25 februari 2014
6 minuten
Verslag Steeds vaker kiezen ouderen ervoor om zelfstandig te blijven wonen. Deze ontwikkeling wordt versterkt door het verdwijnen van de wooncomponent uit de AWBZ. Hierdoor is alleen bij een aanzienlijke zorgzwaarte nog toegang mogelijk tot intramurale zorg. Deze gecombineerde ontwikkeling betekent flinke veranderingen voor het op ouderen gerichte zorg- en woonaanbod. Door het verleggen van de geldstromen komen immers zowel de zorg- als de vastgoedexploitatie in de knel. Voor de gemeente Velsen reden om alle betrokkenen bijeen te brengen aan Kennistafels Wonen, Welzijn, Zorg (WWZ). Doel van dit initiatief is te komen tot een eigentijds zorg- en woonaanbod aan de inwoners van Velsen.
Velsen bundelt krachten met Kennistafels Wonen, Welzijn, Zorg
Mentaliteitsverandering
De nieuwe koers sluit goed aan op de trend om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Zorginkoper Frans Blokland (V&V regio Kennemerland, Achmea Zorgkantoor): “We zijn op dit punt toe aan een mentaliteitsverandering. Decennialang was het de praktijk dat men kort na het 65ste levensjaar vrijwel automatisch in een bejaardenhuis belandde met alles erop en eraan. Dat is gigantisch aan het veranderen, waardoor we weer moeten leren beter om ons heen te kijken.” Bart van der Neut, directeur Socius Maatschappelijke Dienstverleners: “Er is in de loop der jaren veel consumentisme ontstaan. Veel ouderen zijn heel goed in staat om zich zelf te redden.”
Anderzijds blijven er kwetsbare ouderen met een behoefte aan verzorgd wonen, dus de vraag naar een dergelijke vorm van huisvesting blijft. Huisarts Luc Verkouteren pleit daarom voor een zekere flexibiliteit: “Er zullen altijd schrijnende gevallen zijn die net niet aan de nieuwe classificering van de zorgzwaartepakketten voldoen. Een te starre opstelling op dit punt vind ik onwenselijk.”
Opgave: eigentijdse invulling van de gebouwen
Eduard van Bockel, Secretaris Raad van Bestuur Zorgbalans: “Door het niet langer mogen opnemen van lichtere gevallen ontstaat er leegstand. In Velsen huren we al onze zes locaties van Woningbedrijf Velsen. Als huurcontracten voor een leegstaande kamer doorlopen, dan kun je dat niet al te lang volhouden. Maar het afstoten van locaties komt neer op kapitaalvernietiging.” Daarom is de opgave om gezamenlijk een tot andere, eigentijdse invulling van de gebouwen te komen, geeft ook Ted Kuné, directeur Woningbedrijf Velsen aan. “Een complicerende factor is dat wat voor de zorgleverancier kosten zijn, voor het woningbedrijf juist inkomsten zijn in de vorm van huuropbrengsten. Ogenschijnlijk spelen er dus tegengestelde belangen.”
“Een kans ligt in het deels ombouwen van de locaties tot ruimtes van twee of drie kamers om zelfstandig in te wonen. Dat zal niet overal even eenvoudig zijn. Maar met name in de nieuwere gebouwen liggen zeker mogelijkheden om aantrekkelijke, verhuurbare wooneenheden te creëren.” Van Bockel: “Samen met de woningcorporatie en de welzijnspartijen bekijken we of een deel van onze locaties is om te vormen tot eigentijdse woonzorgcentra voor kwetsbare ouderen. Mensen betalen in de nieuwe situatie zelf weliswaar hun huur, maar aanvullend zijn er concrete mogelijkheden voor zorg en ontmoeting (woonservicevoorzieningen). De gemeente heeft hier als verantwoordelijke voor nieuwe taken in de WMO vanaf 2015 eveneens belang bij. Het samenbrengen van kwetsbare mensen maakt het immers mogelijk om ook de voorzieningen te clusteren. Dat maakt een efficiëntere inzet van het beschikbare budget mogelijk.”
Toevoegen van functies
Kuné: “Aanvullend kan gedacht worden aan het toevoegen van andere functies, waardoor je mensen van buitenaf naar binnentrekt. Denk aan een voorziening als een buurtrestaurant. De toegang is dan niet langer leeftijdsgebonden. Langs deze weg kunnen verzorgingshuizen zich ontpoppen tot plekken die wijkgerichte voorzieningen bieden voor allerlei doelgroepen.”
Hierbij kan worden voortgeborduurd op de ervaringen van Stichting Welzijn Velsen met het clusteren van activiteiten. De stichting clusterde haar activiteiten nadat ze op 1 januari 2012 het ouderenwerk in haar portefeuille kreeg. “Buurthuizen hadden overdag een schraal aanbod en zaten ’s avonds mudvol, terwijl dit bij de dienstencentra voor ouderen precies andersom was. Daardoor is het er alleen maar leuker op geworden, terwijl de gebouwen veel intensiever worden gebruikt,” aldus Allart van Deventer, directeur Stichting Welzijn Velsen.
Wijkgerichte huisartsencentra
Verkouteren: “Mijn ideaalbeeld over pakweg vijf jaar is dat het gezondheidsdeel van de ouderenzorg vanuit wijkgerichte huisartsencentra wordt aangestuurd. Hiervoor kan een coördinator in iedere praktijk worden aangesteld. Deze kan de hulpverleners persoonlijk, dus niet via de telefoon, aansturen om thuiszorg te leveren. Het zou helemaal mooi zijn als dan ook iemand van de gemeente een dagdeel per week in de huisartsenpraktijken aanwezig is om alle WMO-vragen van patiënten te beantwoorden.”
“Deze ontwikkeling past bij de veranderingen die de huisartszorg de afgelopen jaren heeft ondergaan; een verbreding van de praktijk, veel meer gericht op chronische zorgbehoeften. We kunnen de extra druk zeker aan, mits deze gefaciliteerd wordt. Hier wringt de schoen. De verzekeringsmaatschappijen moeten namelijk zorgen voor de juiste budgetten om dit te doen. Het kan er namelijk niet bij.”
“Van belang is het intensiveren van de samenwerking in de eerste lijn, met name tussen de mensen die rechtstreeks in contact staan met de doelgroep. Voor de huisarts zie ik daarin een rol weggelegd als coördinator van de curatieve zorg. Te meer daar wij regelmatig contact hebben met vrijwel alle ouderen. Welzijns- c.q. thuiszorgorganisaties komen nog regelmatiger langs en zijn de aangewezen instanties om een oogje in het zeil te houden. De onderlinge samenwerking moeten we goed uitwerken. In de praktijk van alle dag is dat overigens nog niet zo eenvoudig, ook gezien de papierwinkel die bij een beetje hulpvraag moet worden ingevuld.”
Samenwerking intensiveren
Opgave is om met dezelfde middelen meer te doen. Dit vraagt een intensivering van de samenwerking tussen de zorgaanbieders, huisartsen, welzijnspartijen, corporaties en gemeente. De wethouders te Beest en Westerman willen daarom de eigen taken zoals het loket van voorzieningen uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en het subsidiëren van welzijn en zorg zo goed mogelijk afstemmen met de andere partijen. Zodat de dienstverlening in de zorg een nieuwe impuls krijgt. Van Bockel: “Straks gebeurt de financiering immers minder vanuit gescheiden hokjes en dat zorgt voor kortere lijnen.”
Socius zet in op de vorming van sociale wijkteams, met als belangrijk aandachtspunt vroegsignalering. Van der Neut: “Daarnaast zal de druk op mantelzorgers en vrijwilligers toenemen, te meer daar vanuit het beleid veel van hen wordt verwacht. Maar in vergelijking met het buitenland zijn bij ons procentueel gezien al heel veel mantelzorgers en vrijwilligers actief. Het is dus nog maar de vraag of de verwachting van de politiek op dit punt realistisch is.”
Van der Neut ziet voor de gemeente een rol weggelegd als regisseur. Bijvoorbeeld door partijen te vragen om met een aanbod te komen, al dan niet in gezamenlijkheid.
Van Deventer: “Met het initiatief van de kennistafels pakt de gemeente haar regierol uitstekend op. We leren elkaar persoonlijk beter kennen en horen tegelijkertijd wat organisaties wel en niet kunnen. Op die manier ontstaan nieuwe ideeën.”
Voor de volledige publicatie Kennistafel Wonen, Welzijn, Zorg, zie bijlage.
Zie ook:
Cover: ‘2014.02.25_samenwerking in de eerste lijn_180’