Persoonlijk De toetsversie van de Omgevingswet biedt de bestuurlijke koepels de gelegenheid om aanpassingen te bepleiten. Dit gebeurt zowel via formele overleggen als via de informele en publieke kanalen. Voor wat de provincies aangaat roert gedeputeerde van Noord-Brabant Yves de Boer zich graag in het publieke debat. Wat hij mist is een instrument om de provinciale belangen te bewaken tegenover gemeenten die te zeer hun eigen gang willen gaan. Ook vindt hij reparatie nodig van de onderdelen toezicht en handhaving met betrekking tot bedrijfslocaties.
Interview met Yves de Boer, Gedeputeerde Noord-Brabant
Hoe kijkt u naar het wetgevingstraject tot nu toe?
Yves de Boer: ‘De bedoeling van de Omgevingswet is om het gemakkelijker en eenduidiger te maken op het ruimtelijke domein voor overheden, burgers en bedrijven. Dat past bij de huidige tijd die vraagt om eenvoudiger en minder regelgeving. Maar er zitten ook risico's aan als je in een keer een veegactie houdt en een hele hoop verschillende wetgeving op een berg veegt. Je kunt nooit alles tegelijk opdoeken, dus je begint met een raamwerk, dat je later verder invult. Het risico is dat je dan op een bepaald moment iets hebt dat nog niet volledig is. Op de ministeries wordt er hard aan gewerkt om dit risico op te vangen en ik moet zeggen: petje af voor het tempo waarin de toetsversie tot stand is gekomen. Minister Schultz van Haegen en I en M verdienen een compliment voor die voortvarendheid.
Is de Omgevingswet een volledig technocratisch project of spelen ideologische of partijpolitieke accenten ook een rol?
‘De Omgevingswet is helemaal gedepolitiseerd. Er zitten geen duidelijke politieke kleuren in. Het gaat het er om het instrumentarium te vinden dat past bij de huidige samenleving en het huidige tijdsgewricht. Integraal te werk gaan, belangen weten te koppelen. Meer flexibiliteit, meer maatwerk, meer mogelijkheden kunnen bieden aan de samenleving.’
Is de geest van de wet al vaardig in Noord-Brabant?
‘Jazeker. We werken bijvoorbeeld met alliantiemakelaars. Zij leggen nieuwe, niet-hiërarchische verbindingen met de samenleving en zonder elkaar met juridische instrumenten te bestoken. Dit is bijvoorbeeld gelukt in het veeteeltdossier: drie dagen hebben we met elkaar op de hei gezeten en een akkoord weten te sluiten. Brabant werkt ook met gebiedsagenda’s, wat het ministerie uitermate apprecieert. Gebiedsagenda’s stoelen sterk op samenhang, dat past ook bij de Omgevingswet. Het zit ook in onze meerwaardebenadering: in sommige projecten schuilen zoveel nieuwe dingen die aan elkaar gekoppeld zijn, die zijn zo specifiek, hiervoor treden we even buiten onze Structuurvisie en Verordening Ruimte. Dus we maken er niet meteen generiek beleid voor. Een voorbeeld: een mestvergister op een landgoed. Aan dit project doen het landgoed, de boeren en de ondernemer mee. Het is een unieke combinatie waarmee je in een keer heel veel winst in een gebied kunt boeken. Dat zit ook in de Omgevingswet: die flexibiliteit en het creëren van maatwerk. Dus is de wet voor ons nieuw? Ja, in de zin dat er teksten, boeken, cursussen en juristen bijkomen, maar in feitelijk denken en in bestuurscultuur hebben we er al behoorlijk mee geoefend.’
Verandert politiek Den Haag voldoende mee?
‘Ik zie dat het kabinet heel duidelijk binnen de nieuwe bestuursstijl wil werken, maar dat de Tweede Kamer nog in de molen zit van: alles moet controleerbaar zijn en aan termijnen gekoppeld. En dan heel snel klaarstaan met de opgeheven vinger. Wat de regering betreft zijn er naast I en M als uitblinker ook departementen die in het oude blijven hangen. Binnenlandse Zaken is nogal mechanisch met het binnenlandse bestuur bezig. Kijk maar eens naar de dossiers over landsdelen en opschaling van gemeenten. Er moeten landsdelen komen en gemeenten moeten minimaal 100.000 inwoners hebben. Die discussie over landsdelen wil ik trouwens best voeren, als mij maar wordt verteld welk probleem we daarmee gaan oplossen. De minister van IenM heeft echter steeds aangegeven: de provincie is een bestuurslaag die ertoe doet. Ook Economische Zaken loopt wat mechanisch door het proces inzake proefboringen naar schaliegas. Inspraak wordt heel procedureel geaccepteerd via de MER en dergelijke, maar echte samenspraak is er nog nauwelijks. Burgers die rustig moeten wachten tot het belletje gaat waarna ze een briefje of een mailtje mogen indienen - zo werkt de samenleving niet meer.’
Op welke punten willen de provincies de toetsversie aanpassen?
‘Nou, de provincies hebben heel kritisch gekeken naar hun instrumentarium. Als gedeputeerde van Noord-Brabant zeg ik dat wij zeer hechten aan het instrument van de reactieve aanwijzing, ook wel correctieve instructie genoemd. Dat is de mogelijkheid om de gemeenten te toetsen aan de provinciale belangen, zoals het Rijk kan toezien op de rijksbelangen. Dit instrument dreigt – of dreigde – weg te vallen. De gemeenten bij monde van de VNG vonden dat deze zogenoemde bemoeizucht verdwijnen kon. Ze verdienen het vertrouwen dat ze hun zaakjes zelf goed zullen regelen, is het argument. Dat vind ik te makkelijk gezegd. Vertrouwen is goed, de gemeenten in Brabant krijgen ook veel vertrouwen, maar er zijn ook grotere provinciale belangen te verdedigen. In Brabant hebben we bouwblokken gemaximeerd op anderhalve hectare. Dan is er een gemeente die zegt: wij gaan over onze eigen grond en zetten een bouwblok van 2,5 hectare in het bestemmingsplan. En dat zonder verdere motivering op basis van de Verordening Ruimte. Daar zouden we dan straks niets meer tegen kunnen doen.’
‘Niettemin onderschrijf ik de oproep van de minister om de boel niet dicht te regelen. Het gevaar bestaat dat de uitwerking van de wet straks op een stapeling van AmvB´s uitloopt. Wat aan de voorkant eenvoudig was, wordt dan aan de achterkant weer diffuus gemaakt. Het is belangrijk hier goede regie op te voeren. Probleem is wel dat de samenleving bij elk incident of elke actualiteit om nieuwe regels vraagt. Neem schaliegas op dit moment. Opeens roept een gemeente: ‘Het zal bij ons niet gebeuren! Provincie doe iets!’ Aan de ene kant heeft men de provincie helemaal niet nodig maar als het zo uitkomt opeens wel. De reactieve aanwijzing willen we voortaan aan twee scherpe voorwaarden koppelen: we zullen in het gebruik ervan voorspelbaar zijn – in onze Structuurvisie en Verordening Ruimte staan onze provinciale belangen messcherp omschreven en daar zullen we in ieder geval niet buiten gaan – en we zullen er terughoudend mee zijn.’
Welke andere aanpassingen vindt u noodzakelijk?
‘Dan kijk ik naar het VTH-traject: vergunningverlening, toezicht en handhaving. Sommige punten mogen nog wel wat sterker worden weggezet. Bedrijven die nu onder provinciaal toezicht staan kunnen daar straks wel eens buiten vallen. Dan heb je meteen een tamelijk groot probleem te pakken. Kijk maar eens naar de zaken die recent hebben gespeeld: Odjfell in de Rotterdamse haven, Thermphos in Zeeland, Chemie-Pack en afvalbedrijf Reiling bij ons in Brabant. In de Omgevingswet komt het begrip ‘inrichting’ te vervallen, het gaat alleen nog maar over ‘activiteiten’ van een bedrijf. Daar is lastiger vat op te krijgen. In de huidige situatie is toezicht en handhaving van de ‘complexe inrichting’, zoals een chemisch bedrijf of een afvalverwerker, duidelijk toegewezen aan de provincie. Bij losse activiteiten kunnen een of meerdere activiteiten van een complexe inrichting zomaar overgaan naar de gemeente. We moeten voorkomen dat er straks met de vinger naar elkaar wordt gewezen. Kijk maar naar wat er bij al die bijna-rampen gebeurt, dan komen er commissies en onderzoeken en altijd is er een moment dat Barbertje moet hangen. Dat is op zich prima, maar zoek met het ruime begrip ‘activiteiten’ maar eens uit wie waar precies verantwoordelijk voor is. In de huidige situatie is het duidelijk waar de verantwoordelijkheden liggen. De samenleving vraagt om die duidelijkheid.’
‘Bijkomend punt is de verschuiving van specifieke vergunningen naar algemene regels. Krijgen we straks de situatie dat een maand of twee na de start van een bedrijf de overheid gaat kijken of dat bedrijf zich aan de algemene regels houdt? De vraag is of dit goed gaat uitpakken. Kortom, wat mij betreft, vooruit met de Omgevingswet, zij het met de nodige reparaties aan het VTH-traject en met behoud van de reactieve aanwijzing.’
Zie ook:
- Omgevingswet moet lokaal maatwerk faciliteren. Redactioneel interview Arjan Bregman
- 'Laat de wet geen trendbreuk veroorzaken'. Interview Peter Noordanus
- Congres Omgevingswet 25 september 2013
- Themapagina Omgevingswet
Cover: ‘2013.09.04_noord-brabant werkt al in de geest omgevingswet_660’