Onderzoek Grootschalige bedrijfsterreinen zijn de komende jaren tegelijkertijd onmisbaar en een doorn in het oog. Vanuit het programma ‘Mooi Nederland’ ligt er nu een handreiking, getoetst in de praktijk, om de ruimtelijke kwaliteit in deze clusters te maximaliseren.
Eind vorig jaar werd de landelijke beleidslijn ‘Grip op grootschalige bedrijfsvestigingen’ vastgesteld. In een Kamerbrief schreef demissionair minister Micky Adriaansens dat “de uitvoering hiervan bijdraagt aan de noodzaak om een nieuwe balans te vinden tussen het economisch en maatschappelijk belang van grootschalige bedrijfsvestigingen enerzijds en het ruimtebeslag, de ruimtelijke kwaliteit en de (impact op) de leefomgeving daarvan anderzijds.” Provincies hebben al het voortouw genomen bij het uitwerken van de afspraken, alleen lopen zij volgens Adriaansens (net als andere overheden) tegen twee problemen aan bij het ontwikkelen van deze bedrijfsterreinen.
Ten eerste blijkt in de praktijk dat provincies voor de periode na 2030 terughoudend zijn om deze grootschalige bedrijfsvestigingen ruimtelijk te faciliteren. Tegelijkertijd zijn ze wel noodzakelijk voor grote maatschappelijke en economische uitdagingen zoals de energietransitie en de transitie naar een circulaire economie. Dat vraagt derhalve “om goede en tijdige interbestuurlijke afstemming.” Ten tweede blijkt dat provincies en gemeenten “voldoende hard instrumentarium tot hun beschikking hebben om te kunnen sturen op grootschalige bedrijfsvestigingen, zoals via een omgevingsverordening, bestemmingsplannen en of bouwbesluiten.” Maar het sturen op de ruimtelijke inrichting blijkt in de praktijk vaak lastig en “vraagt vooral om zachte middelen in de vorm van samenwerking, co-creatie en goede voorbeelden.”
Ruimtelijke kwaliteit
De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) (en inmiddels ook de verantwoordelijke ministers) heeft al knopen doorgehakt over hoe deze samenwerkingen vorm moeten krijgen. Volgens de Ril is samenwerking namelijk essentieel om tot duurzame bedrijventerreinen te komen. Een van de concrete adviezen is het verleiden van bedrijven tot samenwerking en vereniging, met als stok achter de deur een verplichte vereniging voor 2030. Een concrete actie vormt het aanstellen van bedrijfsparkmanagers, die worden gesubsidieerd door de overheid. Commissievoorzitter Erik Verhoef: “Elk bedrijventerrein moet een eenheid worden. Ook juridisch gezien, net zoals een appartementencomplex met een vereniging van eigenaren, bijvoorbeeld.”
De handreiking Clusters van grootschalige bedrijfsvestigingen moet (onder andere) richting geven op het terrein van de andere twee ‘zachte’ middelen: co-creatie en het leren van goede voorbeelden. De publicatie, opgesteld vanuit programma Mooi Nederland, geeft volgens de auteurs “gemeenten, provincies, ontwikkelaars en bedrijven een overzicht van ruimtelijke strategieën voor de ontwikkeling van en transformatie naar clusters van grootschalige bedrijfsvestigingen mét ruimtelijke kwaliteit.” In de handreiking staan zowel concrete fysieke maatregelen als de benodigde bouwstenen, instrumenten en inrichtingsconcepten. “Deze handreiking heeft geen formele status, maar biedt suggesties voor inrichting met ruimtelijke kwaliteit. De aanbevelingen en conclusies van de handreiking worden opgenomen in de op te stellen Nota Ruimte. En de handreiking geeft ook uitwerking aan de (eerdergenoemde) gezamenlijke landelijke beleidslijn.”
De handreiking benoemt acht kernopgaven die volgens de auteurs relevant zijn voor de inrichting van ieder bedrijventerrein. Daarom zouden ze “alle acht deel uit moeten maken van de integrale uitwerking van deze gebieden. Dat maakt het waardevol om bij aanvang van iedere ontwikkeling en transformatie aan de hand van de acht kernopgaven in kaart te brengen hoe deze tot uiting komen op die locatie. Dit draagt bij aan de integraliteit van de ruimtelijke plannen en voorkomt dat belangrijke opgaven over het hoofd worden gezien.” Vervolgens zijn er bouwstenen en instrumenten opgesteld waarmee betrokken partijen invulling kunnen geven aan deze kernopgaven. Ze zijn in vijf studiegebieden ook direct getoetst zodat “de handreiking ook op andere locaties toegepast kan worden en kan bijdragen aan het realiseren van ruimtelijke kwaliteit.”
Integraliteit
De auteurs zijn duidelijk in de slotconclusies en aanbevelingen. De kwaliteit van het landschap blijft bij de inrichting van deze terreinen vaak onderbelicht, zowel bij de locatiekeuze als de concrete inrichting van het gebied. Om tot een “complete invulling van de drie waarden te komen” én aan te sluiten bij ‘water en bodem sturend’ “dient de landschappelijke laag integraal mee te worden genomen in de ontwikkeling en ontwerp.” Daarbij is zowel in het aanwijzen van ontwikkellocaties als in het verkavelen van terreinen een centrale rol weggelegd voor gemeenten en provincies. “Om te komen tot daadwerkelijke toepassing van de handreiking is het van belang deze op te nemen als integraal onderdeel van het ontwikkelproces van clusters van grootschalige bedrijfsvestigingen.”
Lees de volledige handreiking op de website van het programma Mooi Nederland.
Cover: ‘Oud Gastel, Brabant’ door Werner Lerooy (bron: shutterstock)