Analyse De ruimte om ons heen is een handtekening van een tijdperk. De stand van de economie, de heersende politieke opvattingen en maatschappelijke discussies zijn zichtbaar in de architectuur en manier waarop vorm wordt gegeven aan gebiedsontwikkeling. Hoewel de geschiedenis zich pas na verloop van de tijd laat duiden, doet de serie over ‘gebiedsontwikkeling in een tijd van pril herstel’ de komende weken een schot voor de boeg. Wat is de handtekening van deze tijd en hoe draagt gebiedsontwikkeling daaraan bij? Het gaat om de zichtbare toegenomen maatschappelijk ongelijkheid, een radicale breuk op het leven op (te) grote voet van de jaren ’00 en meer aandacht en zeggenschap van de gebruikers van gebouwen en ruimte.
De dominante handtekeningen van een tijdperk zijn overal om ons heen te zien. Markante gebouwen en kerken uit de 17e eeuw; de krotten van eind 19e eeuw, nu veelal populaire opgeknapte wijken rondom de binnenstad; of de naoorlogse bouwdrift met als piek de zee aan hoogbouwflats begin jaren ’70. Ieder tijdsperk zet zijn eigen stempel op de gebouwde omgeving. Zelf groeide ik in de jaren ’80 op in de wijk Lunetten in Utrecht. De start van de wijk lag eind jaren ’70, dus dat betekende veel woonerven met bielzen en schuttingen. Veilig, saai, maar degelijk. Na de oliecrisis begin jaren ’80 was er duidelijk minder geld beschikbaar. Het stratenpatroon werd simpeler, de architectuur soberder. De wijk werd letterlijk grijzer. Voordeel van die ouderwetse straten van asfalt, een goot en een stoep was dat je daar wel kon stoepranden.
Ongelijkheid
In de huidige periode van gebiedsontwikkeling in pril herstel zijn ook een paar duidelijke handtekeningen te zien. Ten eerste is de ongelijkheid in de samenleving meer zichtbaar dan pak weg een decennium geleden. Dat geldt zowel landelijk als lokaal. Over heel Nederland bezien wordt de scheiding tussen de Randstad en de overige landsdelen groter, zeker de krimpgebieden. In het verleden is regelmatig geprobeerd met grote economische en ruimtelijke investeringen de verschillen te overbruggen. Denk aan de Eemshavens, de Blauwe stad of de vestiging van kantoren van de Belastingdienst in Heerlen of de KPN in Groningen. Het mag niet baten: de aantrekkingskracht van de Randstad is te groot, de economische potentie van de perifere delen te gering.
Faillissement
Tekenend voor het huidige tijdsbeeld is dat veel meer dan vroeger het eigen karakter en de kracht van de perifere delen worden benoemd dan wordt geïnvesteerd in grote programma’s. Nederland is geen eenheidsworst. Het faillissement van aluminiumfabriek Andel in Groningen toonde de terughoudendheid van het rijk om kosten wat het kost regionale werkgelegenheid te behouden. De gevraagde investering was terug te rekenen op 500.000 euro per baan. Dat was te gortig, hoe spijtig dan ook voor de Groningse economie.
If mayors ruled the world
Andersom wordt steeds meer zichtbaar dat Nederland economisch drijft op de grote agglomeraties. Ruimtelijke investeringen renderen hier het meest. In zijn baanbrekende boek stelt Benjamin Barber de vraag wat er zou gebeuren ‘als burgemeesters de wereld zouden regeren?’ Zijn voorspelling is dat steden veel beter dan landelijke regeringen in staat zijn om actuele problemen op te pakken. Nederland als een van de meest verstedelijkte gebieden is een toonbeeld dat de stelling wel eens zou kunnen kloppen. De grote steden van Nederland bepalen in sterke mate de koers van Nederland. De gebiedsontwikkeling is daarvan een afspiegeling. Zie de omvang van projecten als OV-SAAL, of de A12-zone bij Utrecht.
De gedeelde stad
Op lokaal niveau is de scheiding tussen sociaal-economische groepen een terugkerend thema. De rij bij de bakker of het voetbalveld worden vaak genoemd als de laatste plekken waar bevolkingsgroepen nog vanzelf mengen. Op de arbeidsmarkt, de woningmarkt en het cultureel leven is de scheiding al langer zichtbaar. En steeds sterker. De actuele veranderingen in de corporatiesector geeft daar een nieuwe dimensie aan. Hun speelruimte was door de crisis al kleiner geworden, wat als gevolg van de parlementaire enquêtecommissie verder wordt doorgezet. De focus op de kernopgave heeft een verscherpt effect op de tweedeling in steden.
Corporatiebezit
Er wordt minder gebouwd, en tegelijk verkopen corporaties grote delen van hun voorraad. Het aandeel van de corporatiewoningen ten opzichte van gehele woningvoorraad neemt hierdoor snel af. Op zich is dat logisch: het corporatiebezit komt beter in verhouding met de omvang van de beoogde doelgroep. Het corporatiebezit in de populaire delen van de stad neemt af. Het eigendom concentreert zich in de buitenwijken. In steden is de sociaal-economische scheiding van groepen in de stad steeds sterker. De kans om bij de bakker een praatje te maken met iemand die je niet tegen komt in je werk of sociale leven, wordt kleiner.
Afspiegeling
Is hiermee het ideaal van de ongemengde stad verlaten? Ik denk het niet; eerder het integendeel. Na decennia van bovengemiddelde dominantie van sociaal-economisch zwakkere groepen zijn steden tegenwoordig een betere afspiegeling van de maatschappij. Welke andere voorbeelden van de toegenomen zichtbare sociaal-maatschappelijke scheiding is zichtbaar in Nederland? Welke bijdrage kan gebiedsontwikkeling spelen om die trend te versterken dan wel tegen te gaan? Ik ben benieuwd naar uw voorbeelden.
Andere artikelen uit deze serie:
- Gebiedsontwikkeling in tijden van pril herstel
- Naar een stapsgewijze aanpak van stationsgebieden
- Transformatie niet geschikt voor golddiggers
Zie ook:
Cover: ‘2014.12.16_De zichtbare handtekening van gebiedsontwikkeling_660’