Verslag Ter gelegenheid van haar vijfjarig bestaan organiseerde Bureau Buhrs op 11 april jl. de masterclass “Participatie en communicatie: de nieuwe generatie”. Het communicatiebureau heeft samen met SmartAgent de methodiek “De burger is ook een mens” ontwikkeld, waarbij het participatieproces afgestemd wordt op de belevingswerelden van betrokken bewoners. Op de feestelijke locatie van Eye filmmuseum in Amsterdam werd de methodiek door Michel Buhrs toegelicht aan de hand van het BSR-model en twee inspirerende cases.
Basis: Het BSR-model
Aan de basis van de ontwikkelde methodiek ligt het BSR-model van SmartAgent. Ieder mens heeft andere behoeften, waardoor mensen op verschillende manieren naar de wereld kijken en andere keuzes maken. Het BSR-model onderscheidt vier groepen mensen op basis van hun belevingswereld, die alle vier aangeduid worden met een eigen kleur:
- ‘Rode’ mensen: extraverte mensen, gericht op de eigen persoon: assertieve, energieke mensen, gericht op het verleggen van grenzen.
- ‘Blauwe’ mensen: introverte mensen, gericht op de eigen persoon: ambitieuze, dynamische mensen, gericht op manifestatie en controle.
- ‘Gele’ mensen: extraverte mensen gericht op de groep: sociale, open mensen, gericht op gezelligheid en sociale banden.
- ‘Groene’ mensen: introverte mensen gericht op de groep: serieuze, bedachtzame en nuchtere mensen op zoek naar zekerheid in hun eigen directe omgeving.
Methodiek “de burger is ook een mens”
De methodiek gaat ervan uit dat de verschillende belevingswerelden anders tegen instituten/ gezag en veranderingen aankijken. Zo wil een ‘rood’ persoon graag ideeën generen en ziet deze het instituut (bijvoorbeeld een woningcorporatie) als een klankbord, terwijl een ‘groen’ persoon het instituut liever ziet als gids in het participatieproces, maar wel graag gehoord wil worden. In een wijk is volgens Michel Buhrs (eigenaar van Bureau Buhrs) altijd een mix van belevingswerelden aanwezig. Door al vroeg in het proces de combinatie van belevingswerelden te leren kennen, kunnen het type activiteiten en de communicatiemiddelen afgestemd worden op de belevingswerelden in de wijk. Buhrs: “Beleving is richtinggevend voor het participatie- en communicatieproces”. Zo passen informele, sociale bijeenkomsten als werkgroepen en wijkfeesten volgens Buhrs bij mensen behorende tot de ‘gele’ belevingswereld. ‘Blauwe’ bewoners voelen zich beter thuis bij zakelijke bijeenkomsten, zoals expertmeetings met een heldere agenda en een goed voorbereide gespreksleider.
Case 1: De Wesselerbrink in Enschede
Marita Flier van Hegeman Bouwgroep licht toe hoe de methodiek in de praktijk kan leiden tot hoge tevredenheidscijfers. In de wijk de Wesselerbrink in Enschede organiseerde Hegeman Bouwgroep het renovatieproces voor een woningcorporatie. Het doel van de participatie was om zo veel mogelijk bewoners deel te laten nemen aan het renovatieproces en een zo hoog mogelijke tevredenheid te bereiken. Omdat al vroeg in het proces bekend werd dat zich voornamelijk ‘gele’ en ‘groene’ bewoners in de wijk bevonden, werd ingezet op “samen dingen doen”. Een woonconsulente verbleef gedurende het gehele renovatieproces, wat een jaar duurde, in een modelwoning in de buurt en fungeerde als persoonlijk, laagdrempelig aanspreekpunt. Uitnodigingen voor participatie-activiteiten werden persoonlijk rondgebracht. Het resultaat van de aanpak was dat het team van opdrachtgevers zowel elkaar als de bewoners gedurende het jaar steeds beter leerde kennen. Het aantal woningen dat zonder opleverpunten werd opgeleverd nam gedurende het proces toe en de tevredenheid onder bewoners was volgens Marita Flier hoog: “Inzicht in je bewoners geeft verrassend veel informatie en maakt het ook leuker voor bewoners en opdrachtgevers!”
Case 2: Jeruzalem in Amsterdam
De tweede case maakt duidelijk dat een bepaalde mix van belevingswerelden in een wijk niet altijd tot eenzelfde participatie- en communicatiestrategie zal leiden. Het is belangrijk om de buurt goed te kennen: “Ga praten met bewoners en verdiep je in de geschiedenis”.
Jerzualem is een naoorlogse wijk in Amsterdam die voor herstructurering in aanmerking komt. Wanneer Bureau Buhrs aangesteld wordt, is al gedurende tien jaar geprobeerd om in samenwerking met bewoners tot een stedebouwkundig plan te komen, maar is dit proces steeds vastgelopen op tegenwerking uit de buurt. De ‘groene’ en ‘rode’ belevingswereld blijken in de wijk voornamelijk aanwezig te zijn; een problematische, tegengestelde combinatie volgens Buhrs. Hij daagt de zaal uit om met voorstellen voor een participatiestrategie te komen, wat een aantal verschillende aanpakken oplevert. Geopperd wordt om de ‘rode’ bewoners mee te laten denken over de langetermijnvisie en de ‘groene’ bewoners meer op detailniveau te betrekken. Er wordt opgemerkt dat ook de kleinere groep van ‘gele’ bewoners in de buurt ingezet kan worden om ‘rood’ en ‘groen’ te verbinden.
De toegepaste strategie blijkt echter anders. De tegenwerking in de wijk bleek voornamelijk van een kleine groep actievoerende ‘rode’ bewoners te komen, die de wat timidere ‘groene’ bewoners beinvloedden. De participatiestrategie richtte zich daarom voornamelijk op de ‘groene’ bewoners met als doel om “rood van groen los te weken”. Er werden informatieavonden gepland waarbij voornamelijk ingezet werd op het buurtgevoel en de buurtidentiteit. De buurt zou niet zozeer veranderen, enkel vernieuwen. De structuur van de wijk werd niet veranderd en er werd geprobeerd om zoveel mogelijk bewoners terug te laten keren in de wijk. Gedurende het proces werden de ‘groene’ bewoners steeds nieuwsgieriger, terwijl de acties van de rode groep verminderden. Waarom is het participatieproces ditmaal gelukt en de jaren daarvoor niet? Volgens Buhrs kan het gevoel wat opdrachtgevers hebben bij een wijk anders zijn dan de daadwerkelijke situatie, omdat sommige bewoners nadrukkelijker hun mening etaleren. Helderheid over de beleving is daarom belangrijk, wat je vervolgens kan inzetten in de participatiestrategie.
Zie ook:
Cover: ‘Eye museum, Amsterdam’ door Fotografiecor.nl (bron: Shutterstock)