Het wordt vast goed

9 juli 2014

4 minuten

Opinie Fata Morgana’s zijn luchtspiegelingen boven een oververhit maaiveld. Ze putten de reiziger uit, omdat ze steeds net over de horizon de belofte van een verfrissende oase aanbieden en zodra je een beetje die kant oploopt, zijn ze weer weg. Dat is het beeld dat bij me opkomt als ik ’s avonds door het Hoog Catharijne gebied van Utrecht naar huis rijd. Na meer dan 25 jaar plannenmakerij en 7 jaar bouwactiviteiten, is het een bouwwoestijn met daarlangs een aantal verleidelijke borden met vergezichten op een fraaie singel, die ooit zou kunnen komen. Ik kan me maar niet aan de indruk onttrekken dat er slimmere methodes zijn om een singel aan te leggen. Natuurlijk is het een ingewikkelde opgave, maar dat komt omdat het ingewikkeld gemaakt is, met parkeergarages en winkelgebieden, cultuurpaleizen en het drukste station van Nederland die we allemaal in elkaar willen laten haken. Maar dat wil ik nog wel accepteren. Wat mij ergert, is het ogenschijnlijk ontbreken van enige logica om zo’n bouwproject niet een lijdensweg voor de stad te laten zijn. Als er een betonnen heipaal gelost moet worden, staat de file tot aan de afslag op de A2 en zonder enige gêne wordt op het hoogtepunt van de bouwwerkzaamheden de Croeselaan gesloten voor een ander bouwproject en de NS begint op dat zelfde moment met het verbouwen van het enige andere viaduct waarmee je de binnenstad kan bereiken. En dat dan 12 jaar lang. Alle middenstand langs deze aanstaande singel is al verdord. Het is een vorm van civieltechnische masochisme. En vooral niet zeiken, het wordt vast goed.

Ik kan een vergelijkbaar verhaal vertellen over het Centraal Station in Rotterdam, de overkapping van de A2 bij Leidsche Rijn, de Noord/Zuidlijn van Amsterdam en natuurlijk binnenkort in datzelfde theater en mijn favoriet, de overkapping van de Zuidas. Allemaal projecten met een ongekende impact op het functioneren van de stad, alsof je een openhartoperatie uitvoert op een patiënt die gewoon door moet werken. Het doel heiligt de middelen lijkt het en het verlies aan gebruikskwaliteit, aan waarde omdat de stad lokaal op zijn gat ligt, speelt nauwelijks een rol bij de afweging om zo’n project te beginnen. Tegen de tijd dat de nieuwe luchtspiegeling gerealiseerd is, hebben we natuurlijk weer een andere luchtspiegeling gevonden waar we naar toe gaan rennen, zodat we altijd in een “werk in uitvoering” leven. Als ik de verantwoordelijke wethouders erop aanspreek, wuiven ze mijn bezwaren meestal weg met een verwijzing naar het mooie perspectief aan de horizon. Een beetje pijn moesten de stadsbewoners maar lijden, en daarna wordt het pas echt mooi en je weet het Rudy (knipoog, vingertje priemende in mijn middenrif) “Die stad komt nooit af”. En daar zit nu precies de denkfout.

De ambitie moet zijn dat de stad af is, elke dag. De stad is de belangrijkste voorwaarde van onze welvaart en ons welzijn. Dat is al vele duizenden jaren zo en nu meer dan ooit. We leven in het tijdperk van de nieuwe stedelijke economie. Een goed functionerende stad produceert de grootste dichtheid van kansen op sociaal, economisch en cultureel vlak. Steden slagen, omdat ze een goed functionerende infrastructuur hebben en steden mislukken als de bestuurders er een potje van maken. Dat is het verhaal achter steden als Pittsburgh, Havana en Detroit. Het dagelijks functioneren van de stad moet een kerntaak zijn voor stadsbestuurders. Dat gaat over bouwprojecten, verkeersmanagement, inrichting van het openbaar gebeid en onderhoud van gebouwen. De denkfout zit in onze naoorlogse overconcentratie op het maken van gebouwen en tegelijk de onderwaardering van de publieke en collectieve ruimte. Een stad wordt in ons denken alleen beter door nieuwe gebouwen toe te voegen. Die ruimte daartussen is meestal niemandsland, van iedereen en dus van niemand. Dan maakt het ook niet uit dat het een bouwplaats is. Elke vastgoedeconoom kan je vertellen dat een euro geïnvesteerd in de kwaliteit van de publieke ruimte, een groot multipliereffect heeft op de waarde van de langs liggende gebouwen.

Ik pleit daarom voor een portefeuille “stedelijk beheer” in alle grote steden. Iemand die elke dag opstaat met de zorg dat ook vandaag de stad moet functioneren en die de bouwers het vuur aan de schenen legt als het om de kwetsbaarheid van de omliggende stad gaat bij bouwprojecten. Ik pleit dus ook voor een verbeterde bouwpraktijk die wel gevoelig is voor de impact op de gebouwde omgeving en die niet alleen bezig is met het eindresultaat. Non-destructieve bouw, zeg maar. Het gaat elke dag om de kwaliteit van de stad. Elke survivaldeskundige kan u vertellen dat de oplossing voor de verdwaalde reiziger in de woestijn niet achter de horizon ligt, maar dichterbij. Een verborgen bron of een plant die water vasthoudt. Het goud ligt op straat, en met name op het moment dat de publieke middelen schaars zijn.


Portret - Rudy Stroink

Door Rudy Stroink

Dutch Spring


Meest recent

Kantoren rondom tuin in Warschau, Polen door Grand Warszawski (bron: Shutterstock)

Hittestress en de Europese stad: maak meer gebruik van innovatie en co-creatie

In Europese steden wordt veel te weinig gedaan om hittestress te beperken. Dat concludeert adviesbureau Sweco. De onderzoekers bevelen aan de nadelige effecten van hitte in steden te verzachten door onder meer innovatie en co-creatie.

Onderzoek

15 juli 2024

Typische Nederlandse polder door Wut_Moppie (bron: shutterstock)

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied, deze bouwstenen helpen op weg

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied is kansrijk maar dan moet er wel aan verschillende randvoorwaarden worden voldaan. Marijn van Asseldonk van Het PON & Telos zet er zes op een rij.

Analyse

15 juli 2024

Eerste woning in Sidhadorp, Lelystad door Rob Bogaerts / Anefo (bron: Wikimedia Commons)

Van de groeikernen via Vinex naar de Novex, Michelle Provoost zoekt naar lessen

Vinex blijft de gemoederen bezig houden, nu ook in een historisch perspectief en een vergelijking met de groeikernen. INTI-directeur Michelle Provoost pleitte in de PBL-Academielezing voor meer continuïteit in beleid.

Verslag

12 juli 2024