Opinie Het Energieakkoord regelt dat de bebouwde omgeving in 2050 energieneutraal is. Maar is dat ook realistisch? Over hoeveel zonnepanelen hebben we het? En willen we die wel massaal op ons dak?
Mooi, dat Energieakkoord. Eindelijk zijn er duidelijke afspraken over de verduurzaming van de Nederlandse energievoorziening. De eerste tussenstap is dat in 2020 één op de zeven huishoudens voor een substantieel deel duurzaam en decentraal in de elektriciteitsvraag voorziet. En vervolgens dus energieneutraal. Mijn onderbuik vertelde me dat die doelstelling wel eens praktisch problemen kan geven. Over hoeveel vierkante meter zonnepanelen (PV) hebben we het dan eigenlijk? Of hoeveel windmolens? Collega Jos de Vries (expert op het gebied van energie) en ik zijn maar eens gaan rekenen. Had mijn onderbuik gelijk?
We hebben aangenomen dat ons land 7 miljoen huishoudens telt en evenzoveel woningen, goed voor 15% van het totale Nederlandse energieverbruik. We hebben ook aangenomen dat huishoudens (woningen gebruiken immers geen energie, mensen wel) jaarlijks gemiddeld 3.500 kWh elektriciteit en 1.500 m3 aardgas gebruiken. Uitgangspunt is bovendien dat tegen die tijd de warmtevraag van alle woningen tezamen met een derde is gereduceerd en dat één op de drie woningen van biogas of duurzame (rest)warmte wordt voorzien. Voorzichtige schattingen dus.
Voorzichtige schattingen of niet, gemiddeld heb je dan nog altijd 50 m² PV per woning nodig. Een abstract cijfer dat al een beetje denkbaar wordt als je het vergelijkt met 70.000 voetbalvelden, tien keer meer dan die van alle voetbalclubs tezamen. Het alternatief is dat we 7.500 windturbines inzetten met een capaciteit van 3 MW, een verviervoudiging van het huidige aantal windmolens op land. Nog steeds een abstract verhaal. Wat betekent het praktisch? Dit: als we allemaal in een rijwoning zouden wonen, dan moeten we vrijwel het gehele dakvlak van al die woningen beleggen met zonnepanelen. Met zonoriëntatie, dakramen en dakkapellen houden we dan geen rekening. Probleem is echter dat we niet allemaal in een rijtjeshuis wonen. Bijna één op de drie huishoudens woont gestapeld. Amsterdammers bijvoorbeeld, die wonen gemiddeld drie tot vier hoog.
Ambtenaren en adviseurs hebben voor de hoofdstad berekend dat een gemiddeld huishouden al met 20 m² zonnepanelen uit de voeten kan voor een energieneutrale woning. Aangenomen dat die sommetjes kloppen, dan is het probleem nog steeds dat ook op het gemiddelde Amsterdamse dak er eenvoudigweg geen plaats is voor 60 tot 80 m² PV. Dan kun je natuurlijk kiezen voor windmolens. Maar wat nu als de provincie Noord-Holland het je verbiedt om windmolens op land te plaatsen, omdat zij ze liever in zee ziet? Dan komt er van duurzaamheidambities in het algemeen en van het energieakkoord in het bijzonder waarschijnlijk maar bar weinig terecht. Dan moet je óf energie- en duurzaamheidsambities bijstellen óf terugkomen op eerder genomen besluiten. Conclusie. Je kunt niet én energieneutraal zijn én op grote schaal geen zonnepanelen of windmolens willen. Kortom, je moet keuzes maken. En laat dat nu precies zijn waar het met duurzaam ontwikkelen allemaal mee begon. Vandaag keuzes maken waar je morgen geen spijt van krijgt. Dat begint echter met een nuchtere en soms ontnuchterende benadering van de opgave.
Bas van de Griendt is als manager MVO en Duurzaam Ontwikkelen verantwoordelijk voor de duurzaamheidsagenda van Bouwfonds Ontwikkeling
Zie ook:
- Redactioneel artikel 'Energieakkoord impuls voor gebouwde omgeving'
Cover: ‘Zonnencellen’ door zstock (bron: Shutterstock)