30 november 2012
3 minuten
Verslag Nu het geloof in de markt als de plaats waar complexe problemen in een spel van vraag en aanbod het beste kunnen worden opgelost aan erosie onderhevig is en het vertrouwen dat de overheid veel van die taken weer kan terugnemen ontbreekt, vindt het pleidooi voor burgers die meer verantwoordelijkheid nemen voor de publieke zaak gretig aftrek. Voor die verschuiving zijn verschillende verklaringen te geven. De rek is uit de overheidsfinanciën, met een sterke beperking van de financiële slagkracht van de overheid als gevolg. Daarnaast groeit het besef dat veel maatschappelijke vraagstukken te ingewikkeld zijn voor de overheid om ze te kunnen oplossen. Dat heeft geleid tot het steeds luider klinkende pleidooi dat politiek en bestuur mensen en hun verbanden in staat moeten stellen zelf het heft in handen te nemen, omdat die vaak beter dan de overheid in staat zijn om maatschappelijke problemen op te lossen
Naar een nieuwe verhouding tussen overheid, markt én samenleving
Met zijn doelstelling te komen tot een compacte overheid sloot het kabinet-Rutte I zich bij de roep om een verschuiving van taken en verantwoordelijkheid naar de samenleving aan. Minister Spies van Binnenlandse Zaken vroeg de Raad voor het openbaar bestuur in dat kader om advies over de vermaatschappelijking van overheidstaken. Volgens de Raad is sprake van vermaatschappelijking als de overheid publieke taken en de daarbij behorende verantwoordelijkheden en bevoegdheden overlaat aan burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven.
Veel taken die we nu als overheidstaken omschrijven, zijn ooit begonnen als particulier initiatief. In de loop van de twintigste eeuw zijn de taken steeds meer bij de overheid komen te liggen. Die voerde ze samen met verzuilde maatschappelijke organisaties uit, maar vanaf de jaren tachtig werd ook steeds vaker naar de markt gekeken. De laatste jaren is men (deels) teruggekomen van die nadruk op de markt. Daarvoor in de plaats is een sterkere focus op de samenleving, op individuele burgers en hun verbanden gekomen.
Tal van maatschappelijke organisaties op het gebied van zorg, onderwijs en woningbouw komen voort uit de historisch sterke betrokkenheid van mensen op elkaar. Maar net als publieke taken, zijn deze organisaties in de loop der tijd verschoven van de samenleving via de overheid naar het domein van de markt. Zij zijn daardoor ontheemd geraakt; ze zijn van de overheid noch de markt en de samenleving is uit zicht geraakt. Deze veelal als maatschappelijke onderneming aangeduide organisaties zijn te veel losgeraakt van de mensen voor wie zij hun publieke taken uitvoeren. Die verbinding moet worden hersteld. In tal van maatschappelijke organisaties herleeft daarom het besef dat zij in de eerste plaats ‘eigendom’ zijn van de leerlingen en hun ouders, de patiënt en de huurder.
Aan pleidooien voor burgers die meer taken van de overheid moeten overnemen ligt doorgaans het impliciete oordeel ten grondslag dat burgers zich nu nog te weinig betrokken tonen of onvoldoende hun verantwoordelijkheid nemen. Een overvloed aan onderzoeken toont echter aan dat Nederland zich kan verheugen in zeer actieve en betrokken burgers. In de vorm waarin mensen hun betrokkenheid tonen, heeft wel een verschuiving plaatsgehad. Kleinschalige, losse en informele groepen winnen aan belang ten koste van de geformaliseerde organisaties. Ook de motivatie die mensen tot actie aanzet is veranderd. Maar Nederland heeft internationaal gezien nog steeds bovengemiddeld veel vrijwilligers, die bovendien uitzonderlijk veel werk verzetten. De Nederlandse samenleving bestaat dus eigenlijk uit gedroomde burgers: mensen die actief willen zijn voor hun buurt, wijk of vereniging. Die blijken onder voorwaarden in staat en bereid om meer publieke taken op te pakken.
Voor een pdf van de volledige publicatie zie bijlage.
Zie ook:
Cover: ‘Thumb_samenwerking en allianties_0_1000px’ door Onbekend (bron: Shutterstock)