwikkeling van de gezonde en de zorgzame stad waren al in gang gezet voordat iemand in Nederland ook maar van Covid-19 gehoord had. Die ontwikkelingen worden nu als gevolg van corona versneld. En hoewel de concrete uitkomst van het stadmaken in Amsterdam nog ongewis is, bestond er in de hoofdstad ook voor corona al onvrede over een economie waarin profit te veel de boventoon voerde boven people en planet.
De nadruk van experts lijkt steeds meer te liggen op een toekomstvisie over de stad na corona, in plaats van een snelle reactie door steden overhaast en structureel coronaproof in te richten. Dat is ook niet realistisch: meer groen en voorzieningen toevoegen kan wel, maar de gehele stad herstructureren is een zo goed als onmogelijke – en in ieder geval langdurige en kostbare – opgave.
Dat de stad en haar bewoners tijdens de coronacrisis zware klappen krijgen op onder meer economisch en sociaal gebied is duidelijk, maar het is volgens Bradley, Sorin en Provoost raadzaam om de coronaperiode te gebruiken als experimenteerruimte voor de stad van de toekomst.
Cover: Flickr
Cover: ‘Coronacrisis Texel, Den Burg - Paul van de Velde via Flickr’ door Paul van de Velde (bron: Flickr) onder CC BY 2.0, uitsnede van origineel