Onderzoek Wat leveren investeringen in de zachte, sociale kant van gebiedsontwikkeling op? Deze vraag houdt ontwikkelaars, gemeenten en beleggers al langer bezig. Een antwoord is te vinden via de capability-benadering. Hierbij staan niet de kwantitatieve fysieke functies centraal, maar de kwalitatieve mate waarin mensen in staat zijn deze te gebruiken.
Vergroot het mixen van inkomensgroepen de carrièrekansen van inwoners? Ervaren zij meer leefkwaliteit wanneer er meer ontmoetingsruimte in hun buurt is? En blijven meer mensen uit de bijstand door het opnemen van een sociaal project in een gebiedsontwikkeling? Het zijn vragen die partijen in gebiedsontwikkeling beantwoord willen zien omdat ze daarmee investeringen kunnen onderbouwen en legitimeren. Ook wetenschappers proberen de sociale meerwaarde in gebiedsontwikkelingen te meten en het effect van interventies beter te begrijpen.
Sociale waardebepaling
Toch blijft het lastig - misschien zelfs onmogelijk - om een eenduidig antwoord op de vragen te geven. Een rijkere, kwalitatieve methode is daarom nodig om de sociale effecten van ruimtelijke voorzieningen op inwoners te bepalen. De capability-benadering biedt hiervoor kansen. Dit theoretisch raamwerk over welzijn werd in de jaren ’80 geïnitieerd door de econoom en Nobelprijswinnaar Amartya Sen. Hij stelt dat de juiste meeteenheid van het welzijn of de leefkwaliteit van mensen niet een bepaalde voorziening (zoals inkomen, een woning of openbaar vervoer) of mentale staat (zoals geluk of genot) is, maar ‘de werkelijke vrijheid van een persoon om datgene te doen of te zijn waar hij/zij reden voor heeft om waarde aan te hechten’, oftewel de capability.
Over de capability-benadering
Amartya Sen ontwikkelde
(samen met filosofe Martha Nussbaum) de Capability Approach tot een wijds
toegepast raamwerk in de praktijk en wetenschap van internationale
ontwikkeling, onderwijs en sociaal werk. Steeds vaker wordt deze benadering ook
in het ruimtelijk domein verkend. Vier indicatoren staan in de benadering
centraal: functies, conversiefactoren, capabilities en voorzieningen. Functies
zijn datgene wat een mens doet of is (zoals eten, slapen en zich verplaatsen,
maar ook fit en mobiel zijn). Conversiefactoren zijn persoonlijke, sociale,
institutionele en omgevingsfactoren die bepalen in welke mate een persoon de
capability – de werkelijke vrijheid – heeft om via voorzieningen een bepaalde
functie uit te voeren.
Neem als simpel voorbeeld ‘fietsen’ (de functie): het hebben van een fiets (de voorziening) wil niet altijd zeggen of iemand de werkelijke vrijheid (capability) heeft om te gaan fietsen – dat hangt ook af van of een persoon de vaardigheid heeft om te fietsen (persoonlijke conversiefactor), of je niet voor gek staat als je gaat fietsen (sociale factor), of er fietspaden aanwezig zijn (omgevingsfactor) en of fietsers bijvoorbeeld beschermd worden door de wet (institutionele factor).
De capability-benadering stelt niet dat ruimtelijke voorzieningen ónbelangrijk zijn, maar verbreedt vooral het perspectief: voorzieningen zijn nodig voor de leefkwaliteit van mensen, maar op de leefkwaliteit zijn ook andere factoren van invloed. Wanneer we die factoren meenemen in de sociale waardebepaling, heeft dat drie voordelen voor gebiedsontwikkeling:
1: Ze stelt de mens centraal
De capability-benadering
neemt de diversiteit van mensen in ogenschouw. Door naar de capability (in plaats van de
voorziening) te kijken om te oordelen over leefkwaliteit, verschuiven we de
focus van een wijkgerichte naar een mensgerichte benadering. Denk bijvoorbeeld
aan een denkbeeldige stad waar openbaar vervoer goed bereikbaar is voor alle
bewoners. Op basis van een ‘voorzieningen’-benadering zou je de leefkwaliteit
voor alle inwoners een hoge score geven, maar het is goed mogelijk dat iemand
die geen reisvergoeding ontvangt hier geen dagelijks gebruik van maakt.
Andersom kunnen voor het bereiken van eenzelfde capability-niveau voor twee personen verschillende voorzieningen
nodig zijn: zo kan een persoon met een lichamelijke beperking een aangepast
vervoersmiddel nodig hebben om dezelfde mate van mobiliteit te bereiken als een
persoon zonder beperking.
2: Ze houdt rekening met diverse omgevingscondities
De capability-benadering
houdt er rekening mee dat mensen in diverse omgevingscondities leven. Denk
bijvoorbeeld aan een openbaar park in een buurt: dit wordt in conventionele
methoden vaak genoteerd als een indicator die per definitie de leefkwaliteit
vergroot. Toch zijn er veel factoren die bepalen of dit park daadwerkelijk een
rol speelt voor de leefkwaliteit van inwoners. Een slecht onderhouden park
trekt minder mensen dan wanneer het maandelijks wordt bijgehouden. In een park
waar een gevaarlijke weg langs loopt, spelen minder kinderen. Een park in een
buurt met een hoge criminaliteit weerhoudt meer mensen ervan om er naartoe te
gaan. Elk gebiedsontwikkelingsproject heeft zo unieke omgevingscondities die
meewegen in de mate waarin voorzieningen bijdragen aan de capability van
mensen. Wanneer we deze condities negeren, blijft het uiteindelijke oordeel
over de leefkwaliteit beperkt.
3: Ze brengt invloedrijke procesfactoren in beeld
De benadering brengt het proces van gebiedsontwikkeling in
beeld. Hoewel op de ontwerptafel een buurtcentrum om de sociale relaties in een
wijk te versterken niet snel een verkeerd idee lijkt, kan een speciaal
aangewezen buurtmanager soms veel betekenen voor een succesvol gebruik ervan.
In dat geval speelt de inrichting van het ontwikkelproces een belangrijke rol
in de conversie van ruimtelijke voorziening naar capability. Ook op een
abstracter schaalniveau staan institutionele processen soms in verband met de
uiteindelijke leefkwaliteit van mensen. Zo bracht Aedes (branchevereniging voor
woningcorporaties) afgelopen februari in het rapport ‘Veerkracht
in het corporatiebezit’ institutionele veranderingen bij woningcorporaties
en de zorg in verband met de achteruitgaande leefbaarheid in corporatiewijken.
Door ons te richten op capability in plaats van ruimtelijke
voorzieningen alleen, erkennen we de rol die het proces van
gebiedsontwikkeling speelt voor de leefkwaliteit van mensen. Ze brengt – naast de ruimtelijke inrichting – dus meer factoren in beeld
die bepalend zijn voor sociale meerwaarde in gebieden.
Breder kijken
Natuurlijk heeft het toepassen van de capability-benadering ook nadelen. Het vereist een kwalitatieve onderzoeksmethode waarin je een rijk begrip van een gebied moet opbouwen. Ook moet je kijken hoe factoren die bijdragen aan de leefkwaliteit van bewoners in de gebiedsontwikkeling zijn geïntegreerd. Dit kost meer tijd en is meer werk dan een kwantitatieve benadering, waarin met sociaaleconomische cijfers en geografische gegevens wordt gepuzzeld.
Toch kan een uitgebreidere, rijkere meetmethode deze moeite waard zijn, omdat we zo meer informatie krijgen over de factoren die bijdragen aan leefkwaliteit van mensen in gebieden. Door breder te kijken en de context in ogenschouw te nemen, komen we dichter bij kennis over hoe sociale investeringen in gebieden daadwerkelijk meerwaarde opleveren. Zo kunnen deze investeringen effectiever hun maatschappelijke én financiële doel bereiken.
Cover: Charlotte Roebers
Meer weten over dit onderzoek? Neem contact op met promovendus Céline Janssen via Celine.Janssen@tudelft.nl
Dit artikel verscheen in onze gebiedsontwikkeling.krant, zomereditie 2020. Lees hier de andere artikelen en bekijk de gehele krant!
Cover: ‘sociale waarden illustratie - Charlotte Roebers’