Nieuws Den Haag - De meeste aanbevelingen van de parlementaire enquêtecommissie liggen in de lijn van de voorstellen van minister Stef Blok die nu al bij de Tweede Kamer liggen. Op een aantal punten gaan de voorstellen verder. Bij één daarvan vliegt de commissie uit de bocht: het voorstel om corporaties failliet te kunnen laten gaan, is ondoordacht.
In de voorstellen die de commissie formuleert is het maar een minuscule aanduiding: “De commissie beveelt daarom aan om bij corporaties die in financiële problemen komen, ook de faillissementsoptie consequent in ogenschouw te nemen.” In de tekst die hier aan voorafgaat wordt beredeneerd dat het borgingsstelsel een zekerheid biedt, waardoor de moral hazard op de loer ligt. Immers: “Banken, projectontwikkelaars en corporatiedirecteuren wanen zich veilig als corporaties in problemen toch altijd worden gered met geld van de sector of de achtervangers.” Het lijkt er op dat de strijdlustigheid van de commissie om alle onrecht en alle onkunde te straffen, hier is doorgeslagen. Want wie wordt er nu eigenlijk gestraft met een faillissement van een corporatie? Uiteindelijk de huurders van diezelfde corporatie. We mogen aannemen dat als er aanleiding zou zijn om een faillissement aan de orde te stellen, er aan te wijzen is welke rol de bestuurder, de raad van commissarissen en/of toezichthouders daarin hebben gespeeld. We mogen dan ook wel aannemen dat in dat geval de commissie voldoende aan haar trekken kan komen door degenen die verantwoordelijk zijn voor die faillissementachtige situatie te straffen. Maar de huurders zouden toch daarvan geen of zo weinig mogelijk pijn moeten ondervinden. Zijn die er bij gebaat dat een curator hun huizen gaat verkopen aan de eerste de beste koper die zijn eigen voorwaarden kan stellen aan een doorstart?
De behoefte aan stoere taal schiet door. De onderlinge waarborg is van wezenlijk belang om goedkoop te kunnen blijven lenen. Juist nu de commissie bepleit dat de corporaties nog alleen sociale woningen beheren en bouwen, is er alle aanleiding om goedkoop te kunnen blijven lenen. Die onderlinge waarborg moet dus blijven om corporaties die in problemen zijn te helpen. Faillissementen lossen niets op.
Op de vraag wat nog het takenpakket mag zijn van corporaties lijkt de commissie Van Vliet verder te gaan dan de voorstellen die minister Blok nu bij de Tweede Kamer heeft liggen. Blok stelt voor: corporaties richten zich op hun kerntaak (sociale woningen met een paar extra onderdeeltjes). Voor de commerciële taken geldt dat ze die apart moeten gaan administreren (en commercieel financieren) of in aparte dochterondernemingen onderbrengen (ook commercieel gefinancierd). Bij beide vormen geldt dat er geen geld van de sociale woningen mag weglekken naar het commerciële deel. De enquêtecommissie lijkt een stap verder te gaan. Die zegt: “Geen commerciële nevenactiviteiten meer”, en “bestaande nevenactiviteiten verantwoord afbouwen.” Het verschil lijkt op het eerste gezicht niet zo erg groot maar dat is het zeker wel. Op veel plaatsen (zie ook het rapport van de zes TU Delft-professoren van oktober 2014: ‘Wonen 6.0: over de toekomst van de sociale huisvesting in Nederland’) is gewezen op de megaoperatie die corporaties te wachten staat als ze de door de minister gewenste administratieve of juridische scheiding aan moeten brengen. De commissie vindt dat die operatie vermeden kan worden: “Daarnaast worden ook kosten en administratieve lasten bij corporaties voorkomen die gepaard zouden gaan met de juridische of administratieve splitsing van daeb-taken en niet-daeb-taken.”
Volgens de commissie moeten de niet-daeb-taken (= commerciële) worden afgebouwd waarbij “de wijze waarop en het tempo waarin dat gebeurt, zodanig moeten zijn dat geen verlies of weglek van maatschappelijk vermogen optreedt”.
Hier ligt een essentiële keuzemogelijkheid voor de Tweede Kamer. Niemand twijfelt er aan dat bij een fors deel van de politiek het voorstel dat nu bij de Kamer ligt, gezien werd als een tussenstap: tijdelijk administratief of juridisch het commerciële bezit afzonderen, is niet meer of niet minder dan het hapklaar maken voor verkoop aan commerciële beleggers. Van Vliet c.s. lijken te zeggen: sla die tussenstap maar over, verkoop direct aan de markt. De professorale TU-groep pleit voor een 90-10-regel: maak het de corporatie mogelijk om 10 procent commercieel bezit aan te houden. Dat zou bij nogal wat corporaties voldoende zijn om de splitsingskosten te voorkomen. Dat betekent dat er bij die corporaties niet veel hoeft te veranderen.
Zie ook:
Cover: ‘corporatiewoning | wikimedia commons’ door CorporatieNL (bron: Flickr) onder CC BY 2.0, uitsnede van origineel