Verslag Dat was de vraag die centraal leek te staan bij de lezing van Guest Urban Critic Patrick Janssens, burgermeester van Antwerpen. Leek, want Janssens startte zijn inspirerende lezing direct met de opmerking dat hij vooral het verhaal van Antwerpen wilde vertellen, en niet vond dat dit klakkeloos op andere (haven)steden geplakt kon worden. Janssens benadrukte dat iedere stad haar eigen unieke broncode heeft, en dat het die identiteit is die versterkt kan worden. Door zich te wapenen tegen imitatie kon Janssens een stap zetten richting een beter Antwerpen. Of dit organische stadsontwikkeling was, zoals de ondertitel beloofde, bleef gedurende de avond in het midden. Bevlogen presenteerde deze burgermeester met visie wel hoe architectuur en stedenbouw succesvol als instrument ingezet zijn in het ontwikkelen van een nieuwe stedelijke dynamiek en identiteit voor Antwerpen.
Wat kan Rotterdam leren van Antwerpen?
Het stadslogo van Antwerpen met bijpassende slogan: ’t stad is van iedereen.
‘Antwerpen is van iedereen - Afbeelding 1’
De lezing van Patrick Janssens was geïnitieerd door de Van der Leeuwkring als onderdeel van het Guest Urban Critic programma. De Van der Leeuwkring bestaat uit Rotterdamse ondernemers die actief zijn in de stedelijke ontwikkeling. Vanuit het private opdrachtgeverschap en persoonlijke betrokkenheid bij de stad Rotterdam willen zij bijdragen aan een meer vitale Rotterdamse publieke ruimte. In dit programma was eerder plaats voor internationale experts als Larry Beasley, Allan Jacobs en Elizabeth Macdonald, en meer dan Janssens zou doen koppelden zij hun specifieke ervaring aan de Rotterdamse context en opgaven. Het programma was meer dan alleen de lezing van Patrick Janssens, 28 november in het Rotterdamse Hofplein theater. Eerder waren er al twee stadsbezoeken aan Antwerpen waarin relevante projecten bezocht en onderzocht werden.
Janssens begon zijn lezing met een schets van de politieke context van de afgelopen jaren, zowel in Vlaanderen als in Antwerpen zelf. Hij schetste het beeld van een groeiende discrepantie tussen de politiek en de bevolking door de groei van de overtuigend rechtse politieke partij Vlaams Blok. Dit resulteerde na enkele jaren in een situatie waarin het Vlaams Blok nooit in enige coalitie werd gerepresenteerd, maar in iedere verkiezing toch kon rekenen op circa een derde van de stemmers. Antwerpen was verworden tot een plek waar men eigenlijk liever niet meer wilde wonen, en als men ook maar de kans kreeg verwisselden ze de stad voor de groene periferie. Janssens zei dit te vertellen niet als een waardeoordeel, maar als een raamwerk waarin er een grote behoefte was aan nieuwe stedelijke identiteit voor Antwerpen.
Het vertrekpunt hierin was om de Antwerpenaren te laten zien dat er een rijke historie was, maar dat er vooral een mooie toekomst kon zijn als mensen op een andere manier zouden gaan samen leven. Deze redenering, die wellicht is terug te leiden op Janssens achtergrond als socioloog, werd versterkt door het subtiel implementeren van het nieuwe stadslogo. Deze voorzichtige positieve communicatie moest laten zien dat inhoud boven vorm werd gesteld, ’t stad is van iedereen. Janssens benadrukte dat de lat erg hoog was gelegd omdat Antwerpen zelf liet zien dat zowel goede als slechte beslissingen honderden jaren door werkten, de horizon moest dus verder dan de komende verkiezingen. Vanaf 2006 werd dit nieuwe beleid duidelijk gearticuleerd. Janssens omschreef dit als een sterk geloof dat de hardware voor de software komt. Het veranderen van maatschappelijke gedragingen is volgens hem alleen mogelijk door interventies in infrastructuur en de gebouwde omgeving. Janssens illustreerde dit met drie succesvolle projecten, volgens hem het resultaat van ‘structureel denken’.
Het eerste voorbeeld was het Park Spoor Noord. Dit 18 hectare grote spooremplacement werd door de spoorwegen niet meer gebruikt, maar had een zeer strategische plek omdat het feitelijk drie geïsoleerde woonwijken kon verbinden. Het was een project dat al lang sluimerde, maar waarover nooit was gecommuniceerd en, volgens Janssens belangrijker nog, nooit was geënthousiasmeerd. Het park dat ontworpen werd door Secchi & Vigano ontwikkelde zich als een enorm populaire plek, maar verhoogde direct ook de woonkwaliteit van de omliggende wijken. Het tweede voorbeeld dat Janssens gaf was het voormalig Militair Hospitaal. Als Groen Kwartier wordt dit project ontwikkeld tot het grootste bouwblok van de stad, met kwalitatief groen en een uitgekiend woonprogramma. De grond werd voor 10 miljoen euro aangekocht en vervolgens met duidelijke regels op de markt aangeboden. Een methode die volgens Janssens vaak wordt toegepast, daar de gemeente zelf bijna geen grond bezit. Om dit goed te doen is 2008 het autonome gemeentebedrijf Stadsplanning Antwerpen opgericht.
Het derde project dat Janssens liet zien was ’t Eilandje, de oude dokken van Antwerpen. Deze voormalige werven aan de kant van de binnenstad waren door noordelijke uitbereiding van de haven volledig verlaten. Grenzend aan het Park Spoor Noord zat hier echter een enorme potentie om van deze oude dokken een bruisende stadswijk te maken. Kavel per kavel wordt dit gebied op de markt gebracht, weer met scherpe voorwaarden. Het MAS (museum aan de stroom) van Neutelings Riedijk werd hier snel ontwikkeld en dient als katalysator van dit vernieuwingsproces. In hoeverre deze ontwikkeling nu daadwerkelijk organisch of spontaan was werd echter niet helemaal duidelijk. De voorwaarden die Janssens beschreef kwamen over als erg dichtgetimmerd en die zin probeerde de gemeente Antwerpen toch een scherpe regierol te verwerven.
In zijn lezing kwam Janssens vaak terug op het Stadsplanning Bedrijf. Hij vertelde over de strategie van de gemeente om individuele panden op te kopen die verkeren in een slechte staat en ook nog eens gesitueerd waren in verloederde wijken. De markt hield zich hier verre van, en als publieke investering liet het Stadsplanning Bedrijf jonge architecten er gedurfde ontwerpen voor maken en plaatste ze terug op de markt. De reeds 200 gerealiseerde projecten hadden vrijwel altijd een klein verlies, maar gaven volgens Janssens een enorme impuls aan de wijk. Een vergelijkbare strategie werd toegepast voor de politiebureaus. Deze waren veelal gesitueerd op overbleven plekken, slecht bereikbaar en zichtbaar. Uit onderzoek bleek dat wonderlijk genoeg meer contact met de politie resulteerde in een betere reputatie. Dit resulteerde in een strategie waarbij het imago van de politie verbeterd werd door het aanpakken van hun kantoren. Het bureau B-architecten won de uitgeschreven prijsvraag en ontwikkelde hippe, eigentijdse maar vooral toegankelijke politiebureaus.
Janssens sloot zijn lezing af met een pleidooi voor echte publieke ruimte, en kwam daarmee eigenlijk terug op zijn vertrekpunt van de samenleving die de dynamiek van de stad maakt. Volgens Janssens moet de publieke ruimte in een volle stad van iedereen zijn en heeft dat gestimuleerd door een grote hoeveelheid evenementen te faciliteren. Evenementen die altijd open toegankelijk moesten zijn, en waarbij geen entree gevraagd mocht worden. Een radicale keuze, maar wel een keuze die heeft gewerkt en haar steentje heeft bijdragen aan dynamische stadontwikkeling in Antwerpen.
Zie ook:
Cover: ‘Antwerpen is van iedereen - Afbeelding 1’