Verslag Veiligere, schonere en gezondere steden dankzij vergaande toepassing van nieuwe technologieën. Dit is in een notendop de portee van het smart city-denken. In een verstedelijkte wereld, is de gedachte, kunnen mondiale omgevingsvraagstukken het beste op stedelijke schaal worden getackeld. Maar biedt de ‘smart city’ ook een sociaal perspectief? En hoe stellen we ons de ‘smart citizen’ voor?
De ‘smart city’ als maatschappelijke opgave
Tijdens de zesde editie van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR) Urban by Nature organiseert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) twee symposia. De eerste bijeenkomst, op 5 juni, was gewijd aan De infrastructuur van de Smart City. PBL-directeur Maarten Hajer leidde het thema in. Of de samenleving zich op een kantelpunt bevindt, zoals wel wordt beweerd, betwijfelt hij. Maar, zegt Hajer, dat de omgang met voedsel, grondstoffen, energie en mobiliteit forse vraagstukken opwerpt, staat buiten kijf. Een doelmatig stedelijk metabolisme is de opgave van de 21e eeuw. Anders gezegd: de stofwisseling moet slimmer.
Programmeren of geprogrammeerd worden?
In een ‘smart city’, is het idee, zijn fysieke en digitale infrastructuren middelen om de stad zuiniger, efficiënter en leefbaarder te maken. Een gedachte die razendsnel opgang maakt, merkt Hajer op. “Als ik alle uitnodigingen om te spreken over ‘smart cities’ zou accepteren, zou ik permanent op reis zijn. Het is fascinerend, dat van Canada tot China wordt gesproken over dit concept alsof er een oplossing is voor grote, wereldwijde problemen op het moment dat we die bij steden neerleggen.” Toepassingen van het concept zijn in ontwikkeling. De zelfrijdende auto, bijvoorbeeld, die verkeer en vervoer efficiënter en veiliger maakt. Of de stedelijke controlekamer, waarin de integratie van camera’s, sensoren, rekenmodellen en andere geavanceerde ICT het mogelijk maakt de stedelijke dynamiek te volgen en te sturen. In Rio de Janeiro is zo’n ‘city dashboard’ gefabriceerd in de aanloop naar het WK voetbal.
Tegelijkertijd, legt Hajer uit, lijkt de tijd van grote systemen voorbij. Is de toekomst niet aan ‘smart citizens’, zelfredzame en initiërende burgers die dankzij apps in staat zijn om fijnstofconcentraties in de stad te meten of via internet geluidsniveaus rondom Schiphol achterhalen? “De discussie rond ‘smart cities’ is breed, kortom, en mijn vraag is: wat willen wij ervan?” Hajer geeft het publiek een prikkelende propositie mee: “Als je de ‘smart city’ niet programmeert, dan programmeert de ‘smart city’ ons.”
Overheid als regisserende deelnemer
Jan Hendrik Dronkers, directeur-generaal Rijkswaterstaat, en Marleen Stikker, directeur Waag Society, geven hun eigen invulling aan het ‘Smart City’-concept. Dronkers koppelt stedelijke ontwikkeling aan de transitie in rolopvatting van overheden. Hij schetst voortvarend het perspectief van een overheid die in overleg met plaatselijke belanghebbenden tot een oplossing komt. Het vormgeven van de stad van de toekomst gaat voor Rijkswaterstaat niet langer gepaard met van hogerhand opgelegde aanleg van lijninfrastructuur. Nee, zegt Dronkers, Rijkswaterstaat hanteert de leefomgeving als uitgangspunt. “Infrastructurele vraagstukken worden inrichtingsvraagstukken waarvoor burgers, rijksoverheid, lokaal bestuur en andere belanghebbenden op voet van gelijkwaardigheid een oplossing zoeken. De overheid is een deelnemer, maar wel een die vanuit algemene belangen de benodigde regie voert.”
In een project als Ruimte voor de Rivier heeft deze werkwijze haar beslag gekregen. Maar ook de gekozen vorm van ondertunneling van de A2 in Maastricht, multifunctioneel en geïntegreerd in de stad, is het resultaat van een participatief proces. “En het werkt, kan ik u verzekeren. Toen ik onlangs Maastricht bezocht, werd ik door een groepje burgers gefeliciteerd met het project. Een aanwinst voor de stad, zei men.” Dronkers ziet een stad voor zich waarin bewoners actief participeren in oplossingen voor infrastructuur én zich, dankzij slimmere transportmiddelen, effectiever gebruik van infrastructuur en betere beheersing van vervoersstromen, soepel en multimodaal door die stad bewegen.
‘If you can’t open it, you don’t own it’
Marleen Stikker betoogt dat het “enthousiast binnenhalen van technologie om problemen op te lossen” een keerzijde heeft. Ze neemt een gespleten houding waar ten opzichte van technologische vooruitgang. Een ongebreideld optimisme over het potentieel gaat samen met angst en onzekerheid over de gevolgen. Wie weet wat? “Er is een ratrace aan de gang: wie heeft de meeste data en kan de beste analyses maken?” Het is mogelijk om op basis van enorme datastromen een real-timebeeld van de stad op te roepen en aan de hand van simulaties patronen en ontwikkelingen te voorspellen. Dit wordt in toenemende mate de basis voor beleid en voor het plegen van interventies. Maar, waarschuwt Stikker, elke visualisatie is ‘ook maar’ een verhaal op basis van een set gegevens, open voor interpretatie. Wat betekent dat je zou willen én moeten kunnen weten waar de onderliggende data vandaan komen en hoe ze tot stand zijn gekomen. “Mijn motto is: ‘If you can’t open it, you don’t own it’.”
De strippenkaart voorbij
De digitale systemen die nu worden ontwikkeld, bevorderen transparantie bepaald niet, zegt Stikker. “Het achterliggende systeem van de ov-chipkaart weet meer over mijn reisgedrag dan ikzelf, en ik weet niets van het systeem. De wederkerigheid in de relatie tussen technologie en gebruiker is verdwenen. Met mijn strippenkaart kon ik het vervoer van andere mensen betalen. Met mijn ov-chipkaart is dit onmogelijk. De technologie maakt ons in feite dommer en beperkter, ook in sociaal opzicht. Terwijl vanuit de optiek dat alles efficiënter kan, steeds meer systemen met dit karakter het daglicht zien.” Of het nu gaat om slimme meters voor de individuele energiehuishouding of systemen voor het sturen van stedelijke vervoersstromen: infrastructuur voor het meten, aggregeren en analyseren van data – de digitale infrastructuur van de ‘smart city’ – zou volgens Stikker een open karakter moeten hebben. Zodat gebruikers – de ‘smart citizens’ van morgen – eigenaar kunnen zijn van de vraagstukken én de oplossingen. Daartoe zou openheid van systemen en data een voorwaarde moet zijn in alle aanbestedingen. “Ik denk dat we de slimme stad moeten bouwen op basis van wederzijds vertrouwen.”
Afval scheiden, taken scheiden
Na een kleine onderbreking presenteren vier genodigden in kort bestek hun perspectief op het thema. Stefan Kuks (Unie van Waterschappen) gaat in op de multifunctionele rol van water in het stedelijk metabolisme. Als drager van medicijnresten, bijvoorbeeld, is stedelijk water een bron van vervuiling. Een waterschap zou de emissie ervan door huishoudens kunnen monitoren. “Als u veel reststoffen van medicijnen afscheidt, kan de overheid die verantwoordelijk is voor de verwijdering ervan u zodoende verzoeken ze niet in het riool te storten maar in een plaszak op te vangen en apart in te leveren. Maar mogen wij, de waterschappen, zulke informatie wel verzamelen?” Waarmee ook Kuks signaleert dat ‘smart’-concepten wezenlijke vragen oproepen over verhoudingen tussen publiek en privaat domein.
Guido Braam (Circle Economy) schetst de eindigheid van de lineaire consumptie. Grondstoffen raken een keer op en dus is het zaak afvalstromen als bron te behandelen en de stoffenketen te sluiten. Ondernemers, maar ook stedelijke buurtgemeenschappen zijn volgens Braam in staat om dit op stedelijk niveau te organiseren. “Maar ondernemers hebben data nodig om de mogelijkheden, op systeemniveau, in kaart te brengen. Buurtgemeenschappen kunnen, wanneer zij de ruimte krijgen om publieke taken uit te voeren, bij uitstek baten voor de omgeving laten meewegen.” In beide gevallen, concludeert Braam, zou de overheid een steentje kunnen bijdragen om dit mogelijk te maken.
De sociale dimensie
Een tegengeluid komt van Chris Sigaloff (Kennisland). In de opvattingen die over de ‘smart city’ de ronde doen mist zij een perspectief: dat van de burgers met weinig kansen, die allesbehalve mondig en zelfredzaam zijn. “Wat als je niet ’smart’ bent?”, vraagt ze zich af. “Wat gebeurt er met mensen die geen affiniteit hebben met technologie, geen onderdeel zijn van een netwerk, zich niet geroepen voelen of niet in staat zijn om gemeenschappelijke opgaven te lijf te gaan? Werken slimme steden sociale ongelijkheid in de hand?” Sigaloff breekt een lans voor het inbedden van ‘smart’-denken in de scholen. “In een slimme stad wordt van onderop, van begin af aan de vraag gesteld: wat is ‘smart’ voor jou?”
Ook Jorick Beijer (Blossity) vraagt aandacht voor de sociale dimensie van stedelijke ontwikkeling. Een slimme stad, stelt hij zich voor, is een stad waarin meer wordt samengewerkt tussen verschillende disciplines. “Ik, een stedenbouwkundige, trek op met een gezondheidswetenschapper om te kunnen bedenken hoe we werken aan een gezonde stad.” Niet de gebouwen maar de structuren zijn bepalend voor de stad van de toekomst, stelt hij, en dat betekent dat ontwikkeling alleen succesvol kan zijn wanneer alle partijen die de stad vormen medezeggenschap hebben. Dat vergt een andere rolopvatting van diverse belanghebbenden, van architecten tot en met bestuurders. “Ik sluit me graag aan bij de oneliner ‘Not a spatial plan, but a social plan’.”
Zie ook
Cover: ‘2014.06.11_Slim is nog niet sociaal_660px’